Macht & Pracht
1804
'Daar was eenmaal…' - eeuwenoude Groningse vertelsels
Bijna honderd jaar geleden moet er een magisch gevoel door Eilina Huizenga-Onnekes heen zijn gegaan. Tussen haar nagelaten familiepapieren vond ze een heel oud schriftje. Ze ontdekte dat het afkomstig was van haar betovergrootvader Gerrit Arends. In haar handen had ze de oudste overgeleverde Nederlandstalige sprookjes op schrift. Na het lezen van de zeventien korte vertellingen was ze zo gefascineerd, dat ze besloot op zoek te gaan naar een uitgever. Dankzij haar vondst kan nu nog genoten worden van de bijzondere vertellingen uit het jaar 1804.
Onder welke noemer de zeventien unieke verhalen vallen, is lastig te zeggen. Ze worden sprookjes genoemd, maar ook wel volksverhalen. Bij het noteren van de verhalen noemde de jonge schrijver Gerrit ze zelf 'vertelsels', opgeschreven mondelinge vertellingen. Volksvertellingen zijn meestal korte verhalen waarin bovennatuurlijke wezens en verschijnselen een rol spelen. De lange verteltraditie spreekt tot de verbeelding: een luisteraar kan het gevoel krijgen van verbondenheid met lang vervlogen tijden en mensen.
Waar de verhalen precies vandaan komen, is niet bekend. Pas lang nadat Gerrit Arends zijn vertelsels had opgeschreven, ontstond er wetenschappelijke en folkloristische belangstelling voor volksverhalen. De welbekende Duitse gebroeders Grimm gaven daarvoor de eerste aanzet met hun publicatie van sprookjes en sagen.
Elfjarige auteur
De vertelsels van Gerrit Arends zijn al meer dan tweehonderd jaar oud, maar spreken nog steeds tot de verbeelding. Misschien wel net zo veel als destijds voor de elfjarige Gerrit. Hij woonde met zijn familie in Ezinge en samen met zijn broer Arend luisterde hij dikwijls naar de verhalen van hun huisnaaister, Trijntje Soldaats. Zittend aan haar voeten moet Gerrit goed opgelet hebben. In welke taal Trijntje de verhalen vertelde, weten we niet, maar Gerrit deed zijn best ze in het door hem aangeleerde 'Hollands' op te schrijven. Daardoor kennen we de verhalen nu in een mengelmoes van Gronings en oud-Nederlands dialect.
Trijntje Soldaats
'Vertelseltjes door de vrouwe van Wijbe Wijbrands in de wandeling genaamd Trijntje Soldaats'. Zo begon Gerrit in zijn schriftje. De huisnaaister van de familie Arends heette in werkelijkheid Trijntje Alberts. Ze werd geboren in Ezinge en trouwde in 1787 met een Duitse soldaat. Nadat ze zich gevestigd hadden in Duitsland, kreeg Trijntje een zoon en een dochter. Nadat 'haar soldaat' overleden was, keerde Trijntje in 1793 terug naar Ezinge. Tijdens haar tweede huwelijk met Wijbe Wijbrands kreeg het gezin het zwaar te verduren. Zoon Gerhard kwam te overlijden en wegens ziekte van Wijbe moest Trijntje als naaister aan de slag. Bij de familie Arends vond ze bij de gebroeders Gerrit en Arend een luisterend oor voor haar vele verhalen. In 1814 overleed Trijntje, 'naaivrouw van beroep'.
Vertelsels worden gedrukt
Eilina Johanna Huizenga-Onnekes vond de vertelsels te boeiend om te laten liggen. In 1928 was het zover; het eerste deel van Groninger Volksvertellingen met daarin 'Het boek van Trijntje Soldaats' werd uitgegeven. Twee Ploeg-kunstenaars hadden er aan meegewerkt; Hendrik Nicolaas Werkman verzorgde de vormgeving en Johan Dijkstra voorzag het van houtsneden. De inhoud van de verhalen werd weergegeven zoals Gerrit ze had opgeschreven, waardoor het volgens het Nieuwsblad van het Noorden was 'als hoorde men de oude naaister zelf spreken en de wondere geschiedenis uit overoude tijden vertellen'.
Grootoog en kleinoog
De eeuwenoude vertelsels kunnen nog altijd voorgelezen worden aan nieuwe generaties. De introductie van het eerste vertelsel toont direct de tijdloosheid ervan. Hieronder een fragment zoals uitgegeven in 1928, met enkele toegevoegde punten en hoofdletters;
'Daar was eenmaal een grootoog en een kleinoog en het waaren beide neefs en het waaren ook beide boeren. En kleinoog had een koe en grootoog had veel meer koijen en veel meer land en kleinoog zijn koe kwam in grootoog zijn land. Doe zeide grootoog dat als zijn koe er weer in kwam – de koe dood te houwen.'
Op de introductie volgt een verhaal over het getouwtrek van Grootoog en Kleinoog. Kleinoog blijkt Grootoog uiteindelijke te slim af. Andere verhalen gaan over dieren, vissers, kinderen, matrozen of Duitsers en Fransen. Ze zijn alle maar een paar bladzijden lang en beginnen met 'Daar was eenmaal'.