Pioniersgeest

500 v.Chr. tot 1990

Expositie: Boerderijen in Beeld

Met het project Boerderij in beeld gaven Erfgoedpartners en de Boerderijenstichting Groningen in 2017 stof tot nadenken over de boerderij als cultuurhistorische drager van de identiteit van het Groninger platteland. Vragen als ‘wat behelst het moderne boeren en wat betekent dit voor boerderij en erf’ en ‘hoe willen we dat het Groninger landschap en haar iconen - de boerderijen - er uit gaan zien?’ worden voorgelegd aan het publiek. De Verhalen van Groningen maakte speciaal voor dit project een tentoonstelling over Groninger boerderijen. 

Expositie: Boerderijen in Beeld

Foto: Titus Akkermans, Marketing Groningen

Slapen naast de koeien: de eerste Groninger boerderijen

Dankzij de archeologische opgravingen in Ezinge weten we dat er al 500 jaar voor het begin van de jaartelling boerderijen stonden in Groningen. Deze waren gebouwd op natuurlijke verhogingen zoals kwelderwallen, en later op wierden: door mensenhanden opgeworpen woonheuvels die bescherming boden tegen het zeewater, dat nog vrij spel had. De boerderijen waren eenvoudig van vorm, hadden lage muren en een langwerpig grondplan. Sommige boerderijen boden plaats aan wel tientallen koeien. Het woongedeelte stond in open verbinding met de veestallen, waar de koeien aan weerszijden met de kop naar de muur stonden. De rook van de stookplaats in het woongedeelte werd afgevoerd door een gat in het dak.  

De bouw en indeling van deze boerderijen is in honderden jaren lang nauwelijks veranderd. In de 13e eeuw komen we voor het eerst op schrift de term ‘langhuis’ tegen voor dit type boerderij, waarbij het woongedeelte en de stallen op den duur van elkaar gescheiden werden door een tussenwand. Op kaarten uit de achttiende eeuw zijn nog tekeningen te vinden van tal van langhuizen, met soms een bijschuur ernaast voor de opslag van oogst. Ook zien we dan boerderijen met een aangebouwde grotere schuur, waarin stal, oogstopslag en gerij een plaats vonden, de zogenaamde Friese Schuur.   

<p>Opgravingen van een prehistorische boerderij in Ezinge (1923-1934). Fotograaf onbekend, Groninger Archieven</p>

Opgravingen van een prehistorische boerderij in Ezinge (1923-1934). Fotograaf onbekend, Groninger Archieven

Vee, paarden, graan en gerij: de kop-hals-rompboerderij

Aan het einde van de 17e  eeuw ontwikkelde zich vanuit het langhuis de kop-hals-rompboerderij, waarbij het stalgedeelte werd vervangen door  een grote, multifunctionele schuur. Hierin werden naast het vee alle andere noodzakelijke elementen voor het boerenbedrijf ondergebracht. De schuur was in de lengterichting ingedeeld in drie zones. De grote middenzone was bestemd voor de oogst, met aan de achterzijde de stal voor de paarden. De zijbeuk die recht achter het woonhuis lag, was bestemd voor het vee. De andere zijbeuk, de deel genaamd, werd gebruikt als toegang voor het lossen van de oogst in de middenbeuk, voor het dorsen van graan en voor de opslag van gerij en apparatuur. 

Aanvankelijk blijft het voorhuis dezelfde vorm behouden als dat van het langhuis. Om de boerderij meer allure te geven wordt later een symmetrisch voorhuis dwars voor de schuur gezet, met een centrale entree met aan beide zijden twee kamers. Dit zogenoemde dwarshuis grenst nog steeds aan de achterliggende veestal.  De kop-hals-rompboerderijen werden met name gebouwd  op de vruchtbare kleigronden. Daar werden pas later wegen aangelegd, waardoor veel  boerderijen met hun achterzijde op de openbare toegangsweg gericht waren. In zo’n geval investeerden de boeren voor een rijke uitstraling niet in het woonhuis maar juist in de , van de weg af, zichtbare achtergevel. 

<p>Foto: Boerderijenstichting Groningen</p>

Foto: Boerderijenstichting Groningen

Invloeden van Noord-Hollanders: de Oldambtster boerderij

Ook in het Oldambt was de boerderij in vroeger tijden een langhuis. Hier ontwikkelde zich vanaf de 17e eeuw geen kop-hals-rompboerderij, maar een ander type dat kwam overwaaien uit het Duitse kustgebied. Daar hadden zich Noord-Hollanders gevestigd die waren ingehuurd om het wad in te polderen en zij brachten hun eigen boerderijtype mee: de stelpboerderij. Dit was een gebouw met een vierkant grondplan, waarbij woonhuis en schuur onder hetzelfde tentdak lagen. De boeren in het Oldambt namen het idee van wonen en werken onder dezelfde nok over, maar maakten de boerderijen een stuk groter en langer.  

Aanvankelijk bestond het woonhuis van een Oldambtster boerderij uit een paar kamers in de schuur, maar later werd er een apart voorhuis gebouwd. Dit voorhuis was wat lager dan de schuur, maar al snel koos men ervoor om de nok te laten doorlopen en zo voorhuis en schuur onder één dak te brengen.  

