Gronings oud gerij

Sinds de opening van het Nationaal Rijtuigmuseum in 1958 op het terrein van Borg Nienoord in Leek, groeide de collectie van het museum tot zo’n 250 rijtuigen en sleden. Het is daarmee de grootste nationale collectie rijtuigen ter wereld. De rijtuigen zijn ondergebracht in de stichting ‘Paard en Karos’. Het bezit en de bruiklenen vormen tezamen een haast complete afspiegeling van wat er aan rijtuigen en sleden in de negentiende en twintigste eeuw in Nederland reed en gleed. Een veertigtal objecten is van Groninger komaf of is intensief daar gebruikt.

Gronings oud gerij
Wagonet - Foto: Museum Nienoord

Barouchet

Eén van de stukken uit de collectie is een barouchet, een koetsiersrijtuig, dat plaats biedt aan vier inzittenden. Aanvankelijk in bruikleen gegeven door de familie Thomassen à Thuessink van der Hoop van Slochteren en later door de familie aan het museum geschonken. De barouchet, een populair rijtuig in met name Groningen en Friesland, werd in opdracht van de bewoners van de Fraeylemaborg in Slochteren gebouwd rond 1860 door rijtuigfabrikant Henrich & Veth te Arnhem. Op de beide portieren staat het wapen Van der Hoop van Slochteren afgebeeld. Het museum beschikt over een zestal rijtuigen van de Fraeylemaborg. "Aan deze barouchet hebben we eigenlijk niets hoeven te doen. De familie heeft duidelijk altijd veel aandacht aan haar wagenpark besteed," licht het Hoofd Collecties, drs. Jan J. Zijlstra toe.

Groningse Phaeton - Foto: Museum Nienoord
Groningse Phaeton - Foto: Museum Nienoord

Phaeton

De Groningse phaeton, die naast de barouchet staat opgesteld, doet haast on-Gronings aan door zijn weelderigheid. Blauw en donkergroen geschilderd met gouden en rode biezen en verguld snijwerk in de vorm van parelranden, kwasten, ranken en fruitmanden. Op de wanden van de bak zijn ovale medaillons met draperieën, linten en kwasten aangebracht. Deze jachtwagen werd gebouwd rond 1800 en kwam in bezit van de familie Steenhuis Geertsema die op de boerderij Terborg bij Wirdum woonde. In het begin van de vorige eeuw gaf de familie de phaeton in bruikleen aan het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem. De bruikleen ging over naar Paard en Karos en kwam in 1966 in bezit van het museum. In datzelfde jaar werd begonnen met een ingrijpende opknapbeurt. De jachtwagen werd daarbij herlakt in de oorspronkelijke kleuren. Er staat een juweeltje te pronk, ook al lijken de wielen wat aan de grove kant. Oud-conservator Herman Vos vermoedde dat de wielen ooit zijn vernieuwd. Waarschijnlijk hadden ze op de slechte wegen uit de 19-de eeuw veel te verduren gehad. Minstens zo grof blijkt de afneembare rugleuning te zijn. Die bestond oorspronkelijk uit een stuk singelband. Vos trof in een reisverslag van een boerenfamilie uit Finsterwolde, die in drie dagen naar Amsterdam reed, een opmerking aan over het feit dat de jassen op de rug gedurende deze reis geheel waren doorgesleten.

Een Prins Albert - Foto: Museum Nienoord
Een Prins Albert - Foto: Museum Nienoord

Prins Albert

Een Prins Albert, afkomstig van de boerderij Geertsema in Schildwolde, werd rond 1910 gebouwd door Rijtuigfabrikant annex stalhouder Brukker uit Groningen. Het rijtuig is vernoemd naar Prins Albert van Saksen-Coburg en Gotha, de echtgenoot van Koningin Victoria. Deze jachtwagen werd veel gebruikt op de boerderijen in Groningen en Oost-Friesland. Albert ging veel in dergelijke rijtuigen uit rijden en dat is de reden waarom het type zijn naam kreeg. Het exemplaar in Leek heeft een voorbank en een achterbank. De laatste kan worden ingeklapt, maar is ook draaibaar. Dat maakt het instappen een stuk eenvoudiger, maar bevordert het zitcomfort allerminst. De kap kan in zijn geheel worden afgenomen. Bij de start van het museum in 1958 schonk P.K. Geertsema de Prins Albert aan Paard en Karos. Het museum heeft meer Groningse Prins Alberts in bezit.

