1945

Ooggetuige van de bevrijding van de Parkweg

Vijfenzeventig jaar geleden werd Nederland bevrijd van de Duitse bezetter. In Groningen kon de vlag uit op 16 april 1945. Koos (zijn achternaam is bij de redactie bekend) woonde indertijd aan het einde van de Parkweg en was acht jaar toen de langverwachte bevrijding kwam. In februari 2020 deelde hij zijn herinneringen ter plaatse en maakte hij duidelijk dat ook een bevrijding gemengde gevoelens teweeg kan brengen.

Ooggetuige van de bevrijding van de Parkweg

Na de bevrijding hangt overal in de Parkweg de vlag uit. – Foto: Groninger Archieven

Koos is inmiddels 83 jaar en werd enkele jaren voor de bezetting van Nederland geboren in de stad Groningen. Op jonge leeftijd verhuisde hij met zijn oudere broer Dick en zijn ouders naar een benedenverdieping aan de Parkweg. Het gezin woonde aan het einde van de Parkweg, aan de kant van de Paterswoldseweg. Destijds lag de Parkweg aan de rand van de Stad. Daaraan grenzend lag het Stadspark en weilanden.

Loetje

In ieder geval was er voor Koos en zijn broer genoeg vertier in en rondom de Parkweg toen hij opgroeide. Tijdens de oorlogsjaren ging hij op pad met zijn broer en vriendjes uit de buurt. Eén van hen was Loetje, het joodse vriendje van zijn broer. Op een ochtend wisten hun ouders hen te vertellen dat Loetje meegenomen was door de bezetters. Hun moeder vertelde dat Loetje niet terug zou komen. Ze zei: ‘Die worden allemaal vermoord’. Dat zijn moeder dat zei, weet Koos zich nog goed te herinneren. Hóe ze wist dat Loetje en zijn familie niet terug zouden komen, vindt hij nog steeds vreemd. Omdat na de oorlog iedereen zei niets te weten van wat er met de Joden gebeurde.

Roekeloos

Zijn moeder was tijdens die jaren heel inventief. Zo herinnert hij zich dat ze op de fiets naar Enumatil ging, om illegaal vlees te kopen. Tijdens de rit naar huis verstopte ze dit onder haar rokken. De fiets, met houten banden, kon gevorderd worden. Hoe het haar allemaal lukte is een raadsel. Maar zelf was Koos ook onbezonnen roekeloos achteraf. Door de straat reden vaak vrachtwagens volgeladen met witte of rode kolen. Als ze dan de bocht om moesten naar de Paterswoldeweg, remden ze een beetje af. Samen met een buurjongetje wipten ze er dan een kool af en renden ze met de kool onder de arm zo snel mogelijk naar huis. Ook gingen ze wel eens naar het Station van de Drachtster Tram aan de Bilderdijkstraat, nu Koeriersterweg, waar wagons met steenkolen stonden. Koos weet zich te herinneren dat hij met zijn broer eens kolen aan het jatten was, toen ze een Duitse soldaat aan zagen komen lopen die daar wacht liep. Zijn broer hield zich stil boven in de wagon en Koos kroop gauw achter een wiel van de wagon. 'Achteraf gezien levensgevaarlijk natuurlijk, en we mochten het ook nooit weer doen.'

Bedrijvigheid

Tegenover hun huizenblokken staat de Vensterschool Parkweg, vroeger school VI en school VII. Het grote gebouw in Amsterdamse Schoolstijl is tegenwoordig een monument, maar was tijdens de bezetting gevorderd door de Duitsers. Het werd gebruikt als kazerne en er stond een wachthuisje voor. Tijdens de laatste maanden van de oorlog werd het ingericht als hospitaal. Vrachtwagens en huifkarren reden vaak langs voor bevoorrading. Ook vlakbij in het Stadspark was veel bedrijvigheid. Op de renbaan waren regelmatig schietoefeningen. Tijdens de oorlog stonden er, onder bomen in de hoofdlaan, wagens met daarop V1’s die de bezetters zo verborgen voor geallieerde vliegtuigen. Tijdens de laatste koude oorlogswinter in 1945 ging Koos’ vader, samen met de buren, naar het Stadpark om 'hout te halen' voor de kachel. Ook waren er in de straat evacuéetjes uit het westen om de honger te ontvluchten. Alleen van Anna uit Amsterdam weet Koos de naam nog. Maar er waren nog drie.

Afmars Duitse soldaten

‘Dertien april 1945 was het prachtig weer, we hadden geen jassen aan’. Koos was buiten aan het spelen toen de buurman buiten kwam om zijn kinderen op te halen. Koos: ‘De buurman vertelde dat de bevrijders er aan kwamen! Maar voordat die kwamen stond de hele buurt te kijken naar de vluchtende Duitse soldaten, allemaal in de richting van de stad. Ze kwamen voorbij op alles wat ze maar voorhanden hadden. Met auto’s, fietsen, handkarren, bakfietsen en lopend.’

Koos weet zich nog te herinneren dat één Duitser op een fiets een lekke band kreeg. 'De soldaat zette die fiets tegen de gevel van de winkel op de hoek en ging te voet verder. Een achterbuurman aarzelde niet, pakte snel die fiets en bracht het in zijn schuurtje. Hij zei nog dat hij zo maar mooi zijn fiets weer terug had!’

Grote indruk op Koos maakte een voorval een tijdje nadat de vluchtende Duitse soldaten weg waren. ‘Er stopte een truck met trailer aan de overkant van ons huis. Er zaten twintig tot vijfentwintig soldaten in. Ik weet nog dat mijn vader zei: 'Dat zijn nog kinderen.' Het waren jongens van nog maar zestien of zeventien jaar oud. Ze kregen allemaal een pantserfaust in handen gedrukt en werden de Paterswoldseweg op gestuurd’.

