Ekenstein bij Tjamsweer
Een paar kilometer ten westen van Tjamsweer ligt aan het Damsterdiep het buiten Ekenstein. Net als het vlakbij gelegen Rusthoven is Ekenstein rond het midden van de 17e eeuw gebouwd. In 1648 liet de Groninger stadssecretaris Johan Eeck het huis met bijbehorend schathoes bouwen. Het landgoed kreeg de naam Ekenstein, naar de eigenaar. De familie Eeck gebruikte Ekenstein als zomerverblijf tot het in 1723 werd verkocht.

Over het uiterlijk van het huis is weinig bekend. Wel is er een schets van de hand van kaartenmaker J. Tideman bekend. Hierop staat een langwerpig gebouw, evenwijdig aan het Damsterdiep. Aan de linkerkant een iets vooruitstekende barokke klokgevel met daarin een voordeur en een kamer met drie ramen. Die ramen zitten zo hoog, dat er waarschijnlijk een kelder onder de kamer heeft gezeten. De rechtervleugel van het gebouw zaten vijf grote en hoge ramen met daarboven vijf ronde vensters. De vleugel had een zadeldak dat even hoog was als het dak van de klokgevel.
Het gebouw stond waarschijnlijk verder naar rechts en verder naar achteren dan het tegenwoordige huis. Het huis lag op de noordoostelijke hoek van een rechthoekig terrein dat door een gracht was omgeven. Aan de weg het oude schathuis en verder werd het eiland door een boomgaard ingenomen. Aan de rechterkant van het huis lag een ophaalbrug. Naast de gracht liep een laan naar de achterzijde van het landgoed. Die laan is nu nog herkenbaar in de laan die recht op het tegenwoordige schathuis afloopt.

De nieuwe eigenaar in 1723 was Luirt Jans Dorenbos. In 1754 kocht Onno Joost Alberda van Nijenstein het landgoed. In de koopacte staat dat het goed 40 grazen (ca. 20 ha) groot was. Het huis werd door een gracht omringd en een welbeplante singel. Verder was er een bekwame boerenwoning met schuur en een moestuin voorzien van een goede kwantiteit vruchtdragende bomen, aspergebedden, enz. De nieuwe eigenaar ging zich voortaan Alberda van Ekenstein noemen.
Hij had niet lang plezier van zijn nieuwe bezit want in 1756 overleed Onno Joost Alberda van Ekenstein. Zijn weduwe liet in 1772 het huis aanzienlijk verbouwen. Er werd een gedeelte bijgebouwd in eenvoudige classicistische stijl. De familie Alberda van Ekenstein bleef Ekenstein gebruiken, vanaf 1823 opnieuw als zomerwoning, tot 1923. Gedurende deze periode werd Ekenstein verbouwd. In 1823 werd een gedeelte van de oude gebouwen, die als schuur en veestal in gebruik waren, afgebroken. Vier jaar later liet jonkheer Willem Alberda van Ekenstein het huis geheel vernieuwen. Tevens werd de tuin heringericht, nu naar de populaire Engelse Landschapsstijl. Het ontwerp van de tuin was gemaakt door Lucas Pieter Roodbaard, die vooral in Friesland werkzaam was geweest.
Een neogotisch kasteeltje
In 1869 erfde Willem Carel Antoon Alberda van Ekenstein het landgoed. Hij gaf in 1870 opdracht het huis ingrijpend te verbouwen. De architect was H.J.H. Groneman uit Groningen. Door de verbouwing kreeg Ekenstein een neogotisch uiterlijk. De voorgevel kreeg een deurportaal en een gotische dakkapel. De daklijst werd voorzien van kantelen en twee pinakels. Op de hoeken waren kleine hoektorentjes aangebracht. De twee schoorstenen kregen ook een gotisch uiterlijk. Aan de achterzijde verschenen een uitbouw in het midden en twee korte zijvleugels die elk een tuitgevel kregen. De centrale uitbouw, waar zich de ridderzaal bevond, had drie grote gotische vensters op de begane grond en rechthoekige vensters op de verdieping. Het dak van de uitbouw werd bekroond met een balustrade van maaswerk en vier pinakels. Verder werd de achtergevel opgesierd met een daklijst met kantelen.
In de noordgevel liet de opdrachtgever een aantal wapenschilden inmetselen die afkomstig waren van de gesloopte borgen. Op de ridderzaal het wapen van Rengers en Alberda. De westelijke vleugel kreeg een wapenschild van het geslacht Lewe van de in 1859 gesloopte borg Ewsum in Middelstum. Op de oostelijke vleugel een wapenschild waarschijnlijk afkomstig van de afgebroken borg Scheltkema-Nijenstein in Zandeweer.

Ook het schathuis kreeg een wapenschild, namelijk links van de families Hora en Siccama. De herkomst is onbekend, maar misschien komt deze steen van de borg Klein Martijn in Harkstede. Rechts op de gevel vinden we een wapen van het geslacht Alberda van Dijksterhuis in Pieterburen.
Binnen in het huis was de ridderzaal de representatieve ruimte waar de neogotische uitmonstering een hoogtepunt vond. De gotische vensters, houten lambrisering, casettenplafond, meubelen, alles was in gotische stijl gevormd. Centraal in de zaal hing een kolossale kroonluchter gemaakt van in elkaar gevlochten hertengeweien.
Ekenstein in de twintigste eeuw
In 1923 overleed Jhr. Willem C.A. Alberda en werd het huis verhuurd. Na 1933 kwam het huis leeg te staan en raakte in verval. In 1940 werd de inboedel geveild en verdwenen veel inventarisstukken naar elders. In 1946 kocht de gemeente Appingedam het landgoed om er een cultureel ontspanningscentrum van te maken. Die plannen liepen spaak. In 1950 begon een restauratie van het steeds verder vervallen gebouw en werd het ingericht als hotel. Bij deze verbouwing verdwenen de neogotische ornamenten aan de buitenkant. Het hele gebouw is gepleisterd en wit geschilderd. Zelfs de uitbouw van de ridderzaal stond op de nominatie om gesloopt te worden. Dat is uiteindelijk niet gebeurd, zodat Ekenstein toch nog iets van zijn unieke neogotische karakter heeft behouden. Ook het schathuis werd verbouwd om grotere gezelschappen te kunnen ontvangen.
