50 jaar Lauwersmeer , Wad & Water

1965 tot 1970

Het beroep van rijswerker: zinkstukken, wiepen en tuinen

Meindert Broersma is 'rijswerker’ geweest. Hij maakte zogenaamde zinkstukken. Dat waren reusachtige gevlochten matten van rijshout (dunne takken). Die werden afgezonken aan de voet van de dijk of een ander object dat in of bij het water stond. Ze lagen dan onder de waterlijn om het gedeelte van de dijk dat onder de waterlijn lag te beschermen. Om het wegspoelen van zand of andere fijne deeltjes tegen te gaan, werden in de zinkstukken eerst rieten matten, later plastic matten, verwerkt. De zinkstukken werden op hun plaats gehouden met ‘stort’: grote stenen. Het zijn termen uit een heel apart beroep, waarover Meindert Broersma vertelt.

Het beroep van rijswerker: zinkstukken, wiepen en tuinen

Het maken van 'wiepen'. - Foto: Beeldbank Rijkswaterstaat

Meindert Broersma: ‘Ik ben destijds gevraagd door het arbeidsbureau, dat bezig was met het organiseren van een ploegendienst voor het maken van zinkstukken. Na mijn vijftiende heb ik met een groep een opleiding van een aantal maanden gevolgd bij Rijkswaterstaat op Dokkumer Nieuwe Zijlen. Die opleiding werd gegeven door een Werkendammer, die zelf ook rijswerker was geweest. De Werkendammers hadden een speciale bijnaam, dat waren de ‘Beren’. Ze waren ook bij de werkhaven voor de afsluiting van de Lauwerszee, bij Oostmahorn. Het waren vaklui, prima mensen, daar konden we allemaal goed mee overweg.

Daarna ben ik voor kust- en oeverwerk aangesteld, met name voor het rijswerk. Zo ben ik al redelijk gauw bij de Lauwerszeewerken terecht gekomen. Dat was halverwege de jaren zestig. We moesten een heleboel langs de kust doen. Vanaf die tijd af kwam ik overal.’

Rijswerk

De term rijswerk komt van het werken met rijshout. Broersma: ‘Dat werd gehakt in de Biesbosch en was een jaar of langer aan het drogen. Dan werd het naar Oostmahorn verscheept. Degenen die vanuit de Biesbosch het rijswerk brachten, waren bijvoorbeeld de gebroeders Ippel. De een was walbaas en zijn broer was uitvoerder. De schepen die naar Oostmahorn voeren, waren van de Damens: een vader en zoon en twee broers. Die hadden allen een schip waarmee ze het hout brachten. En je had nog de Van Wijngaardens, die hout brachten met auto’s. Dat was later.

Het aangevoerde rijshout moest eerst van het schip naar de wal, via een loopplank met bosjes op de rug. Het schip werd drooggezet en dan moest bij de loopplank omhoog om de bossen op de rug te laden. Dan door het gangboord en via de loopplank weer aan land. Zo was je heel lang bezig. Later werd dat gemakkelijker, want toen kwamen er veel vrachten hout met de auto. Dan hoefde je er ook niet meer mee te sjouwen, want die auto kon naast de hoop gaan staan.

Als dat jong hout was, was het water er nog niet uit en dan was het niet te tillen. Het moest oud hout zijn, maar dat was zo sterk niet meer. Maar goed, als het maar onder water kwam, dan was het wel redelijk duurzaam.’