'Die soldaat valt!'

Daarna werd de situatie steeds dreigender en gevaarlijker. Op een gegeven moment stond Koos met zijn vader en broer vanachter de voordeur naar buiten te kijken. Ze zagen een carrier, een open rupsvoertuig, aankomen vanaf de Paterswoldseweg. Achter de carrier liepen vier Canadese soldaten. Koos herinnert zich nog dat hij tegen zijn vader zei: ‘Die soldaat valt!’ Hij kon op dat moment niet direct plaatsen dat de Canadese soldaat doodgeschoten was. Even later werd de gedode soldaat door een hospitaal soldaat op de hoek van de Parkweg op het trottoir gelegd. De broer van Koos is later toen het wat rustiger was, naar het lichaam van de soldaat gelopen en heeft gezien dat een kogel recht door de voorkant van zijn helm was gegaan. Nog altijd vraagt Koos zich af hoe die soldaat heette en hoe oud hij was. Mogelijk was het de eerste gesneuvelde soldaat bij de bevrijding van Groningen.

Bizar

'Op een gegeven moment stonden er twee Canadese soldaten, met Schots geruite kepies op, voor de school. Diverse omwonenden kwamen hierop af. Terwijl iedereen blij was en probeerde met de soldaten te praten, kwam er plotseling een Rode Kruisauto de straat ingereden en stopte voor de school. Er stapten drie Duitse soldaten uit, twee met een Rode Kruisband om en een met een geweer. Ze gingen de school in. Even later kwamen ze weer naar buiten met een soldaat op een brancard.’ Merkwaardig genoeg was er totaal geen communicatie tussen de Canadezen en de Duitsers. Vervolgens reden ze weer weg. De soldaat, met het geweer, stond achterop de treeplank. Toen ze op de Parkbrug waren, werd er geschoten. Wij stoven allemaal naar huis.’

In de vuurlinie

Het bleef gevaarlijk aan de Parkweg, en de bovenburen kwamen ook bij de familie van Koos beneden om te schuilen. De schutting aan de achterkant van het huis was door Koos’ vader weggebroken, voor het geval ze via de achterkant weg moesten komen. De bovenburen hadden gezien dat een Duitse soldaat vanaf het schoolplein tegenover hun huis, een granaat naar een Canadese tank gooide. Ook zagen ze dat de Duitse soldaat zich bij de school had verscholen achter een paar bosjes. Daarop is Koos zijn vader aan de achterkant van het huis de wijk ingegaan om Canadese soldaten te zoeken. Achteraf levens gevaarlijk. Hij kwam terug met twee bevrijders en met zijn drieën gingen ze naar boven vanwaar ze Duitser konden zien.

'Die jongen heeft ook een moeder'

Boven zette één van hen zijn bren, een machinegeweer, op het raam en schoot op de Duitse soldaat aan de overkant. Toen ze weer beneden kwamen, zei een van de Canadezen 'caput'. Koos vertelt: ‘Ik kan me herinneren dat mijn moeder moest huilen toen dat gebeurde. Ik had er zelf geen verdrietige gevoelens bij. Maar mijn broer vroeg wel aan mijn moeder waarom ze moest huilen. Toen zei ze: ‘Die jongen heeft ook een vader en een moeder.' Later, als je ouder wordt en zelf kinderen hebt, begrijp je dat beter.’
Ook van de Duitse soldaat vraagt Koos zich nog altijd af hoe hij heette en hoe oud hij was. De kogelgaten in de muur van de Vensterschool aan de Parkweg markeren nog altijd de plaats waar de Duitse soldaat werd doodgeschoten.

Schuilkelder

Terwijl de gevechten door gingen, werd het gezin van Koos door een overbuurman opgehaald. Ze gingen schuilen in de schuilkelder op het schoolplein achter de school. Ze bleven er de rest van de nacht. Toen Koos de volgende ochtend wakker werd, waren zijn ouders en broer vertrokken. Hij vroeg aan enkele anderen waar ze waren, en ze vertelden hem dat ze naar huis waren. ‘Ik mocht van hen niet alleen naar huis gaan, maar dat kon me niks schelen. Ik ging tóch!’ Toen Koos uit de schuilkelder kwam, stond de Parkweg vol met Canadese tanks.

Veertien april

Koos: ‘Het eerste wat ik zag toen ik uit de schuilkelder kwam, was een lange rij tanks. Op een van de tanks stond een Canadees met een oranje pruik op met lange vlechten tot aan zijn enkels met rode strikjes aan het eind. Bij ons huis waren enkele soldaten bezig het glas, dat was gesprongen, uit het huis te scheppen. Eén van de soldaten zette een stoeltje bij ons in de voortuin, die hij uit de woonkamer had gehaald. En hij ging in de voortuin zitten terwijl hij de hoek van de Parkweg-Paterwoldseweg in de gaten hield met zijn bren naast zich.’ Het was de veertiende april mooi weer en de tulpen stonden vol in bloei. ‘De Canadezen bij ons huis, hadden allemaal een tulp in de revers van hun battledress gestoken. Omdat vensterglas erg schaars was, hebben we jaren de suitedeuren als ruit gebruikt.’

Bevrijding

De gevechten in de Stad gingen door tot op de zestiende april. Op die dag wisten de geallieerden de bezetters te dwingen tot overgave. Daarna werd de opmars van de geallieerden voortgezet in de richting van Delfzijl.