Haardkuilen in het veenkoloniaal landschap

Ondanks dat ze duizenden jaren oud zijn, zijn er nog altijd haardkuilen terug te vinden in de bodem van de Groninger veenkoloniën. De haardkuilen zijn overblijfselen uit het mesolithische tijdperk (8800 – 5000 v.Chr.), toen jagers-verzamelaars door dit gebied trokken. Wanneer zij hun kamp opsloegen, legden zij de vuren aan in kuilen in de grond.

Vertekeningen in de grond verraden de gemaakte haardkuilen. Wanneer een haardkuil bij een opgraving wordt blootgelegd aan de oppervlakte, verkleurt deze door de inwerking van zuurstof tijdelijk groen. De haardkuil zelf is gevuld met gitzwart houtskool. Het vinden van een haardkuil betekent dat hier duizenden jaren geleden een groep mensen een kamp heeft opgeslagen. Mannen, vrouwen en kinderen die leefden van de jacht en het verzamelen van eetbare planten.

Groot kamp

De precieze functie van zo’n kamp is vandaag de dag nog onduidelijk. Was het om te wonen, of werd er vanuit dit kamp gejaagd? Archeologen doen hun best te achterhalen wat de precieze functie is. De aanwezigheid van de vele haardkuilen in de Groninger veenkoloniën toont in ieder geval aan dat hier een kamp was waar veel mensen zich hebben verzameld.

Met graafstokken en met de hand hebben de bewoners in het mesolithicum de haardkuilen gegraven. De haardkuilen gevonden in de huidige Groninger veenkoloniën meten 50-70 centimeter in diameter en zijn vaak even zo diep. Vaak zijn zij gegraven op de top van zandduinen, heuvels in het landschap. Langs de flanken van de heuvel zaten de jagers-verzamelaars in de luwte, om zo uit de rook van het vuur te blijven of om door de rook beschermd te worden tegen muggen.

Er is in het mesolithicum gedurende twaalf eeuwen rondgetrokken in het veenkoloniaal gebied, zo vertellen de haardkuilen. Houtskool uit de haardkuilen is gedateerd en gedetermineerd en er zijn verschillende soorten hout en planten gevonden uit verschillende klimaten – en dus verschillende eeuwen. Mensen zijn hier voor langere tijd gekomen om hun kampementen op te slaan.

Vlakvuur

Een ander haardtype is het vlakvuur. Dit vuur wordt op het oppervlakte gemaakt, zonder een kuil te graven. Het vlakvuur lijkt , in tegenstelling tot de haardkuil, een meer ‘huiselijke haard’, die werd gebruikt voor voedselbereiding en waarschijnlijk ook in de hut gebrand kon worden voor warmte. De hazelnootdoppen die in de vlakvuren zijn bewaard, zijn een aanwijzing dat bewoners in de herfst in dit gebied bivakkeerden: hazelnoten zijn alleen rijp in het najaar.

Waarschijnlijk hebben de haardkuilen gediend als vuren om voedsel te conserveren door het te roken of te drogen. Een ander vermoeden is dat de haardkuil gebruikt werd om vuur ‘te bewaren’: in een haardkuil kan het vuur nog lang blijven gloeien.

Kooksteen

Een bijzonder instrument dat bewaard is gebleven in enkele haardkuilen in het veenkoloniaal gebied, is de kooksteen. Kookstenen werden in het vuur van de haardkuil verwarmd tot extreem hoge temperaturen, waarna ze met een provisorische tang in een kuil met een waternapje van leer werden geplaatst. De extreme hitte die de steen in zich had opgeslagen, verhitte het water snel tot het kookpunt.

Een andere mogelijkheid is dat de vuren gebruikt zijn voor de bereiding van teer. Teer werd gebruikt voor de vervaardiging van gereedschappen, zoals de bevestiging van de schacht van een pijl. Naar de exacte toepassing van haardkuilen blijft het echter gissen. Wat wel vaststaat is dat haardkuilen een zeer effectieve verbranding bieden met minder brandstof dan vlakvuur, de traditionele vuren die op de grond. De hitte blijft in de kuil en het vuur verliest minder warmte aan de omgeving. Daarbij wordt haardvuur enkele honderden graden Celsius warmer dan vlakvuur.

De experimentele archeologie is een methode om beide soorten haardtypen met elkaar te vergelijken. Creatief Beeld heeft een film gemaakt over de temperaturen en functies van een haardkuil en een vlakvuur. 

 

Dit verhaal is opgetekend uit gesprekken met de Werkgroep Prehistorie Veenkoloniaal Museum Veendam. Gebruikt naslagwerk: H.A. Groenendijk, 1997, Op zoek naar de horizon: Het landschap van Oost-Groningen en zijn bewoners tussen 8000 voor Chr. en 1000 na Chr.