Aan de schuur vonden in de loop der tijd maar weinig veranderingen plaats, maar ontwikkelingen in mode en architectuur maakten van het voorhuis een sieraad voor de boerderij. Vooral tijdens de champagnejaren, een periode van grote welvaart voor de boeren halverwege de negentiende eeuw, waren de boerderijen een soort paleizen.  

<p>Foto: Boerderijenstichting Groningen</p>

Foto: Boerderijenstichting Groningen

Een villa met een schuur erachter: architectuur in de eerste helft van de 20e eeuw

Rond 1900 werd de architectuur in het algemeen beïnvloed door geheel nieuwe stromingen die het uiterlijk van de bebouwing ingrijpend zouden veranderen. Dat was vooral te zien aan de woonhuizen van de boerderijen. Een heuse wooncultuur ontstond, met bijvoorbeeld kamers en suite, meer glasoppervlak en oriëntatie op zon en uitzicht. De positie van het woonhuis voor de schuur bleef nog wel overwegend hetzelfde. 

Verschillende bouwstijlen volgden elkaar op. De Art Nouveau en daarna de nog uitbundiger Jugendstil kenmerkten zich door veel versieringen met gestileerde plantenmotieven en gebogen lijnen. Als reactie daarop vond later weer versobering plaats in een stijl die vaak naar Berlage wordt vernoemd. In de jaren 30 van de twintigste eeuw deed de Amsterdamse School haar intrede. Deze stijl kenmerkte zich door het decoratieve gebruik van baksteen, glas-in-loodvensters en speelse geometrische vormen in de versieringen. Tenslotte is de sobere en traditionele Delftse School van vlak voor en na de Tweede Wereldoorlog de laatste bouwstijl waarin nog de oorspronkelijke opzet van de historische boerderij herkenbaar is. Ingrijpende mechanisatie en schaalvergroting in de landbouw zorgden daarna voor ontwikkelingen die om heel andere typen gebouwen vroegen.  

<p>Foto: Boerderijenstichting Groningen</p>

Foto: Boerderijenstichting Groningen

'Koopmanskant': slingertuinen

Een groot deel van de landbouwgebieden in Groningen bestaat uit ontgonnen veen of ingepolderd land. In deze door mensenhanden gevormde landschappen kwamen de wegen het eerst en de bebouwing later, waardoor de boerderijen bijna allemaal met hun voorhuis naar de weg stonden. Het woonhuis en de voortuin waren daar als 'koopmanskant'  zeer geschikt om mee te pronken.  

Veel tuinen bij Groninger boerderijen werden aangelegd in Engelse landschapsstijl, die zich kenmerkt door een parkachtige aanleg met zacht glooiende grasvelden en kronkelende paden, borders en vijvers. In de volksmond werden ze daardoor al snel 'slingertuinen' genoemd.  

Slingertuinen waren behoorlijk kostbaar in onderhoud en toen de boeren na de Tweede Wereldoorlog steeds minder arbeiders in dienst hadden, raakten de tuinen verwaarloosd. De laatste decennia is er meer belangstelling voor tuinen en groen erfgoed. Daarom werd er zo’n tien jaar geleden een project gestart om de slingertuinen weer te restaureren of zelfs opnieuw te ontwerpen. Nu zijn ze op veel plekken weer het visitekaartje van de boerderij. 

<p>Foto: Marketing Groningen</p>

Foto: Marketing Groningen

Functie boven alles: de huidige boerderij

Vanaf de jaren vijftig van de twintigste eeuw leidden de ontwikkelingen in de agrarische sector tot nieuwe methoden van veehouderij en landbouw. Grootschalige bedrijven werden steeds meer de norm en dat ging ten koste van de kleinere bedrijven. Zo kwam een ontwikkeling van ruilverkaveling en schaalvergroting op gang die ingrijpende gevolgen had voor de verschillende landschappen in de provincie. Sloten werden rechtgetrokken, wegen werden verbreed en verhard en akkers werden samengevoegd.  

Behalve het landschap veranderde ook het uiterlijk van de boerderijen en erven ingrijpend. In de veeteelt zorgde voortschrijdend inzicht ervoor dat de stallen diervriendelijker werden ingericht. In vroeger tijden stond de koe de hele winter vast; later werden loopstallen gebouwd waar de koeien vrij rond kunnen lopen en tegenwoordig zien we steeds meer open stallen met open zijwanden.  

Ook voor de landbouw voldoen veel historische boerderijen en schuren niet meer aan de huidige eisen. Daardoor verschijnen er geheel andere typen bedrijfsschuren en loodsen. De vorm en het uiterlijk van deze nieuwe gebouwen is vaak uitsluitend gericht op de agrarische functie en er is meestal maar weinig aandacht voor de relatie met de omgeving. 

De laatste jaren wordt er wel weer geëxperimenteerd met meer architectonische inzet, waarmee ook de kwaliteit van het landschap gediend is. 

<p>Foto: Marianne Berkhoff</p>

Foto: Marianne Berkhoff