1950 tot 1954

De tram als oplossing voor de woningnood: een goed plan?

Na de oorlog kampt de stad Groningen met een grote woningnood. Dat vraagt om creatieve oplossingen. Op de avond van 21 november 1949 buigt de gemeenteraad zich over een opmerkelijk voorstel van het college van burgemeester en wethouders. 

De tram als oplossing voor de woningnood: een goed plan?

Het Tramdorp bevond zich van 1950 tot 1954 ten noorden van het spoor aan de westzijde van de Friesestraatweg. - Foto: Fotobedrijf Piet Boonstra, 1952, collectie Groninger Archieven

Het Gemeentelijk Trambedrijf is bezig haar elektische trams te vervangen door trolleybussen en bussen en er worden 19 tramwagens overbodig. Deze tramwagens kunnen worden omgebouwd tot noodwoningen, met een gemeenschappelijke waterkraan en zes privaten. Aan de Friesestraatweg is een stuk gemeentegrond beschikbaar. De tramwoningen moeten de noodopvang in de school aan de Dirk Huizingastraat vervangen, zodat de school weer voor het onderwijs gebruikt kan worden.

Het plan

Niet alle gemeenteraadsleden zijn even enthousiast over het plan. Er volgt een pittige discussie. Zo zijn er twijfels over de hygiëne. Zijn zes toiletten en en één waterkraan wel genoeg voor 19 gezinnen? Zou er niet een gezamenlijke wasruimte kunnen komen? En zou het niet beter zijn om enkele tramwagens samen te voegen, zodat er geschikte woonruimte is voor grotere gezinnen? Wethouder Aarsen-Jansen benadrukt dat de trams alleen in het geval van uiterste nood bewoond zullen worden en zeker niet jarenlang door dezelfde mensen. Maar sommige raadsleden twijfelen hier aan. De woningnood is heel erg groot. Er is vraag naar 5000 woningen. Die trams zullen dus binnen de kortste tijd vol zitten. En dat het college ervoor kiest om alle trams bij elkaar te zetten, op een terrein dat voorlopig niet ergens anders voor gebruikt wordt, suggereert al dat het wel eens een langdurige zaak kan gaan worden. De wethouder belooft dat ze de kwestie van de toiletten en een wasruimte nog eens zal bestuderen. Het voorstel wordt aangenomen.

In het archief van Dienst Stadsuitbreiding en Volkshuisvesting zijn de bestekken van het tramdorp bewaard gebleven. Op deze bouwtekeningen is te zien hoe de tramwoningen en de gezamenlijke voorzieningen eruit zien. Er zijn drie typen trams. Het meest voorkomende type is 6,85 m lang. Er zijn ook langere wagens: twee van 9 meter en drie van 8,3 meter. In zo’n wagen is ruimte voor een keukentje, een woonkamertje met een kachel en een slaapruimte met een vierpersoonsstapelbed (twee tweepersoonsbedden boven elkaar). Er is geen stromend water en geen gootsteen of wastafel. Daarvoor moeten de bewoners naar het wasgebouwtje dat er op verzoek van de gemeenteraad is gekomen. Op de bouwtekening is te zien dat er ook meer toiletten en waterkranen zijn gebouwd dan in het oorspronkelijke voorstel van het college.

De werkelijkheid

Op papier ziet het plan voor het tramdorp er best bewoonbaar uit, maar de werkelijkheid valt tegen. De eerste bewoners betrekken hun tramwagen de zomer van 1950. Hoewel de wethouder heeft gezegd dat de woningen als tijdelijke huisvesting zijn bedoeld, wonen sommige van deze eerste bewoners er in de herfst van 1952 nog - in armzalige omstandigheden. Op 24 oktober besluiten een aantal bewoners samen een brief te schrijven aan de burgemeester.

Enkele raadsleden gaan in het tramdorp kijken en vertellen in de raadsvergadering hoe verschrikkelijk de toestand in zo'n tramwoning is. Allereerst zorgt de luchtafzuiging in het keukentje voor grote problemen. Omdat het keukentje zo klein is, moet de bewoner de deur naar de woonkamer open zetten om zich te kunnen bewegen. Om de dampen van het koken weg te krijgen, moet de buitendeur ook open. Als dat in de winter niet kan vanwege de kou, verspreiden de dampen zich door de wagen en slaan tegen het plafond, waar ze condenseren en weer naar beneden druppen. Ook heeft de tramwoning alleen een kast, zonder deurtjes, waardoor er niets is om het voedsel tegen ongedierte te beschermen. Toch vindt de wethouder het niet nodig om de woningen te verbouwen of ook maar kastdeurtjes aan te brengen, want volgend jaar kunnen alle bewoners immers naar een echte woning. De brief wordt afgedaan.

Daar nemen de trambewoners geen genoegen mee. Op 20 november 1952 schrijven ze een nieuwe brief. Ondanks de belofte van het college dat het tramdorp binnen een jaar zal worden gesloopt, willen zij toch opnieuw aandacht vragen voor hun slechte leefomstandigheden. Want de winter komt er aan en de vorige winter hebben ze het heel zwaar gehad. Sommige trambewoners moesten ’s nachts in een omgekeerde tafel slapen, omdat hun beddegoed was vastgevroren aan de zijkanten van het bed! Maar ook deze brief wordt door de gemeenteraad voor kennisgeving aangenomen. En hetzelfde gebeurt met de brief die de bewoners op 25 april 1953 sturen. De wethouder zegt dat de toestand in het tramdorp haar zeker aan het hart gaat. Maar er zijn andere woningen waar de situatie even schrijnend is. In veel woningen wonen noodgedwongen meerdere gezinnen samen.

Pers

Ten einde raad zoeken de bewoners contact met de pers. In een ingezonden brief klagen ze opnieuw over de vochtigheid:

“Elke winter moeten de moeders zeker 2 à 3 keer nieuw beddegoed aanschaffen omdat al[l]es verrot, terwijl alle luchtjes in de kamer doordringen.”

Nieuwsblad van het Noorden, zaterdag 23 mei 1953

Maar ook een persoffensief mag niet baten. Het duurt nog tot 1954 voor de laatste bewoners van het tramdorp een echt huis krijgen.