Grensland

1945 tot 1970

Indische Nederlanders assimileerden, ondanks de snotterige witlof

De repatriëring van Indische Nederlanders is een bijna vergeten hoofdstuk in de geschiedenis. Ze kwamen naar een vaderland waar ze nog nooit eerder geweest waren en moesten opboksen tegen allerlei vooroordelen. Maar het lukte hen wonderwel om zich aan te passen en op te gaan in de samenleving.

Indische Nederlanders assimileerden, ondanks de snotterige witlof

Indische Nederlanders in een van de kamers van contractpension De Waard aan de Brugstraat in 1958, natuurlijk met muziek. – Foto: H. Simon

Bert van Ernst (1936): 'Toen we wegvoeren, dacht ik: daar ligt mijn moederland. Maar ik ga nu naar mijn vaderland.' Van Ernst arriveerde in november 1950 in de haven van Rotterdam. Zijn hele jeugd op Soerabaja had hij Nederlands gesproken, was hij naar een Nederlandse school gegaan en had hij zich Nederlander gevoeld. Ze kwamen in Sneek terecht, maar zijn vader kon al snel een huis vinden in de Indische buurt in Groningen. 'Het landschap was heel anders, zo kaal. En het was koud. En in Groningen waren de mensen allemaal zo donker gekleed, het leek wel een uniform. Alles was zwart, terwijl wij tropische, gekleurde kleding droegen. En we verstonden hen niet, hun gemompel.'

De Indische Nederlanders die in de jaren vijftig naar Nederland kwamen, konden niet langer in Indonesië blijven. De voormalige kolonie was net onafhankelijk geworden en de sentimenten waren behoorlijk anti-Nederlands. De Indische Nederlanders die repatrieerden, werden opgevangen ondersteund bij het acclimatiseren: ze kregen woonruimte, kleding, eerste levensbehoeften.

Hans Valentin (1941): 'Ik kwam uit Midden-Java. Hier kwam ik in een contractpension terecht. Ik zat in Het Noorden in de Turftorenstraat. In de Brugstraat en in de Haddingestraat zaten ook contractpensions.'
Tony Simon (1947): 'Ik zat met mijn ouders in Pension De Waard, Brugstraat 7. Er was altijd competitie tussen ons en Het Noorden. Bij ons was het streng, zij mochten veel meer.'

'Domme inlanders'

Al snel bleek, dat de grotendeels goedbedoelde hulp tot op de laatste cent terugbetaald moest worden, waardoor vele repatrianten jarenlang in armoede leefden. Ook circuleerden er veel vooroordelen over Indische Nederlanders. Ze werden gezien als onderontwikkelde inlanders, terwijl ze in hun geboorteland status en aanzien genoten, goede banen en gedegen schoolopleidingen hadden.
Van Ernst: 'Mijn tweelingbroer en moesten als veertienjarigen naar de zesde klas van de Van Swinderenschool. Al snel bleek dat wij veel verder waren met de lesstof dan de andere leerlingen: wij rekenden al met breuken en konden zowel redekundig als taalkundig ontleden, terwijl zij alleen redekundig leerden. Op een keer kwam het hoofd der school bij ons thuis. Hij sprak met onze ouders en aan het einde gaf hij twee tientjes. Mijn ouders waren erg verbaasd. 'Ze zijn zo goed, ze verdienen dit,' drong de hoofdmeester aan.'
Simon: 'Toen ik op school kwam, werd ik een klas teruggezet, omdat ik het wel niet zou kunnen. Toen ik hoge cijfers bleek te halen, besloten ze dat dat kwam doordat ik spiekte. Dus werd ik nóg een klas teruggezet.'
Harry Krofft (1946): 'Ik had een getuigschrift uit Jakarta dat ik over was naar de vierde klas van de hbs, maar dat werd gewoon niet geloofd. Ik moest toelatingsexamen doen.'

Status

De Indische Nederlanders lieten zich voorstaan op hun Nederlandse bloed. Simon: 'Hoe blanker je was, hoe beter je status. Maar in de contractpensions woonden we op een kluitje op één kamer, terwijl we een vrijstaand huis hadden gehad. Een buurman in het contractpension met een lagere status wachtte tot mijn vader gebruik had gemaakt van de wc, voordat hij naar buiten kwam. Daarvóór kwam hij de deur niet uit.'

Snot

In de contractpensions woonden hele gezinnen op één kamer. Zelf koken mochten ze niet, maar de Hollandsche pot die de hospita serveerde, lustten veel Indische Nederlanders niet. Simon: 'Ik werd eens bij een vriendje uitgenodigd. Tranen sprongen me in de ogen toen ik de tot snot gekookte witlof probeerde op te eten. Sommigen van ons probeerden te koken op een potkachel of een omgekeerd strijkijzer.'
Joop Lefrandt (1933): 'Ik woonde in hotel Neptunus in Paterswolde, dat ook was ingericht als contractpension. Na veel soebatten mochten we een Indische maaltijd koken. Maar toen mijn broer en ik na school naar de eetzaal gingen – de anderen hadden eerder gegeten – bleek onze portie verkocht aan betalende gasten! Wij kregen gewoon zuurkool...'
Simon: 'In de Gelkingestraat zat destijds Preanger; één winkel waar je specerijen kon kopen. De Indische vrouwen werden echt creatief in die tijd. Maar er zijn er veel die zelfmoord gepleegd hebben. Ze konden de druk niet aan.'

Assimileren

De behandeling door de Groningers was direct en soms grof. Van Ernst: 'Sommigen liepen naar de weg om te kijken als wij langsfietsen. 'Apmoal zwaarten', zeiden ze, maar toch waren ze best vriendelijk. We hadden ons van het begin af aan voorgenomen ons aan te passen.'
Lefrandt: 'Assimileren.'
Van Ernst: 'Probeer je in hen te verplaatsen. Ondanks het uitschelden, bleef je correct. Als er 'lelijke zwarte' werd gezegd, reageerde je heel beleefd: 'wat zei u daar?''

De Indische Nederlanders deden hun uiterste best de vooroordelen te ontkrachten door goed te presteren op school, hard te werken en door beleefd en correct te blijven. Ze waren immers Nederlanders, alleen hun huidskleur was wat donkerder. De Groningers ontdekten dat op den duur ook. Valentin: 'De Nederlandse meisjes waren in ons geïnteresseerd, waar de jongens woest om konden worden. Maar toen zij onze meisjes ontdekten, konden we een soort van ruilen. En wij brachten muziek mee: via onze indorock kwam de rock 'n roll naar Groningen. De feesten in Huize Maas, met Indische hapjes, waren ook ontzettend populair.

Van Ernst: 'Je zag dat de Groningers schrokken als bleek dat ze verkeerd voorgelicht waren over Indische Nederlanders. Maar als ze dat eenmaal ontdekt hadden, waren ze heel vriendelijk en tegemoetkomend.'

Met dank aan Tony Simon, Joop Lefrandt, Bert van Ernst en Harry Krofft.