Pioniersgeest
1568 tot 1648
Dure rogge in Visvliet
In de zuidkant van het koor van de kerk van Visvliet is een steen ingemetseld waarop de roggeprijs in 1557 staat aangegeven. Dat die prijs in steen is vastgelegd duidt er op dat het om een bijzonder iets gaat. De rogge was toen erg duur. Deze kostte destijds 7 Emder guldens het mud. Het zijn prijzen en maateenheden die nu weinig meer zeggen. In dit verhaal gaat het over de duurte en wat daarmee te maken had aan het einde van de middeleeuwen.
'Duurtejaren'
Opmerkelijk genoeg is ook in de kerk van Tinallinge een originele tekst over de roggeprijs van 1557 bewaard gebleven. Daar staat vermeld op latjes uit de bouwtijd (1557), die zijn aangebracht onder de orgelbalustrade, dat een mud rogge 7 ‘kromsteerten’ kostte, een mud gerst 8 en een mud haver 4. Ook in Friesland komt een dergelijke vermelding uit die tijd voor: in de kerk van Lytsewierum (Lutjewierum) bij Sneek. De jaren 1556-1557 worden dan ook aangegeven als een tijd waarin er een graancrisis was. Het jaar 1557 was een zogenaamd ‘duurtejaar’.
Rogge werd plaatselijk verbouwd, waaronder veel in Drenthe, maar tevens aangevoerd uit het Oostzeegebied. In de middeleeuwen en het begin van de nieuwe tijd (16de en 17de eeuw) konden graanprijzen vooral stijgen door twee factoren: misoogsten en oorlogen. Nu had er in 1556 een langdurige droogte in de Nederlanden en de omringende landen geheerst, die resulteerde in misoogsten, terwijl de oogst in het voorgaande jaar ook al niet geweldig was geweest. Daarnaast was er in deze periode oorlog met Frankrijk, die was verergerd: Franse kapers lieten zich gelden op de Noordzee en zelfs in het Waddengebied. Zo was er omstreeks januari 1557 een groot tekort aan graan ontstaan. De situatie zou pas verbeteren, toen er in juni 1557 een honderdtal schepen met rogge uit het Oostzeegebied in Amsterdam arriveerde, waardoor de graanprijzen in de loop van juli daalden… Dat was mede omdat ook de oorlog met Frankrijk een gunstige wending nam.
Opschriften op de gedenksteen
De kerk te Visvliet is in 1427 gesticht vanuit het nabijgelegen Friese Gerkesklooster, anders Jeruzalem geheten. Het is daarom niet verwonderlijk dat op deze gedenksteen ook de naam van de dertigste abt, Geradus Winkel, oorspronkelijk afkomstig van Dwingeloo, staat vermeld.
De op de steen vermelde ‘Emder guldens’ zijn in het midden van de 16de eeuw een gangbare muntsoort. Emden was destijds een voorname handelsstad. De Emder gulden was een zogenaamde rekenmunt die stond voor 30 Groninger stuivers. Een Groninger mud was een meeteenheid voor graan die neerkwam op een hoeveelheid van ruim 91 liter. Voor rogge komt dat omgerekend neer op 60 tot 65 kilo. Dat betekende dat in 1557 de rogge ongeveer een halve stuiver per kilo kostte. En dan moest er nog roggebrood van gebakken worden. Er is berekend dat een arbeidersgezin met twee kinderen in deze tijd (toen er nog geen aardappelen waren) per dag gemiddeld een 2,5 tot 3,5 kilo aan roggebrood at.
Die hoge roggeprijs was iets wat men in Visvliet en elders blijkbaar in herinnering wilde houden. Het was dan ook de hoogste prijs in de 16de eeuw: meer dan 110 procent boven het gemiddelde. Voor mensen met een laag inkomen, voor wie die destijds rogge het hoofdvoedsel was, waaraan ze in gewone tijden al zo’n derde deel van hun inkomen uitgaven, moet dat een moeilijke tijd zijn geweest.
Waarom Visvliet?
Waarom is deze steen juist in de kerk van Visvliet aangebracht? Blijkbaar was er een verband tussen de plaats, de kerk en rogge. De link via de kerk tussen Visvliet en Gerkesklooster is al genoemd, maar waarom de vermelding van de roggeprijs? Zoals hiervoor ook al aangegeven ging het om een ‘duurtejaar’. Mogelijk speelt de ligging van Visvliet een rol. Het dorp was gunstig gelegen bij een kruispunt van land- en waterwegen: daar waar de weg van ‘Westerlauwers’ Friesland (de huidige provincie Friesland) naar Groningen kruiste met de – toen nog goed bevaarbare – grensrivier de Lauwers. Op deze plek was sinds 1420 de oversteek mogelijk via de Gerkesbrug. Visvliet was daarom een gewilde vestigingsplaats voor kooplieden en neringdoenden. De kroniekschrijver Abel Eppens (1534-1590) omschrijft het dorp als een van de grootste in de omgeving van Groningen, maar wie er woonden omstreeks het midden van de 16de eeuw, is niet bekend.
Handelsverkeer
Volgens een lijst van 1595 stonden er in de ‘binnenburen’ van Visvliet 68 huizen en voorts nog vier bij Gerkesbrug. De nederzetting telde toen twee schippers, twee brouwers, een oliemolenaar, een kremer (winkelier), en nog een zeventiental ambachtslieden. Over de verbindingen met elders is weinig bekend, maar ongetwijfeld was er handelsverkeer over het water met bestemmingen verder weg. Van 1640 is bekend dat er toen in de haven geregeld schepen met graan lagen, bestemd voor Amsterdam. Visvliet was dus een plaats waar rogge per schip aangevoerd kon worden voor het westelijk deel van de provincie. Maar een dergelijke onderbouwing gaat bepaald niet zomaar op voor de andere plaatsen met een vermelding van de graanprijs in 1557: Tinallinge en Lytsewierum…
Literatuur:
P. Hoppenbrouwers, ‘Juichkreet of uitroep van wanhoop? De herinnering aan het duurtejaar 1557 in twee Goninger kerken’, Groninger Kerken 10 (1993);
Kees Kuiken, ‘Friezen in Visvliet omstreeks 1600’, Groninger Kerken 30/4 (okt. 2013).