Grensland

1940 tot 1945

Poolse bevrijders in Ter Apel en Stadskanaal

Nederland is bevrijd door de Canadezen, dat weet iedereen. Dat de Polen ook een belangrijke rol hebben gespeeld in het verdrijven van de nazibezetters, dat weten veel minder mensen. Voor de inwoners van Stadskanaal en Ter Apel en omgeving zijn de herinneringen aan en het contact met de Poolse strijders echter nog zeer levendig.

Poolse bevrijders in Ter Apel en Stadskanaal

Gesprekken over de bevrijding tijdens het verhalencafé in Stadskanaal op 28 oktober 2015. - Foto: Linda Pepping, Oog op Stadskanaal

De onderstaande verhalen zijn opgetekend tijdens het Verhalencafé 'Herinneringen aan de bevrijding' in Stadskanaal op 28 oktober 2015, dat werd georganiseerd naar aanleiding van de reizende tentoonstelling Routes of Liberation in de bibliotheek van Stadskanaal.

“Op 8 april kregen we van de Duitse politie te horen dat heel Ter Apel ontruimd moest worden,” herinnert Jaap Spanninga (1927) zich. “We hebben de hele nacht in het bos gelegen, maar gingen de volgende ochtend maar weer naar huis. Was de Ortskommandant weer eens dronken geweest en had hij zomaar wat bevolen?” Op 10 april hoort Jaap kanongebulder uit de omgeving van Emmen en op 11 april, zijn achttiende verjaardag, komt er 's ochtends een Duitse soldaat op hen afgestapt. “'Geef me een schop, want ik wil hier een kuil graven en daar ga ik in zitten met een Panzerfaust,' zei die man. 'Jullie moeten allemaal weg hier, want hier wordt gevochten!' Ik heb de Duitser niet meer teruggezien, maar de schep ook niet. Wij lagen weer in het bos en we zagen de Duitsers tussen de bomen door vluchten. Wij riepen steeds maar: 'Nicht schiessen, wir sind nur Frauen und Kinder!'” Voor Jaap is de bevrijding een geur: “De tanks van de Polen losten drie schoten, maar daarna gingen we erop af. En daar rook ik echte sigaretten; Players. Ik zal die geur nooit vergeten!”

Witbrood en chocolade

Ook voor Pieter de Graaf (1934) is de bevrijding een geur: die van vers gebakken witbrood. Zijn oorlogsverhalen spelen zich aan de andere kant van de wereld af. “In oktober 1945 was ik vluchteling in Nederlands-Indië. We hadden de kampen van de Japanners overleefd, maar werden nu bedreigd door de Indonesiërs, die onafhankelijk wilden worden en een haat ontwikkelden tegen alles wat blank was. We moesten vluchten en werden met kleine bootjes naar een groot Brits marineschip gevaren. Mijn bevrijding was de geur van witbrood: toen we de trap beklommen om aan dek te komen, steeg die heerlijke lucht van vers gebakken brood op uit de kombuis.”

Hans Dijkstra (1941) glimlacht bij de herinneringen aan het heerlijke eten van de bevrijders. Herinneringen die overal worden gedeeld. “Iedereen herinnert zich chocolade en witbrood. Ik was te jong om bang te zijn in de oorlog, maar bij de bevrijding waren we natuurlijk blij dat we van de Duitsers af waren. Maar wat bleek? Communiceren met de Polen ging nog het beste in het Duits! Dus wij vroegen in het Duits om chocolade.” Geertje Eggens-Scheper (1928) uit Musselkanaal haakt aan: “Ik mocht van mijn broer geen chocola gaan halen! Hij had drie jaar ondergedoken gezeten en hij verbood mij om Duits te praten. Daar ging de chocolade aan mijn neus voorbij!”

Poolse bevrijders in april 1945. - Foto: CHC Oldambt, collectienummer 5-1064
Poolse bevrijders in april 1945. - Foto: CHC Oldambt, collectienummer 5-1064

De vader van Geertje had een winkel in Musselkanaal. “Hij verzorgde de verdeling van de hongerkindertjes uit Rotterdam. Hij deed dat in café Middel. Nadat alle kindertjes met hun opvanggezinnen mee waren gegaan, ontdekte vader nog een huilend jongetje in de hoek.” In de Mussel zaten veel NSB'ers en deze Gerrit zou met zo'n bruinhemd mee moeten. “'Ik ga nog liever dood van de honger dan naar een NSB'er!' huilde Gerrit. Mijn vader vond dat wel een goede instelling en zo hebben we hem zelf mee naar huis genomen. Mijn broer zat namelijk bij ons ondergedoken en zou door Gerrit in elk geval niet verraden worden. Voor de zekerheid hebben we mijn broer Geert wel steeds 'Piet' genoemd. Nieuwsgierige buren die naar Geert vroegen, kregen van Gerrit het antwoord: 'Ik ken geen Geert.'”

