Hoe Aletta Jacobs haar eigen kansen schiep
Op 9 februari 1854 deed Abraham Jacobs bij de Burgerlijke Stand in Sappemeer aangifte van de geboorte van een dochter. Volgens de akte was hij “heel- en vroedmeester” van beroep, oftewel huisarts. Het meisje kreeg de naam Aletta Henriëtte Jacobs.
Toen ze nog maar zes jaar oud was, wist de kleine Aletta al wat ze later wilde worden: dokter - net als haar vader en haar broer Julius. Er was alleen één probleem: in de negentiende eeuw mochten meisjes niet studeren. Na de lagere school gingen meisjes van de gegoede burgerij naar de jongedamesschool. Daar kregen ze les in handwerken, Franse woordjes en bovenal goede manieren. Aletta schrijft in haar autobiografie Herinneringen dat die school een nachtmerrie was:

“Ik kon de noodzakelijkheid van al die lessen niet inzien. En evenmin begreep ik, waarom, zooals mij werd geleerd, een jong meisje de oogen bedeesd moest neerslaan als haar op straat een heer passeerde, en waarom zij in gezelschap van heeren alleen dan het woord mocht nemen als haar iets werd gevraagd.” (p.13.)
Na twee weken op de jongedamesschool hield Aletta het er niet meer uit. Ze weigerde er nog langer heen te gaan. Haar ouders zaten met de handen in het haar. Hoe moest het nu verder met hun dochter? Ze besloten dat Aletta overdag haar moeder zou helpen in het huishouden en dat ze 's avonds Duits en Frans zou leren. Maar die oplossing was geen succes. Als haar moeder even niet oplette, ging Aletta stiekem een boek lezen. Ook het volgende plan van haar ouders, namelijk om haar in de leer te doen bij een kleermaker, pakte niet goed uit. Dat werk vond Aletta al even eentonig als het huishouden. Haar vader besloot uiteindelijk om haar dan maar Grieks en Latijn te leren.
Als toehoorder naar de HBS
In de zomer van 1869 kwam een bevriende dokter met hoopgevend nieuws. Kort daarvoor had voor het eerst in de geschiedenis een vrouw toestemming gekregen om examen te doen voor leerlingapotheker. Als Aletta het examen zou halen, kon ze alvast wat nuttige kennis opdoen en ze zou ook meteen bewijzen dat ze kon studeren. Haar kennis van het Latijn was al toereikend voor het examen, maar er waren ook vakken die ze thuis niet kon leren. Daarom ging Aletta een tijd lang bij haar broer Sam wonen, die apotheker was in Arnhem. Op 26 juli 1870 deed Aletta het examen en ze slaagde. De examencommissie moedigde haar zelfs aan om verder te gaan studeren voor apotheker! Dat zag Aletta’s vader ook wel zitten, maar Aletta zelf dacht: “Waarom zou een vrouw wel apotheker en geen dokter kunnen worden?” (Herinneringen, p.19) Ze hield vast aan haar droom.
Aletta wist dat ze nog wel wat vakken moest bijspijkeren als ze toelatingsexamen wilde kunnen doen voor de universiteit. Privélessen zouden veel te duur zijn, daarom besloot ze het hoofd van de Rijks Hoogere Burgerschool in Sappemeer toestemming te vragen om daar lessen te volgen. De HBS was in principe ook alleen toegankelijk voor jongens, maar met de liberaal Thorbecke als minister, durfde het hoofd van de school, Mr. Renssen, het wel aan om een meisje de lessen te laten bijwonen als toehoorder.
Op proef naar de universiteit
Datzelfde jaar vernam Aletta dat een zoon van een Groningse hoogleraar op basis van zijn diploma leerlingapotheker van minister Thorbecke toegang had gekregen tot de universitaire opleiding Wis- en Natuurkunde. Aletta had de Wet op het Hooger Onderwijs goed bestudeerd: er stond niet expliciet in dat het voor vrouwen verboden was om aan de universiteit te studeren. Zonder het tegen haar vader te zeggen, schreef Aletta een brief aan minister Thorbecke.
Tot haar grote teleurstelling kwam er niet meteen een besluit. De minister stelde eerst allemaal vragen: Hoe oud was ze en wat ze wilde studeren en waarom was ze niet verder gegaan met de apothekersopleiding? Vervolgens stuurde hij ook nog een brief met vragen naar haar vader, omdat hij wilde weten hoe die erover dacht. Uiteindelijk nam Thorbecke een besluit. Aletta Jacobs kreeg vrijstelling van het toelatingsexamen en mocht voor een proefperiode van een jaar lessen volgen aan de Rijksuniversiteit Groningen. In Herinneringen schrijft Aletta: “Van mijn gedrag zou het dus afhangen of de Nederlandsche universiteiten toen reeds voor goed voor de vrouwen zouden worden opengesteld.” (p. 23)

Op 20 april 1871 was het dan zover: Aletta Jacobs schreef zich officieel in in het register van de universiteit, het zogenaamde Album Studiosorum. In dit boek, dat bewaard is gebleven in het archief van de Senaat van de Rijksuniversiteit Groningen, heeft Aletta zelf haar naam geschreven. Als ze op dat moment zenuwachtig of opgewonden was, is dit aan haar handschrift niet te zien.
Een droom komt uit
In het voorjaar van 1872 werd het ineens toch weer heel onzeker of Aletta wel definitief toegang tot de universiteit zou krijgen. Minister Thorbecke was ernstig ziek en lag op sterven. Wat zou er gebeuren als hij werd opgevolgd door iemand die minder ruimdenkend was? In overleg met haar professoren besloot Aletta snel tentamens te doen in die vakken waarin haar kennis toereikend was. De resultaten werden opgestuurd naar Den Haag en twee dagen na de dood van Thorbecke kwam er een antwoord met een zwarte rouwrand. Vlak voor zijn dood, op 30 mei 1872, had minister Thorbecke Aletta Jacobs definitief toegelaten tot de universiteit. Op de registratie van haar eerste academische examen, staat deze toestemming nadrukkelijk vermeld:
“Oct. 7 Tegenwoordig de HH. de Boer, Enschedé, Mees en Modderman. Wordt geëxamineerd in de Wis- en Natuurkunde, voorbereidend voor de geneeskunde: Aletta Henriëtte Jacobs van Sappemeer, voorzien van den vrijstelling van de Minister van Binn. Zaken, dd. 30 mei 1872, van admissie examen in Latijn en Grieksch. Bevorderd non sine laude.”
Nog geen twee jaar later slaagde Aletta voor haar kandidaatsexamen in de Geneeskunde, opnieuw non sine laude (‘niet zonder lof’). Haar doctoraal behaalde ze in 1876. Daarna vertrok zij naar Amsterdam waar ze op 3 april 1878 promoveerde tot doctor. Een meisjesdroom was uitgekomen.