Een schortje vol Canadees lekkers

Diny Smith werd in 1937 geboren in Delfzijl. Toen ze bijna vier jaar oud was, overleed haar vader. “Hij was van beroep schoenmaker. Hij overleed aan een longontsteking, omdat penicilline in de oorlog niet beschikbaar was.” Diny bleef met haar moeder, haar oudere zus en broer achter. Een tijd van armoede.

Een schortje vol Canadees lekkers

Het schortje van Diny Smith, van haar moeder gekregen voor Sinterklaas in 1943. -Foto: Diny Smith

Tijdens het verhalencafé van 25 april 2015 in Delfzijl schrijft Diny haar herinneringen uit de oorlog op.

“Moeder bleef in 1942 achter met drie kinderen: een dochter van zestien, een zoon van negen en een dochter van net geen vier, ik dus. Er was geen geld. Vanuit de diaconie kwam wat ondersteuning, maar verder moest mijn moeder uit werken. In het laatste oorlogsjaar was er niets meer te krijgen. Voor een fles melk ging mijn moeder lopend naar Heveskes of Wagenborgen, en dat terwijl familie vlak in de buurt een melkerij had! Moeder vroeg om een fles melk, maar als antwoord kreeg ze: 'Dat kun jij niet betalen.' Ze verkochten de melk liever op de zwarte markt. Zeep had ze ook niet. Ze waste met Vim [een korrelig schuurmiddel], terwijl de buren een wasketel vol zeeptabletten hadden. Ze kreeg niets. Hoezo, dat mensen in de oorlog zo eensgezind waren?

Op 5 december 1943 kreeg ik van mijn moeder een schortje. Er was verder niets meer te koop. Ik droeg dat schortje vaak (ik heb het nog!). Na de bevrijding, we woonden in Farmsum, was er een legerkamp in het Borgshof, de vroegere ijsbaan. Als kind gingen wij naar de Canadezen en kregen daar kauwgum en chocolade.
Toen ze in de zomer hun kamp opbraken, waren wij er natuurlijk ook. Een soldaat riep mij naar voren. Ik moest mijn schortje ophouden en daar kwam allerlei lekkers in! De andere kinderen waren stikjaloers. Mijn moeder zei nog: 'Die Canadees heeft misschien zelf een dochtertje in Canada.'”

Nadat ze haar verhaal heeft opgeschreven, bekijkt Diny een aantal foto's uit de oorlogstijd, die op de tafels liggen tijdens het verhalencafé. “Deze herken ik. Hier zijn we een stropak gaan halen om de schuilkelder mee te beveiligen.” Ze wijst op een foto van twee boerderijen bij Geefsweer, waar door de Duitsers een bunker tussen was gebouwd.  

<p>De bunker tussen twee boerderijen bij Biessum, waar Diny een stropak ging ophalen. - Foto: Gemeente Delfzijl</p>

De bunker tussen twee boerderijen bij Biessum, waar Diny een stropak ging ophalen. - Foto: Gemeente Delfzijl

Beschoten

“De BB, Burgerbescherming, zei iedereen dat ze stropakken voor de kelderraampjes moesten plaatsen om rondvliegend glas tegen te gaan. Wij gingen op pad naar met een bolderkarretje. Dat karretje hadden twee mannen van de Organisation Todt voor mijn broer gebouwd. Die OT'ers zaten tijdelijk bij ons ingekwartierd en werkten als bunkerbouwers en putjesgravers. De boerderij met de bunker stond aan het begin van Geefsweer: vroeger de Weiwerderweg, nu Proosdij. Toen we daar aankwamen, werd er plotseling geschoten en de Duitsers wenkten ons, dat we in hun bunker mochten schuilen.”  

Toen de kust weer enigszins veilig was, ging de familie Smith weer op pad. “Maar op de weg kiepte de bolderkar om en het stropak gleed eraf. Duitse soldaten kwamen uit hun schuttersputje om te helpen, maar daar begonnen de beschietingen opnieuw! We zijn teruggerend naar de boerderij. Mijn broer vloog de ene kant om de hoek en ik de andere kant, maar moeder zat gehurkt tegen de staldeuren. Ze dacht dat we dood waren.” Uiteindelijk kwam Diny toch veilig thuis met haar moeder en haar broer. Samen met hen en haar twaalf jaar oudere zus wachtten ze de bevrijding af in hun kelder. “Op 2 mei werd er om acht uur 's morgens heel hard gebonsd: 'Attie, Attie, we zijn vrij!' Het was een vriendinnetje van mijn zus die ons het goede nieuws kwam vertellen.”

Vrijheid

Diny, haar moeder en haar broertje liepen door Delfzijl, proevend van de vrijheid. “De school bij ons in de buurt was bezet geweest door de Duitsers. De ketels erwtensoep stonden daar nog. Moeder heeft gauw een pannetje opgehaald!”  

Diny's moeder ging aan het werk voor de Canadezen. “Ze ging wassen. Daar kreeg ze haar eerste zeep! Toen moeder een fijt op haar vinger kreeg, kwam er elke dag een hospik langs.” Diny herinnert zich nog de namen van een paar soldaten: “Rex, John en Bill. Van die laatste kreeg moeder een kettinkje.”