Macht & Pracht

1842

‘Journaal van mijne reis door de provinciën Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord- en Zuidholland’

In de zomer van 1842 maakten Jonkheer Unico Allard Alberda van Menkema (1803-1859) en zijn vrouw Jonkvrouwe Josina Polman-Gruys (1803-1854) met hun kinderen Gerhard (13 jaar), Jan Ernst (11 jaar) en de tweeling Edzard Willem en Elizabeth Anna (9 jaar) een reis door Nederland. Elizabeth Anna heeft er een verslag van gemaakt. Hieronder volgen delen uit dat verslag – letterlijk overgenomen, dus inclusief enkele spel- en schrijffouten. Het is overigens een opmerkelijke prestatie voor een meisje van negen jaar.

‘Journaal van mijne reis door de provinciën Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord- en Zuidholland’

Kinderen maken een tochtje met een bokkenwagen. - Gravure van Pierre Numa Bassaget, 1842

Het reisverslag begint aldus:

Het was op Woensdag den 27 julij, dat wij, Papa, Mama, broeders en zuster ons te 6 uren des morgens met een rijtuig op reis begaven. Het was een schoonen zomerschen dag, en wij ondernamen allen wel gemoed en verheugd de reis. Wij reden de poort te Groningen uit, langs de straat weg naar Assen, de Hoofdstad der Provincie Drenthe. Deze straat weg van Groningen naar Assen is 26,200 ellen lang. Te 11 uren in den voor middag kwamen wij te Assen alwaar wij in het logement van den kastelein Donker af stapten en een koptje koffy tot verversing gebruikten.

Assen is de zetel van den Gouverneur en de Gedeputeerde Staten, ligt 5 uur van Groningen en 14 uren van Zwolle. De stad telt met hare onderhoorigheden ruim 3000 inwoners. […] Lodewijk Napoleon verhief Assen, in 1809 tot eene Stad. Nadat wij van Paarden hadden verwisseld vervolgden wij onze reis langs de straatweg naar Meppel. Te Dieverden brug gebruikten wij iets tot verversing en kwamen de middags te Meppel. Meppel is kort bij de grenzen van Overijssel gelegen. Zij is, of schoon open, in de gedaante eener Stad gebouwd, doorsneden met grachten en zindelijk. Te Meppel gebruikten wij het middag maal bij de jufvrouw Bontekoe.

Van hier reden wij langs den straatweg naar Zwolle, de Hoofdstad der provincie Overijssel en eene der schoonste der Nederlandsche steden. Zij is luchtig gebouwd van eene echt hollandsche zindelijkheid. Hare ligging voor den koophandel is voortreffelijk. Over de Zuiderzee heeft zij gemeenschap met Am-sterdam. Zij ligt aan de rivier de A of het Zwarte Water. […]

Wij gebruikten hier een koptje thee en een kruiktje bier het welk wegens den goeden smaak algemeen bekend is. Nadat wij van paarden hadden verwisseld vervolgden wij onze reis en kwamen des avonds van den zelfden dag tegen 8 uren te Olst een dorp in Overijssel, ruim 2 uren van Zwolle, als eerste plaats onzer bestemming aan. […]

Drie weken vertoefden wij alhier en mogten gedurende dien tijd ons somtijden regt aangenaam ammuseeren. […]

<p>Paleis Het Loo te Apeldoorn, ets en aquatint van Roelof van der Meulen, 1816 - 1833</p>

Paleis Het Loo te Apeldoorn, ets en aquatint van Roelof van der Meulen, 1816 - 1833

Den 15e Augustus verlaten wij weder de familie te Olst en na hartelijke groeten vervolgen wij onze reis en reden naar Het Loo gelegen in de nabijheid van Apeldoorn. Het is een schoon vorstelijk paleis van onzen gewezen Koning Willem I. Het Loo was een gelief koosd verblijf van Willem III [opm. FvdK - stadhouder/koning Willem III] die zich hier met de jagt kwam vermaken. Vervolgens kwam het aan den jongsten tak van het Huis van Oranje-Nassau en er werd in 1788 het 3 voudig verbond van Nederland, Engeland en Pruissen gesloten. Met de omwenteling van 1795 verviel het geheel en diende den Franschen tot kazerne. Eerst Lodewijk Napoleon deed het herstellen en vertoefde daar en meer malen des zomers. Ook in onze dagen hecht zich aan het Loo eene geschiedenis kundige herinnering dewijl Koning Willem Frederik na een deels gelukkige, deels smart volle regeering van meer dan het 4 eener eeuw, er op de 7 October 1840 plegtig afstand deed van den troon ten behoeve van zijnen geliefden oudsten zoon, den wakkeren Prins van Oranje, den Held van Waterloo, die thans onder den Titel van Koning Willem II over Nederland den schepter zwaait.

