Handel en wandel: Groningen als stapelplaats

Opslagplaatsen voor goederen en met name voor voedsel zijn in alle samenlevingen een levensnoodzaak geweest. Opslag van gewassen is noodzakelijk voor het eigen voedsel en, in agrarische samenlevingen, om in het volgende jaar over zaaigoed te kunnen beschikken. Bij de productie van een overmaat aan goederen ontstaat de mogelijkheid hiermee handel te drijven. Ook deze goederen dienen te worden opgeslagen. Een aparte plaats namen in de Middeleeuwen de centra in, waar voor de landsheer de pacht van zijn landerijen werd geïnd. Groningen was zo’n centrum. Voor zover de inning van de pacht niet in edele metalen plaatsvond, geschiedde dit in natura. Ook dit vereiste de nodige opslagruimte.

Handel en wandel: Groningen als stapelplaats
De Groninger Korenbeurs, gebouwd in 1862-1865, was destijds het centrum van de graanhandel. Nu huist er een supermarkt. - Foto: Wikimedia Commons

De centrale positie die Groningen in de vroege Middeleeuwen als inningcentrum innam, zal zeker een stimulerende invloed op de regionale handel hebben gehad. Voor de regionale handel lag Groningen zeer gunstig; op het grensgebied van de zeekleigebieden (veeteelt) en de Drentse zandgronden (landbouw) vormde de stad een natuurlijke handelsplaats. Ook buiten de regio werd handel gedreven. Muntvondsten uit de 11e eeuw in het Oostzeegebied wijzen in die richting.

In de 13e eeuw blijken Groningers actief in Engeland en het Oostzeegebied. De aard van de handel laat zich helaas niet goed vaststellen, maar aannemelijk is dat gehandeld werd in hout en graan uit de landen rond de Oostzee tegen goederen die de zeekleigebieden en zandgronden konden bieden, als wol en huiden. Vanuit het Rijnland zal wijn en keramiek zijn aangevoerd. De 13e eeuw is ook de periode waarin de handelaren zich als groep roeren in de partijtwisten in de stad.

Stapelplaats

In de loop der Middeleeuwen en daarna ontwikkelde Groningen zich meer en meer tot de stapelplaats van en markt voor goederen uit de regio. Dit recht eigende Groningen zich (gewapenderhand) toe en wist dat tot het einde van de 18e eeuw vast te houden. In de 19e en 20ste eeuw wist de stad haar positie te handhaven als centrale marktplaats en als cultuur- en industriestad.

Geleidelijk aan veranderde de functie van de stad meer in die van winkelcentrum en na de Tweede Wereldoorlog in een centrum voor dienstverlening. De handel in graan heeft zich uit de Korenbeurs teruggetrokken. De MKZ-crisis van 2000 leidde tot het einde van de veehandel in de stad. Dat Groningen een handelsplaats was, blijkt uit de vele pakhuizen die in en om de binnenstad bewaard zijn gebleven. Er zijn er meer dan 200! Het grootste deel van deze pakhuizen dateert uit de laatste twee eeuwen, maar enkele zijn beduidend ouder.

Spiekers

Tot de 13e eeuw vond opslag van goederen uitsluitend plaats in houten gebouwen, waarvan bij opgravingen resten zijn teruggevonden. Het betreft zogenaamde spiekers (kleine gebouwtjes) en lange schuren. Ook de boerderijen kunnen als opslagplaats dienst hebben gedaan. Mogelijk al in de 12e, maar zeker in de 13e eeuw verschenen de eerste bakstenen gebouwen. Van dit soort gebouwen zijn er in de stad zeker tien bewaard gebleven. De bekendste daarvan zijn het Calmerhuis (Oude Boteringestraat 24), het Hinkaertshuis (Oude Kijk in ‘t Jatstraat 6), Café De Drie Gezusters en Hotel De Doelen (Grote Markt zuidzijde).

Deze grote huizen bezaten een dubbele functie. De begane grond (nu de kelder) vormde een (koele) opslagruimte, net als de hogere verdiepingen. De eerste verdieping (nu parterre) bevatte het woongedeelte van het huis. Deze combinatie van wonen en opslag in hetzelfde gebouw bleef lange tijd gehandhaafd. Gebouwen uit de 14e en 15e eeuw, die verborgen achter jongere gevels, nog veelvuldig langs de hoofdstraten in de binnenstad aanwezig zijn, vertonen een vergelijkbare opbouw. Ook hier zijn de hogere verdiepingen verstoken van een haardplaats, zodat een woonfunctie uitgesloten lijkt. De kelder daarentegen bevat vaak wel een stookplaats. In de 14e /15e eeuw werden waarschijnlijk de eerste echte stenen pakhuizen gebouwd. Zij bevinden zich op de achtererven. De pakhuizen aan De Laan waren hiervan tot hun afbraak goede voorbeelden. Wel bewaard gebleven is een 16e-eeuws pakhuis aan het Munsterstraatje, Gelkingestraat 39/3.

Pakhuizen aan de zuidzijde van de Grote Markt, ca. 1935 -  RHC Groninger Archieven (1785-00432).
Pakhuizen aan de zuidzijde van de Grote Markt, ca. 1935 - RHC Groninger Archieven (1785-00432).

Tot in de 19e eeuw bleef de schaal van de pakhuizen beperkt. Na het derde kwart van de 19e eeuw trad een schaalvergroting van de graanpakhuizen op; de tonnage van de (gemotoriseerde) schepen nam toe; de landbouw raakte gemechaniseerd. De opbrengst van de akkers nam door het gebruik van kunstmest toe. 

Pakhuis wordt woonhuis

Met het wegvallen van de scheepvaart als vrijwel enig groot transportmiddel na de Tweede Wereldoorlog, verloren vrijwel alle pakhuizen in en om de binnenstad hun functie. Het vervoer vindt sindsdien grotendeels plaats via de weg en de binnenstad is op grote vrachtwagens niet berekend. Het merendeel van de pakhuizen kwam in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw leeg te staan. Dankzij financiële injecties uit het stadsvernieuwingsfonds en andere stimulerende maatregelen en door de inzet van gemeente, woningbouwverenigingen en particulieren zijn veel pakhuizen uit vervlogen jaren voor de toekomst bewaard als woonhuis.