Pioniersgeest

1800 tot 1946

De aardappelrooimachine – ‘Een hagelbui van modder en aardappelen’

Vanaf de late achttiende eeuw kleurt het Groningerland ’s zomers groen-wit van het aardappelloof, vooral in de Veenkoloniën. De aardappel begon eerst haar opmars als volksvoedsel en werd na verloop van tijd ook het fundament onder een belangrijke pijler van de Groninger economie, de aardappelzetmeelindustrie. 

 

De aardappelrooimachine – ‘Een hagelbui van modder en aardappelen’

Een 'werpradrooier' tilt de aardappelen uit de grond, maar de knollen moeten nog met de hand worden geraapt en gescheiden van het loof. Foto uit 1895. Fotograaf onbekend, Groninger Archieven

In 1890 draaiden in de provincie al zo’n vijftien fabrieken die aardappelzetmeel produceerden. Maar of je aardappelen nu opeet of industrieel verwerkt: ze moeten toch eerst de grond uit. En dat was lange tijd een groot probleem.

Vingerhoedjes

De aardappeloogst was een tijdrovende en arbeidsintensieve bezigheid. En tijd is geld, ook vroeger al. Voordat de aardappels de grond uit konden, moesten ze eerst worden losgewoeld met een vork. Dit werk deed de opsteker. De rooiers moesten daarna op de knieën en met hun handen de aarde in. Om hun vingers enigszins te sparen, droegen ze kraberdoppen. Deze gepunte ‘vingerhoedjes’ van blik beschermden ook tegen ‘diggels’ en glasscherven die waren aangevoerd met de ‘stratendrek’, het afval uit de stad Groningen waarmee de akkers vruchtbaar werden gemaakt.

Eerappelkrabervekaanzie

Hele gezinnen waren ieder najaar bij de oogst betrokken. Schoolgaande kinderen kregen hiervoor eerappelkrabervekaanzie om hun ouders te kunnen meehelpen. Zelfs de allerkleinsten gingen mee naar het veld; zij werden op een beschutte plek gelegd, terwijl de anderen aan het werk gingen. Het rooien begon in alle vroegte en eindigde vaak pas bij zonsondergang. De oogst was aangenomen werk: de rooiers werden betaald per ‘pand’, twee rijen aardappelen van 70 meter lengte.

Machine

Al vroeg werd gekeken of het mogelijk was om menselijke arbeid te vervangen door een werktuig. Maar waarschijnlijk heeft de ontwikkeling van geen enkele machine meer voeten in de aarde gehad dan die van de aardappelrooimachine. Het lukte indertijd sneller om mensen te laten vliegen…

Al in 1861 loofde de Maatschappij voor Landbouw in Veendam een prijs uit voor degene die kwam met een machine die de handenarbeid kon vervangen. Eén gegadigde meldde zich, met een Engelse Hanson-rooimachine. De  demonstratie was een deceptie. De toeschouwers zagen: "niets anders aan het werk … dan een wagentje op vier wielen, waar van achteren een stel vorken uitstak, die zoo gaauw als de paarden dat ding voorttrokken, vervaarlijk snel begonnen te draaijen, en ieder die zich ongelukkig dan aan de regterzijde bevond, eene ongemakkelijke hagelbui van modder en aardappelen in het aangezigt joegen."

Ook in de decennia daarna leverden prijsvragen niets op. De machines lieten te veel aardappelen in de grond zitten, of deponeerden deze juist beschadigd in de korf. In 1928 verzuchtte Jan Kok, directeur van de Veendammer landbouwschool, nadat hij wéér een paar prototypes onder ogen had gekregen: ‘Niemand gelooft op dit ogenblik dat een van beide rooimachines het handrooien overbodig zal maken.’

<p>Een van de twee gebroeders Baas uit Wildervank bij zijn aardappelrooimachine uit 1910. &ndash; Fotograaf onbekend,&nbsp;Veenkoloniaal Museum Veendam.</p>

Een van de twee gebroeders Baas uit Wildervank bij zijn aardappelrooimachine uit 1910. – Fotograaf onbekend, Veenkoloniaal Museum Veendam.

Finale

Pas in 1946 lukte het landbouwer Thomas Zuiderweg uit Zuidwending om met een eigen gebouwde machine de hele oogst binnen te halen. Het vraagstuk had tijdens de oorlog weer volop aandacht gekregen: voor het binnenhalen van de oogst waren te weinig handen beschikbaar geweest. Zuiderweg en andere uitvinders profiteerden ook van de opkomst van een andere noviteit, de tractor. De aardappelrooier hoefde nu niet licht genoeg te zijn om door een paard te kunnen worden getrokken.

Bronnen

Max Dendermonde en Harry N. Sierman, Hoe wij het rooiden. De veenkoloniale aardappelboer en zijn industrie (Veendam 1979).
E. Lagerweij, De Veenkoloniale aardappelrooimachine. Kroniek van een recente ontwikkeling (Veendam z.j.).