Nadat wij een groot gedeelte van dit lusthuis waar in zich 296 vertrek-ken bevinden hadden bezigtigd stapten wij in het rijtuig, en reden zoo door de schoone en aan gename landstreek Veeluwe en kwamen des avonds op dien dag, te 8 uren te Dieren aan welke ons aan genaam. […]

Vanuit Dieren maken ze ook een uitstapje naar Arnhem, waar Elisabeth Anna een lyrisch verslag over schrijft;

Alles vertoond hier een frischheid, eenen onbekrompen heid, die de natuur niet heeft willen dwingen; maar haar slechts te hulp komen doch ook daar voor geene kosten noch moeite ont zien heeft. De natuur heeft hier veel, maar de kunst meer gedaan.

<p>Gezicht op Arnhem, litho van Karel Frederik Bombled, 1832 - 1902</p>

Gezicht op Arnhem, litho van Karel Frederik Bombled, 1832 - 1902

Op 30 augustus reist het gezelschap naar Utrecht en op 2 september reist men door naar ’s Gravenhage en passeert daarbij ook Alphen, Leiderdorp en Leiden.

Leiden is eene der grootste en fraaiste der Zuid-Hollandsche steden, en wordt door een aantal heerlijke buitenplaatsen, tuinen en uitmuntende weilanden omringd. Zij ligt 3 ½ uur van ’s Hage. Te acht 8 uren des avonds kwamen wij te ’s Gravenhage, en gingen logeren in het logement de twee steden. Den volgenden morgen, zagen wij eene parade, van het aldaar liggend garnizoen. ’s Gravenhage is de hoofdstad van Zuid-Holland, en de residentie des Konings en der vergaderplaats der leden van de beide kamers der Staten-Generaal. Zij ligt 12 uren van Amsterdam. Eenige wandelingen door de Stad doende, zagen wij vele merkwaardige gebouwen, als; Het Koninklijk Paleis op de plaats van het oude hof [opm FvdK - Paleis Noordeinde] De twee zijvleugels van dit paleis springen naar de straat uit, en achter het zelve is een groote en schoone tuin.

[…] Op een volgenden gingen wij des voormiddags wandelende langs de straatweg van ’s Hage naar Scheveningen. Dit is vooral des zomers, de geliefkoosde wandelplaats van inwoners en vreemdelingen die in dat dorp een frischere lucht willen in ademen of zich in de Noordzee baden. Het dorp Scheveningen ligt ¾ uur van ’s Hage vlak aan de zee, en wordt voor het grootste gedeelte door visschers bewoond. […] Na nog vele voorname straten en wandeldreven te hebben gezien maakten wij ons gereed om den volgenden dag uit den Haag te vertrekken.

Op den 8sten September des morgens begaven wij ons met een rijtuig op reis naar Haarlem, arriveerden aldaar des avonds en gingen logeren in het logement de Gouden Leeuw. […]

De omstreken der Stad zijn heerlijk, terwijl de bolwerken in ongemeen fraaije wandelingen herschapen zijn. Hier zagen wij de Spoortrein van Haarlem naar Amsterdam, het welk ons zeer aangenaam was, derwijl wij zulks nooit hadden gezien. [opm.FvdK - De eerste trein reed op 20 september 1839] Wij reden op onderscheidene tijden, dan eens naar Bloemendal, Zomerzorg, en Zandvoort; dorpen in de Nabijheid van Haarlem gelegen en welke plaatsen door de ingezetenen veel bezocht worden. Den 10 September vertrokken wij van Haarlem naar Alkmaar. Alkmaar ligt 9 ¾ uur van Amsterdam en 6 en ¼ uur van Haarlem wij arriveerden des middags te Alkmaar en stapten af aan een logement.

Op 12 september vertrekt men naar Amsterdam.

