Verhalencafé: levendige herinneringen aan de bevrijding van Delfzijl

Als er één ding opvalt aan de vele oorlogsherinneringen van de bezoekers aan het Verhalencafé in Delfzijl, dan is het wel dat ze allemaal op de een of andere manier over schuilkelders gaan. Op 25 april 2015 vond in het Muzeeaquarium een middag plaats waarbij bezoekers verhalen konden horen en vertellen over hun oorlog en bevrijding.

Verhalencafé: levendige herinneringen aan de bevrijding van Delfzijl
Tijdens het verhalencafé in Delfzijl laat Henk Groenharen (geheel links) zijn verhaal opschrijven. Midden rechts bunkerkenner Ties Groenewold in gesprek met een bezoeker. - Foto: Duncan Wijting

Het Muzeeaquarium in Delfzijl is deels gevestigd in een bunker uit de Tweede Wereldoorlog, een overblijfsel van de zogenaamde Batterie Delfzijl. Aan het begin van het Verhalencafé vertelt bunkerspecialist Ties Groenewold over de verschillende bunkers met zwaar geschut die aan de Groningse oostkust stonden opgesteld, bij Nansum, Delfzijl, Termunten en in de Carel Coenraadpolder. De bezoekers die de bevrijding hebben meegemaakt, hebben nog levendige herinneringen aan de vernietigende kracht van dat geschut.

Onuitwisbare indruk

Henk Groenharen (1937) was acht jaar en lag met zijn familie en 25 anderen in een provisorische schuilkelder bij Termunten, toen er een granaat op viel. “Er vielen gewonden en doden en we moesten over de lichamen kruipen om naar buiten te komen. Er was een meisje van één jaar bij, van wie een stuk van haar hand was weggerukt. Haar beide ouders waren op slag dood. Ze huilde en huilde, de hele tocht door de moddersloten naar veilig gebied. En onderweg werd ze ook nog in haar bil geschoten.” Het geheel maakte op de jonge Henk zo'n onuitwisbare indruk, dat hij een aantal jaren geleden op zoek is gegaan naar dat meisje. Na twee jaar actief zoeken, vond hij haar, levend en wel. “Ze was opgenomen door familie in Drenthe. Ook de zoon van de chauffeur die haar naar het ziekenhuis heeft gebracht, heb ik weten te vinden.”

Schuilkelders

Annie Pilon (1930) woonde in de Willemstraat in Delfzijl en zat maar liefst elf dagen in een schuilkelder. “Ik zat daar met mijn oma en moeder en in totaal vijfenveertig man, opeengepakt in een kleine ruimte. Soep werd gekookt in een grote wasketel en slapen deden we op onze stoel.”

De vader en de broer van Annie hielden tussen de ergste beschietingen door hun bakkerij draaiende. “Ze hebben gebakken totdat de ramen kapot sprongen van de zoveelste granaatinslag.”

Stropak

Diny Smith (1938) wijst op een foto die op tafel ligt: “Bij die boerderij hebben we een stropak op moeten halen om voor het kelderraampje te leggen. Wij gingen op pad naar deze boerderij, met een bolderkarretje. Toen we daar waren, werd er plotseling geschoten en de Duitsers wenkten ons, dat we in hun bunker mochten schuilen.” 

Toen de kust weer enigszins veilig was, ging de familie Smith weer op pad. “Maar op de weg kiepte de bolderkar om en het stropak gleed eraf. Duitse soldaten kwamen uit hun schuttersputje om te helpen, maar daar begonnen de beschietingen opnieuw! We zijn teruggerend naar de boerderij. Mijn broer vloog de ene kant om de hoek en ik de andere kant, maar moeder zat gehurkt tegen de staldeuren. Ze dacht dat we dood waren.”  

Kwajongen

Ook Henk Engelsman (1930) zat in een schuilkelder tijdens de gevechten in de omgeving van Delfzijl. “Tien dagen hebben we daar gezeten, maar als het even stil was, ging ik naar buiten om mijn vrienden te zien. Het mocht niet van mijn ouders, maar ja: de deur stond open.”

Engelsman, die in de oorlog de bijnaam 'Tommie' kreeg vanwege zijn achternaam (de Engelsen werden ook wel 'Tommies' genoemd), is naar het Verhalencafé gekomen in de hoop daar kennissen te treffen. Op filmbeelden ziet hij wel oude bekenden, maar onder de bezoekers niet direct. Hij deelt zijn verhalen echter met plezier met iedereen die ernaar wil luisteren. Engelsman heeft als kwajongen van alles meegemaakt en uitgehaald in de oorlog en schopte het na de bevrijding zelfs tot ordonnans van de Canadezen. “Ik was vijftien, kreeg een armband en een nieuwe fiets en mocht allerlei boodschappen overbrengen. Ik heb een heleboel gezien in die tijd!”

Onbekenden en een gasmasker

Tijdens het Verhalencafé worden ook twee documentaires vertoond van filmmaker Liefke Knol. Mevrouw Heeren-Arbeider herkent een aantal gezichten op de beelden die ze ziet en biedt aan om te helpen bij het identificeren van deze personen.

Meneer Veenkamp (1934) uit Stedum heeft een bijzondere herinnering aan de oorlog meegenomen naar de verhalenmiddag: een puntgaaf Duits gasmasker, met de naam van de Duitse soldaat er nog op: Wilhelm Buss. “Vlak voor de bevrijding stonden er in Stedum een heleboel karren opgesteld met Duitsers die wilden vluchten. Toen de soldaten vertrokken, lieten ze allerlei oorlogstuig achter. Ik pikte er het gasmasker uit, maar er lag ook wapentuig en ander spul.” Bunkerkenner Ties Groenewold is zeer geïnteresseerd in het masker en zou het graag toevoegen aan zijn collectie. “Ik heb net een museum geopend in Middelstum, met bodemvondsten en andere dingen uit de oorlog.”

Twee bezoekers bekijken het Duitse gasmasker dat meneer Veenkamp tijdelijk in de vitrine heeft gezet. - Foto: Duncan Wijting
Twee bezoekers bekijken het Duitse gasmasker dat meneer Veenkamp tijdelijk in de vitrine heeft gezet. - Foto: Duncan Wijting

Het belang van verhalen

Het Verhalencafé wordt afgesloten met een lezing door Joël Stoppels, gids van Battlefield Tours. Hij geeft zowel een gedegen overzicht als interessante details over de bevrijding van Delfzijl door de Canadezen. Hij toont ook een filmpje over de zus van een omgekomen soldaat, die ontdekt waar haar broer is gesneuveld. Bezoeker Peter Jonker: “Er zijn in Canada ook veel mensen die willen weten wat hier allemaal gebeurd is. Ik onderhoud contact met iemand van de Cape Breton Highlanders, het regiment dat Delfzijl heeft bevrijd. Ook zij zijn op zoek naar verhalen.”

'Tommie' Engelsman vindt het jammer dat de jongere generaties weinig interesse meer hebben in de oorlogsherinneringen van hun ouders en grootouders, maar hij wordt snel tegengesproken. “Voor mij was de oorlog dan wel in zwart-wit,” zegt Peter Jonker, “maar hij is er niet minder interessant om. Dit zijn niet alleen spannende, maar ook belangrijke verhalen. Die verdienen het om gehoord te worden.”