Bruggen

Met onderduikers is ook Noortje Schrik (1932) bekend uit eigen ervaring. Haar vader was het hoofd van de katholieke Sint Willibrordschool in Stadskanaal en ze woonden naast de school. “Wij hadden op zolder een Rijksduitser, zoals die heel veel bij ons in de buurt woonden: Duits van oorsprong, maar al jaren wonend in Nederland en verplicht om mee te vechten aan de Duitse fronten. Daarom zat hij bij ons op zolder. Mijn eigen broer zat er ook.” Noortje herinnert zich de bevrijding nog goed. “De ene kant van Stadskanaal was bevrijd, maar de andere niet. Bij de Gele Klap bleven de Poolse tanks staan op 12 april, want die brug lag eruit. Mijn oudste broer is toen met een vriend naar de Polen toe gegaan om hen de weg te wijzen, wat mijn vader helemaal niet zinde. Ze zijn door Nieuw-Buinen gegaan om naar Wildervank te komen, zittend bovenop een tank. Toen ze weer thuiskwamen, vertelde mijn broer dat ze onderweg een NSB'er waren tegengekomen die de tank had willen stoppen met zijn revolver. Mijn vader was laaiend, want de Polen zaten dan wel in de tank, maar de jongens er bovenop! Dat had heel anders af kunnen lopen.”

“Het was een vreemde situatie in die dagen. Aan de andere kant van de Gele Klap zaten de Canadezen.” Harm Venema (1930) uit Veendam raakte tijdens de bevrijding al gefascineerd door de 1e Poolse Pantserdivisie en weet alles over het legeronderdeel en het bataljon 'Jagers van Podhale' te vertellen. Hij bezit een kostuum van een Poolse officier, de zogenaamde 'battle dress', en de baret van kapitein Jan Salwa, de bevrijder van Veendam. “Het is vreemd dat Stadskanaal nooit genoemd is in de verslagen van de Polen, terwijl ze er toch een dag zijn gebleven omdat de bruggen eruit lagen. Bij de Pekelderbrug hebben de Polen samen met omstanders van stropakken een provisorische brug gemaakt. Elke brug kreeg van de Polen een naam en deze werd heel toepasselijk 'No Smoking' gedoopt.”

De Polen na de bevrijding

Anastasia van der Werff-Podgórski heeft de oorlog zelf niet meegemaakt, maar haar naam verraadt een Poolse afkomst. Haar vader en moeder leerden elkaar vlak na de bevrijding van Ter Apel kennen. “Mijn vader Dominik Podgórski was ordonnans van generaal Maczek en hij had opdracht gekregen om een slaapplaats voor de legerleider te vinden. Dat was hem gelukt aan de overkant van de straat waar mijn moeder woonde. Nu moest mijn vader zelf nog een onderkomen hebben voor de nacht en hij klopte aan bij de ouders van mijn moeder. Zij deed de deur open en zo is het gekomen. Hij moest nog mee Duitsland in, maar hij is teruggekomen, heeft Nederlands geleerd en in 1951 zijn ze getrouwd.”  

Harm Venema vertelt Anastasia dat haar moeder, door haar huwelijk met een Pool, officieel stateloos werd. “De situatie met de Polen lag nogal gevoelig vanwege de koude oorlog. Wie trouwde met een Pool, verloor het Nederlanderschap.” Inderdaad herinnert Anastasia zich dat haar moeder zich vroeger regelmatig moest melden bij de politie. Venema: “Dat heeft tot 1962 geduurd en toen heeft de Nederlandse regering dat pas rechtgetrokken.”

De Nederlandse overheid heeft weinig erkenning gehad voor de Poolse bevrijders, is de algemene teneur. “De Polen kregen niet de eer die ze verdienden. De Russen en Amerikanen maakten afspraken over wie Polen 'kreeg' en daardoor lag de kwestie gevoelig,” legt Hans Dijkstra uit. Van de Poolse generaal Maczek is bekend dat hij door de Poolse communisten het land uit werd gezet en in Engeland vervolgens geen veteranenpensioen kreeg, omdat hij niet als geallieerd strijder werd gezien. De inwoners van Stadskanaal en Ter Apel hebben echter warme gevoelens voor de Polen. “Het waren heel aparte dagen,” vindt Jaap Spanninga, “om nooit te vergeten.”

Collectie Groningen: de oorlogsdagboeken van Geke Hollema