Hier aangekomen zijnde, gingen wij logeren in het logement genaamd het Rondeel. Amsterdam ligt 3 ½ uur van Haarlem; 9 ¾ uur van Leiden, 8 uur van Utrecht en 9 ¾ uur van Alkmaar, ter plaatse waar de Amstel zich met het IJ vereenigd op een lagen weeken en moerassigen veengrond, waar onder men op eene diepte van 50 voet eenen vasten zandgrond vindt die de palen draagt welke men hier in den grond moet heijen al vorens de grondslagen van een huis te leggen. In het begin der 13 eeuw is deze stad uit zeer geringe beginselen ontstaan namelijk uit een visschers buurt, gelegen in de nabijheid van het kasteel der Heren van Amstel, en is thans een der voornaamste koopsteden der wereld. Onder de merkwaardige gebouwen, welke wij hier bezigtigden, verdient wel het eerst vermeld te worden het Paleis, dienende Z.M. onzen geeërbiedigden Koning ten verblijf, wanneer Hoogst dezelve de Hoofd Stad bezoekt. […]

Hierna volgt een uitgebreide beschrijving van het paleis. En na enige dagen in de hoofdstad te hebben vertoefd, reist men weer terug naar Menkema’– ditmaal over zee; de Zuiderzee.

<p>Stoomboot, prent van Aron Hijman Binge, 1831 - 1842</p>

Stoomboot, prent van Aron Hijman Binge, 1831 - 1842

Amsterdam is met een aantal grachten door sneden die 90 eilanden vormen, langs wier boorden de fraaiste huizen in welks op zigt de Heeren- en Keizersgrachten uitmuntend. […] Eenige dagen in de Hoofdstad der Rijks vertoefd hebbende, maakten wij ons gereed, om de terug reis naar de provincie Groningen en naar Menkema te ondernemen.

Op Zaterdag den [opm FvdK - datum ontbreekt] September te 6 uren vertrokken wij met de Stoomboot over de Zuiderzee naar Kampen. Eene reis over de zee, was voor ons regt pleizierig derwijl wij nooit op zee waren geweest. Wij zagen ook hier op eenigen afstand het eiland Schokland. De reis ging nogal vrij voor spoedig en wij wisten niet de zoo genaamde zeeziekte.

Kampen is een zeer schoone Stad strekt zich grootendeels in de lengte langs de rivier den IJssel uit, en waar eene fraaije brug ligt, voor welke men een schoon Stadslogement gebouwd heeft. Deze brug leverd een aangenaam gezigt op het Kamper-eiland en de menigvuldige aankomende, afvarende en door varende schepen van en naar de Zuiderzee op. Wij gebruikten hier iets tot verkwikking, en namen hier een rijtuig naar Zwolle, dit rijtuig was slecht waarom wij te Zwolle gekomen zijnde een ander moesten nemen om ons naar de Dieversche brug te brengen.

Wij hadden ons eerst voor genomen de reis in eenen van Kampen naar Groningen te volbrengen, doch besloten te Dieverschebrug gekomen zijnde om aldaar te overnachten en den volgenden dag als dan naar Groningen te vertrekken. Den volgenden morgen vertrokken wij met een rijtuig langs de Smilder vaart, en kwamen reeds tijdig te Assen, de Hoofdplaats der provincie Drenthe aan. Hier toefden wij slechts een korten tijd, om onze reis spoedig naar Groningen te vervolgend.

De straat weg en de hier omliggende plaatsen, leverden voor ons, niet dat aangename en schoone op, als die gezigten en plaatsen welke wij in de andere Provinciën aanschouwden omdat wij deze omstreken reeds vaker waren gepasseerd en hadden gezien. […] zoo dat wij al spoedig in Groningen aankwamen van waar den 27 julij waren vertrokken. Hier gebruikten wij iets tot verversing, en vervolgden wij zoo onze reis naar Menkema alwaar wij des avonds te 10 uren gelukkig arriveerden.

Het reisverslag is door Fred G van de Kamp gelezen en gedigitaliseerd. Bewerking (keuze fragmenten) door Marjo Brandse.

Bron: Groninger Archieven. 547 Fam. Lewe/Lewe van Nijenstein/J.F. Lewe van Nijenstein en E.A. Alberda van Menkema

Collectie Groningen: de Menkemaborg