<p>Een zinkstuk. - Foto: Beeldbank Rijkswaterstaat</p>

Een zinkstuk. - Foto: Beeldbank Rijkswaterstaat

Zinkstukken maken

Van het rijshout werden zinkstukken gemaakt. Broersma: ‘Op een stelling werden de zogenaamde ‘wiepen’ gemaakt. Dat zijn lange stroken van rijshout met touw er omheen gewonden. Daarvoor gebruikten we meestal sisaltouw. Van die wiepen werd een zogenaamd kruiswerk gemaakt, van lange stroken. Dat vormde de basis. In onze tijd gebeurde dat al niet meer met de hand. Daar was een machientje voor, waarmee je die stroken kon maken, zo lang of breed als het zinkstuk maar moest zijn. Zo’n stuk was al gauw veertig meter lang en dertig meter diep. Die stroken werden om te beginnen kruislings op elkaar gelegd. Daar werd een touwtje aangezet om die te kruisen met daarbij een paaltje. Het zijn eigenlijk stokken maar wij noemden het paaltjes. Daaronder werd de eerste laag aan elkaar geknoopt, stokje erop, touwtje bovenaan het stokje vastmaken en dan kon je zo doorgaan. Dan kon je later de verschillende lagen naar elkaar toe trekken.

Als laatste kwam er meestal een ‘tuin’ op. Dat is een gevlochten stuk, dat je naar boven of beneden kon trekken zodat het geheel sterker werd. Dat was om te voorkomen dat de stortsteen, de ballast, wegrolde. Als zo’n stuk gaat zinken, dan wil dat in eerste instantie wel eens wat scheef gaan en dan zouden de stenen eraf rollen en had je niks aan die ballast.

In de praktijk werd het maken van zinkstukken in het verleden altijd gewoon op de grond gedaan. Dus als het laag water was, had je daar een geschikt hoekje voor en daar werd zo’n zinkstuk dan zo snel mogelijk gemaakt totdat zover was dat het ging drijven, maar niet uit mekaar ging drijven. Dan was je nog niet klaar, maar toch. Je wachtte daarna totdat het water weer zakte en dan kon je het verder afbouwen.’

Werkhaven Oostmahorn

‘Je had in Oostmahorn een werkhaven met een grote helling waar je die stukken moest maken. Die helling bestond uit schuin liggende planken, met om de drie planken een gat. Maar er was ook een plank die hoger was, en die zat op rolletjes en ging mee naar beneden om het glijden te vergemakkelijken. Daar zat een touwtje aan en als we dan beneden waren pakten we het touw en dan trokken we dat ding weer naar boven.

Zo kon je in Oostmahorn constant doorgaan. Als je een stuk klaar had op die helling dan kwamen er twee sleepboten en die trokken dat stuk eraf en werd het verder afgebouwd in de haven. Ondertussen kon je direct weer beginnen met het nieuwe zinkstuk.

Op het drijvende zinkstuk kon je later nog een ‘tuin’ aanbrengen en het moest nog verder worden versterkt. Een schip leg je vast aan een bolder, maar het zinkstuk moet ook een soort bolder hebben op de verschillende hoeken. Die maakten we met de hand. De stenen gingen erin, de extra bossen hout en dan werd een ‘prop’ gemaakt. Daar werden allemaal palen schuin in de rondte geslagen met in het midden een dikke paal. Dat was dan een grote en daar kon je een ‘hercules’ op zetten. Een hercules is een tros waar staaldraad in verwerkt zit, die waren wel 200 meter lang en daar had je verscheidene van nodig. Daar kon een sleepboot flink aan trekken, zonder dat hij het stuk uit elkaar trok.

Terwijl het stuk van de helling afgegleden was en het in de haven lag, werd dat allemaal klaargemaakt, want als je de zee op ging, moest alles klaar zijn. Daar werden dan ankers uitgezet om de stukken op zijn plek te houden want met zo’n ‘grote lap hout’ moest dat wel goed vastzitten.

Daarna ging je met zo’n stuk de zee op naar de plek waar je zijn moest. Daar ging je voor anker. De zinkstukken lagen dan in zo’n pak op het schip met de lichte stenen. Vervolgens gingen we de planken uitleggen op het zinkstuk en dan stonden we zo met een man of tien, twaalf op zo’n plank en dan gaven we die stenen allemaal door. Zo werd het stuk langzamerhand geballast totdat het ongeveer zwevend was. Als een stuk losgelaten werd, was het dood tij. Dan heb je geen stroming, maar dat was natuurlijk maar een paar minuten.’

