Macht & Pracht
1500 tot 1700
Het ontstaan van Nieuw-Scheemda
Inpoldering
De vloedgolven spoelden oude dorpen weg en de zeearm breidde uit. Het zeewater zette vervolgens vruchtbare en kalkrijke klei af. Na enkele decennia waren de sporen van de verdronken dorpen afgedekt met dikke kleilagen. Deze kleiafzettingen bleken vanwege de hoge vruchtbaarheid gunstig voor de landbouw, maar dan moesten deze gronden wel beschermd moeten worden tegen het water. Het inpolderen van deze vruchtbare gronden werd een aantrekkelijke optie. Een kilometers lange dijk zou het land moeten beschermen tegen de bij tijd en wijlen ruwe zee. Een reusachtige klus, die in korte tijd geklaard moest worden. Voor de gevaarlijke winterstormen opstaken moest de dijk gereed zijn. De kerspelen Noordbroek, Zuidbroek, Eexta en Scheemda sloegen de handen ineen en zorgden ervoor dat een groot deel van de westelijke Dollardboezem in 1545 werd ingedijkt.
In de late middeleeuwen teisterden vloedgolven de nederzettingen in het huidige Oldambt. Verschillende dorpen werden onbewoonbaar, waaronder Scheemda. De voortdurende dreiging van de zee verdreef de bevolking uit het oude dorp Scheemda. Al voordat de heftige stormvloed van 1509 het dorp kon treffen, had de bevolking landinwaarts een veiliger heenkomen gezocht. De inwoners verhuisden ongeveer een kilometer naar het zuidoosten. De kerk werd in 1509 afgebroken en de stenen werden in 1515 gebruikt om de huidige kerk van Scheemda te bouwen.
Scheemderhamrik
Het inpolderen van buitendijks land was voor landeigenaren een lucratieve bezigheid. In Groningen gold namelijk het recht van aanwas. Wie land aan de kust bezat en buitendijkse gronden inpolderde, kreeg de ingepolderde grond in het verlengde van zijn grondstuk in eigendom. Na inpoldering moest het land geschikt gemaakt worden voor de landbouw. Daarom ging de inpoldering gepaard met de aanleg van afwateringskanalen, zoals het Termunterzijldiep ten noorden van Scheemda. Op de vruchtbare grond van dit ingedijkte gebied bouwden enkele boeren boerderijen langs het Termunterzijldiep. Dit gehucht, dat vijf kilometer ten noorden van Scheemda lag, kreeg de naam Scheemderhamrik. Het was een van de eerste dorpen in het ingedijkte gebied.
Kerk in Nieuw-Scheemda
Scheemderhamrik ontwikkelde zich tot een bloeiende gemeenschap. Naast de boeren trokken later ook enkele middenstanders naar het dorp. Aanvankelijk waren de inwoners van dit dorp aangewezen op de kerk in Scheemda. De grote afstand van het nieuwe dorp tot Scheemda maakte de bouw van een nieuwe kerk noodzakelijk. In 1661 werd er een kerk gebouwd. In 1696 werd het dorp kerkelijk van Scheemda gescheiden. Vanaf die tijd raakte geleidelijk de naam Nieuw-Scheemda in gebruik.
De kerk is een eenvoudige zaalkerk met spitsboogvensters. De kerk heeft geen toren, maar een dakruiter waarin een klok van de beroemde klokkengieter François Hemony hangt. Door weersinvloeden werd de westkant van de kerk aangetast. In 1698 werd een orgel van de beroemde Duitse orgelbouwer Arp Schnitger in de kerk geplaatst. Mede door het houten tongewelf heeft de kerk een prachtige akoestiek.
Het succes van het Oldambt
De ‘verplaatste’ kerk van Nieuw-Scheemda symboliseert de herwinning van het eens verloren land. De inpolderingen gingen in de volgende eeuwen verder. Duizenden hectaren van de vruchtbare klei werden op de zee heroverd en droegen bij aan de enorme welvaart die in de achttiende en negentiende eeuw in het Oldambt werd opgebouwd. Deze welvaart is vooral te zien aan de kolossale boerderijen die in het hele gebied verrezen, te midden van uitgestrekte graanvelden. In combinatie met innovaties in de landbouw stegen de opbrengsten enorm. De rijkdom bereikte in de 19e eeuw een ongekende hoogte. Het was echter een select gezelschap dat hiervan profiteerde. Naast de rijke herenboeren kende het Oldambt veel armoedige landarbeiders. Deze grote tegenstelling resulteerde later in oplopende sociale spanningen.