1950 tot 1965

Komkommeroorlog tussen imker en tuinder

De laatste jaren verdwijnen in ons land steeds meer insecten. Oorzaken zijn gif en het alsmaar kleiner worden van hun leefgebied. De kleine, vliegende, veelpotige beestjes zijn belangrijk voor de bestuiving van gewassen, met name bijen en hommels. In de jaren '50 van de vorige eeuw woedde in Sappemeer en Hoogezand echter een felle strijd tussen kwekers en imkers vanwege insecten.

Komkommeroorlog tussen imker en tuinder

Een komkommer groeit zonder bestuiving van de bloem uit tot een lekkere vrucht, maar als er een insect op landt, wordt de komkommer krom en bitter. – Foto: pxfuel.com

Zoals bekend is de streek rond Hoogezand-Sappemeer tot en met Slochteren en Zuidbroek een belangrijk tuinbouwgebied. Hoogezand-Sappemeer kreeg in 1911 een veiling. Vóór die tijd zorgde elke kweker voor zijn eigen afzet. Om de logistiek te verbeteren werd rond de eeuwwisseling de export van groenten – tomaten, komkommers, sla, bloem- en spitskool gezamenlijk ter hand genomen. De oprichting van de veiling was in het kader van de afzet een hele verbetering. Het vervoer van de producten ging per trein en later voornamelijk per vrachtwagen. Bekende transporteurs uit die tijd waren de firma’s Koeneman, Pronk en Van Biessum. Door hevige concurrentie vanuit het Westland nam de groenteteelt rond Hoogezand en Sappemeer halverwege de vorige eeuw af. De groenteveiling sloot in 1965 en de kwekers legden zich toe op de teelt van bloemen. Die markt floreert nog steeds.

Mooie komkommers

De regio kenmerkt zich door een sublieme kwaliteit van de grond. Waren het voor en vlak na de Tweede Wereldoorlog vooral kwekers op de koude grond, in de late jaren '50 en begin jaren '60 leefde de teelt onder glas er enorm op. De komkommer, verbouwd in kassen, werd een belangrijk product. Zeker ook voor de export, want behalve de eigen bevolking waren bijvoorbeeld ook Duitsers verzot op deze Hollandse vrucht.

Komkommers hebben mannelijke en vrouwelijke bloemen. Uit de vrouwelijke, die te herkennen zijn aan een minuscuul klein vruchtje direct achter de bloem, groeit na verloop van tijd een mooie, langwerpige, nagenoeg rechte en een zo goed als pitloze komkommer, die normaliter voor goede prijzen zorgt.

Bitter en misvormd

Halverwege de vorige eeuw werden de komkommers rond Sappemeer min of meer ziek. De mooie, rechte lijn veranderde in een lelijke kromming en de vrucht bevatte tevens zaadkoppen. Na onderzoek bleek dat bijen en in mindere mate ook hommels de veroorzakers waren. Via de openstaande ramen van de kassen kwamen ze op de voor hen aantrekkelijke gele bloemen van de plant af, met ongewenste bestuiving als gevolg. Dat leverde misvormde, bittere en dus niet te verkopen komkommers op. Boos en geërgerd wezen de telers dan ook met een beschuldigende vinger naar de bijenhouders in de buurt.

Het houden van bijen was in die tijd populair. De honing was voor menig imker een leuke bijverdienste. Om de kasten goed gevuld te krijgen, plaatsten de bijenhouders hun volken in velden met bloeiend koolzaad of klaver. De bijen glipten echter ook de kassen binnen op het moment dat de komkommerplanten bloemen vormden. Daar deden ze hun vernietigende werk.

Bijen-verhuispremies

Bijenhouders en tuinders kwamen in de periode die volgde met kwaaie koppen tegenover elkaar te staan. Een oplossing werd aanvankelijk niet gevonden, totdat de lokale veilingvereniging zich met het conflict bemoeide. Deze kwam met de eis dat de bijenhouderij in en rond Hoogezand-Sappemeer van half mei tot halverwege september verboden moest worden. De volken zouden naar andere dorpen verplaatst moeten worden. In 1958 werd daarvoor een vergoeding van zes gulden per kast in het vooruitzicht gesteld.

De imkers waren echter niet onder de indruk. Beide partijen liepen vanwege het conflict de deur van het gemeentehuis plat. Het college probeerde met veel overleg het probleem op te lossen. In eerste instantie trokken de bijenhouders aan het langste eind. Verzoeken van de kwekers om de Algemene Politie Verordening (APV) ten gunste van de komkommer te wijzigen liepen op niets uit. Vervolgens schakelden de telers de Rijkskomkommercommissie in. Ook die slaagde er niet in, na zelfs een verhoging van de oprotpremie tot maar liefst twintig gulden per bijenvolk, de imkers te bewegen om te wijken.

Salomonsoordeel

De volgende instantie die zich met het probleem bemoeide, was de groepering Bijenconsulenten. Deze probeerde aan te tonen dat niet bijen maar hommels de grootste schade aanrichtten. Hoe hoger het onderhandelingsniveau werd, hoe feller de bijenoorlog zich ontwikkelde. Uiteindelijk werd de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) gevraagd een zo geheten salomonsoordeel uit te spreken. De aangetoonde schade, met aantastingscijfers van wel tachtig procent onder de jonge komkommers, miste zijn invloed niet. Toen ladingen vol misvormde vruchten op de veiling moesten worden doorgedraaid – ze mochten niet meer worden verkocht – schoof het gemeentebestuur definitief op in de richting van de economisch sterkste partij: de tuinders. Een gewijzigde APV werd in 1964 door de gemeenteraad vastgesteld. De ‘verbanningsperiode’ werd daarbij zelfs uitgebreid naar 15 oktober. De betrokken imkers bleven nog een jaar, zij het op gematigde toon, hun ongenoegen kenbaar maken. Daarna berustten ze in hun nederlaag.

 

Bron: 375 jaar Hoogezand en Sappemeer

Met dank aan Gerrit Stuut en Harm van der Veen