Grensland

De oorlog door de ogen van een tienermeisje in Mussel

Op woensdag 27 januari vond een tweede verhalenavond over de Tweede Wereldoorlog plaats in de bibliotheek in Stadskanaal. Er werd deze avond een door Jaap Kat samengestelde film met beelden over de periode 1939-1945 getoond.

De oorlog door de ogen van een tienermeisje in Mussel

Mobilisatie: Koningin Wilhelmina inspecteert de vaderlandse troepen in Stadskanaal. - Foto: bron onbekend

Veel beelden uit de film roepen herinneringen op bij de aanwezigen. En niet alleen de beelden, ook de muziek. Zo wordt het mobilisatielied van Lou Bandy door sommigen voorzichtig meegezongen. Het lied was erg populair in 1939 toen het Nederlandse leger werd gemobiliseerd.

Rats, kuch en boonen,
is het soldatendiner.
Rats, kuch en boonen,
doe daar je maaltje maar mee.
Vree is ons streven,
vrijheid van grenzen tot strand,
Hollandse soldaten leven voor het Vaderland!

Ook bij Geertje Eggens-Scheper (87 jaar) komen de herinneringen weer boven. Zestien jaar was ze bij de bevrijding in 1945. “Ik begreep toen echt niet dat mensen elkaar zulke vreselijke dingen konden aan doen,” vertelt ze tijdens de pauze. Haar ouders hadden destijds een manufacturenwinkel aan de Zandtangerweg 42a in Mussel. Geertje was de jongste van de acht kinderen in het gezin Scheper.

Goldine

Even verderop, aan de Zandtangerweg 10, woonden Artur en Henriëtte Hoffmann, een Joods gezin dat gevlucht was uit Duitsland. “Ze hadden een baby van een paar maanden oud, Goldine heette dat meisje. Ik ben weleens met haar in de kinderwagen wezen wandelen,” vertelt mevrouw Eggens-Scheper. “Eerst was er geloof ik nog een plan dat mijn zus met de kleine Goldine naar Limburg zou gaan. Daar woonde familie van ons. En dan zou ze later terugkomen, zogenaamd met een buitenechtelijk kind. Maar dat wilde mevrouw Hoffman niet. Ze heeft zich met de baby gemeld toen ze werd opgeroepen.” Ze overleefden de oorlog niet. Het hele gezin Hoffman kwam om in Auschwitz, de kleine Goldine was nog geen jaar oud.

Oorlogscake

Met de herinneringen komen meer namen boven. Bijvoorbeeld die van Elsbeth de Vries (1929-1943), een joods meisje dat ook met haar familie uit Duitsland was gevlucht en met wie mevrouw Eggens-Scheper wel eens speelde. “Ze wilden eerst naar Amerika, maar ze zijn uiteindelijk in Musselkanaal blijven wonen.” Elsbeth zat tijdens de oorlog ondergedoken op de Veluwe, maar werd toch opgepakt. Het meisje overleed op 13-jarige leeftijd in Birkenau.

“Mijn moeder heeft ook weleens een oorlogscake gebakken voor bekenden die in Westerbork zaten. Dan bakte ze een cake en die sneed ze dan doormidden zodat er een briefje in kon. De twee helften maakte ze dan weer netjes aan elkaar vast. Op dat briefje schreven mijn ouders dan iets bemoedigends, denk ik. Meneer Pranger zorgde er dan voor dat die cake in Westerbork binnen kwam. Hij werkte daar in de bewaking. Later heb ik me wel eens afgevraagd of hij die cake niet stiekem zelf opat. Maar ja, je weet het niet.”

Hongerwinter

Tijdens de hongerwinter kreeg het gezin Scheper een evacué uit Vlaardingen in huis. Hij heette Gerrit Boomsma en was een jaar jonger dan mevrouw Eggens-Scheper. “Ik vond dat zo gezellig. We speelden heel veel samen. Hij was uitgehongerd toen hij bij ons kwam. Maar hij is flink aangesterkt. Mijn zus moest regelmatig zijn kleren verstellen omdat hij eruit gegroeid was. Dan zette ze er een stukje stof tussen. Zijn broer was omgekomen bij de bombardementen op Rotterdam. Daar vertelde hij vaak over.” Ook bij de buren zaten twee evacuees. De zusjes Greta en Dina van Hemert uit Rotterdam. “Met die meisjes heb ik ook veel gespeeld. Ze hebben ook nog in mijn poesiealbum geschreven. Daar hadden ze hun adres ook bij gezet, dat ken ik nog steeds uit mijn hoofd. Ik vond het echt heel jammer dat ze na de oorlog weer terug naar huis gingen. Ik dacht eigenlijk dat Gerrit altijd bij ons zou blijven.”

Evacueren

Na de strenge hongerwinter van ’44-’45 werd Nederland in het voorjaar van 1945 bevrijd. Het nabijgelegen Musselkanaal werd op 12 april 1945 bevrijd, een dag eerder dan Mussel. “Wij zijn toen op de fiets gesprongen en naar Musselkanaal gefietst. Daar was het feest! Maar we moesten uiteindelijk toch weer terug naar Mussel. Omdat daar nog Duitse soldaten zaten, zijn we toen helemaal achterlangs gefietst, zodat ze ons niet zouden zien. Toen we thuis waren, vertelde mijn vader dat we moesten evacueren. We zijn toen naar familie gegaan bij Kopstukken. Daar hebben we gewoon de hele dag buiten gespeeld. De kogels vlogen ons soms bijna om de oren. En op 13 april zijn we eindelijk bevrijd.”

De bevrijding

Mevrouw Eggens-Scheper vertelt dat het met de bevrijding prachtig zonnig weer was. En dat ze elke dag feest vierden. Alles was versierd, met vlaggen en mooie bogen over de straat. En er was vaak muziek. Maar die feestelijke dagen hadden soms ook wel een donker randje. “Ja, er zijn toen ook wel dingen gebeurd die niet goed waren.” Ze kan zich nog herinneren dat een gevangen genomen Duitse soldaat werd gedwongen om voor een motor uit te rennen, helemaal van Onstwedde naar de IJzeren Klap. Hij mocht even uitrusten in Mussel. “Ik zie hem nog tegen de muur aan zitten. Daar mocht hij even vijf minuten pauze houden. Daarna moest hij weer verder rennen.”

“Ja, die dingen waren natuurlijk ook niet goed’, vertelt mevrouw Eggens-Scheper. “Ik had toen ook nog niet helemaal door wat er nou precies gebeurd was. Ik dacht bijvoorbeeld dat de Joden die verdwenen waren, wel weer terug zouden komen. Dat bleek later niet zo te zijn. Maar toen ik op 13 april met mijn vader stond te kijken hoe politie Drenth de Nederlandse vlag uithing, zag ik dat mijn vader in zijn ogen wreef. Ik heb hem nooit zien huilen. Behalve op dat moment. Toen had ik wel door dat dat een heel bijzonder moment was.”