<p>Het storten van de stenen was lange tijd handwerk. - Foto: Beeldbank Rijkswaterstaat</p>

Het storten van de stenen was lange tijd handwerk. - Foto: Beeldbank Rijkswaterstaat

Lange dagen

‘Het was werken van ’s ochtends zes tot ’s avonds zes, ongeveer. Vooral als je dan in de zomermaanden erg mooi weer had, wat we niet erg vonden natuurlijk, dan kon het wel eens gebeuren dat je twee keer aan een zinkstuk moest werken. Dan was je ’s ochtends om vier uur al aan het varen en dan kwam je ’s avonds om een uur of negen, half tien weer aan de wal en dan had je twee stukken bezorgd. Met slecht weer kon er niet gezonken worden en dan had je een voorraad, maar dat was niet de bedoeling. Dus als de kans er was, dan moest er gezonken worden.

Bij de Lauwerszeewerken kwamen de mensen meestal wel uit de dorpen rond de Lauwerszee: Kommerzijl, Munnekezijl, Kollumerpomp en ik kom uit Burum. Zo kwamen we daar elke dag en gingen we ’s avonds weer terug. Het was leuk, maar ook zwaar werk. Zoals ik zei: twee stukken zinken op een dag, dan kwam je bijna niet meer in je bed.

Ook het storten van de stenen op de zinkstukken was zwaar werk. Dat gebeurde met de blote handjes. Het was wel zo dat je al die steen, die we als ballast gebruikten, met je handen kon dragen. Je gaf de stenen door, maar als je dat tien minuten gedaan had dan moest je wel uitrusten, anders ging je rug kapot. Later in het seizoen ging je, als het weer het toeliet, nastorten. Dan kreeg je zware stenen waar twee man de handen aan vol hadden om ze te rollen. Dan was zo’n stuk wel zwaar. Maar in die tijd heb ik gehoord dat er een schip ontworpen was met een trilapparaat dat die stenen gedoseerd kon laten vallen. Dat scheelde natuurlijk heel erg, maar dat heb ik zelf niet meegemaakt.’

Ander werk

‘We waren een keertje ’s morgens heel vroeg aan het zinken. Dat gebeurde altijd met een schip waarmee je bij die plek voor anker ging liggen. Zo gauw als dat stuk dan losgelaten was, ging er een ploeg direct al weg om het andere op te halen, omdat we ’s middags nog een stuk moesten varen. Dat kon dan al in de haven klaargemaakt worden.

Op een gegeven moment kwamen ze mij vragen of ik verstand had van motoren. Ik zei dat ik er wel wat van wist en vroeg wat het probleem was. Toen bleek dat die diesel van die boot niet meer wilde. Dat zat hun toen wel dwars natuurlijk, want als we niet opschoten, kon er niet nog een keer gezonken worden. Ik zei dat ik wel wat wilde proberen, maar dan moest ik wel wat gereedschap hebben. Dat werd geregeld via de schippers van de drie sleepboten.

Het gereedschap dat ik meekreeg was wel karig, maar ik kreeg het voor elkaar. In het vervolg moest ik er wel elke keer bij zijn.

Op vrijdagmiddagen gingen de ‘Beren’ naar huis. Het gebeurde toen een keer dat een van de auto’s bij Anjum niet startte en konden ze niet weg. Ik moest ik die auto weer in orde maken. In vervolg ging ik vrijdagmiddag voor tweeën eventjes de auto’s langs.’

<p>Rijswerkers duwen een zinkstuk van de helling op Oostmahorn. - Foto: Beeldbank Rijkswaterstaat</p>

Rijswerkers duwen een zinkstuk van de helling op Oostmahorn. - Foto: Beeldbank Rijkswaterstaat

In 2019 is het 50 jaar geleden dat de Lauwerszee werd afgesloten en een Lauwersmeer werd. Meer achtergrondinformatie, verhalen en aankondigingen van activiteiten binnen dit thema? Kijk dan op lauwersmeer.groningen.nl/50-jaar-lauwersmeer.