Wagonet

De wagonet is dankzij een grondige restauratie, uitgevoerd in de jaren '90 van de vorige eeuw in de werkplaats van het museum zelf, weer een topstuk geworden. Herlakt in de oorspronkelijke kleuren blauw en zwart. Ook de bekleding is geheel vernieuwd. De wagonet is van oorsprong niet Gronings. Hermans & Co Den Haag staat er op de wieldoppen te lezen en op de bok is een geëmailleerd etiket met dezelfde fabrieksnaam aangebracht. Maar het rijtuig werd in 1890 wel door een Groningse familie besteld. Het kwam later in het bezit van de Groningse Rijtuighandel Roede die het op haar beurt verkocht aan één van de eerste bestuurders van Paard en Karos.

Boerenkar

De boerenkar is afkomstig van Fraeylema: mooi in zijn eenvoud, op verschillende plekken versleten. ‘Waarschijnlijk is de wagen vooral gebruikt voor de oogst. Hij kwam van de boerderij van Fraeylema’, weet Jan Zijlstra. Tijdens een boedelveiling die in april 1971 op de borg plaatsvond, verwierf T. Bolland uit Froombos de wagen. Hij verkocht hem zeven jaar later aan Paard en Karos. "Soms nodigt een rijtuig uit tot verdergaande restauratie. Deze 19-de eeuwse boerenkar laten we voor wat hij is. We conserveren, opdat hij niet in verder in verval raakt. Zo vinden we hem op zijn mooist," aldus Zijlstra.

1
Staatsieberline of Senaatskoets - Foto: Museum Nienoord
1
Boerenwagen van de Fraeylemaborg - Foto: Museum Nienoord
1
Wagonet van Hermans - Foto: Museum Nienoord

De Senaatskoets

Een minstens zo in het oog vallende staatsieberline, die al vanaf het eind van de negentiende eeuw door de Groninger straten reed, is ‘De Senaatskoets’. De koets is nog steeds in gebruik bij de Senaat van het Groninger Studentencorps Vindicat atque Polit. Juist vanwege dat regelmatig gebruik krijgt de koets geen vaste plek in een expositie, maar is deze het grootste deel van het jaar te bezichtigen in het depot. De berline is in opdracht van de Groningse stalhouderij Caspar Nienhuis kort na 1880 gebouwd bij Rijtuigfabriek Mulder in Utrecht. Nienhuis bestelde het rijtuig op eigen kosten, maar stelde de berline slechts beschikbaar aan de leden van voornoemde Senaat. Jaarlijks mocht bij het verschijnen van de Studentenalmanak ook de Almanakredactie van de senaatskoets gebruik maken. Promovendi konden, wanneer zij lid of oud-lid van Vindicat waren, met de senaatskoets naar de Academie rijden, wanneer zij daar ter verkrijging van de doctorstitel hun proefschrift moesten verdedigen.

Toen de stalhouderij van Nienhuis in 1948 ophield te bestaan, heeft diens kleinzoon het rijtuig aan Vindicat geschonken. Aanvankelijk was er voor de berline nog onderdak in de stad beschikbaar, maar vanaf 1971 is deze in permanente bruikleen aan Paard en Karos gegeven op voorwaarde dat het regelmatig nog kan worden ingezet. Het is het enige rijtuig uit de enorme collectie van het Nationaal Rijtuigmuseum dat nog jaarlijks wordt ingezet voor het doel waarvoor het destijds is gebouwd.