Landbouwmachines maken eind aan gezwoeg

Het leven in de Ommelanden werd vroeger vooral bepaald door het werk in de landbouw. Elk seizoen had zijn eigen ritme. Vooral in de oogsttijd was het druk. Alle handen - ook die van vrouwen en kinderen - waren nodig om de gewassen tijdig van het veld te krijgen. Vanaf het midden van de negentiende eeuw namen landbouwmachines echter steeds meer taken over van mensen.

Een dorsmachine, aangedreven door een stoommobiel (rond 1895-1900) bij het gehucht Panser, tussen Zoutkamp en Vierhuizen. - Foto: www.beeldbankgroningen.nl (818-12505)
Een dorsmachine, aangedreven door een stoommobiel (rond 1895-1900) bij het gehucht Panser, tussen Zoutkamp en Vierhuizen. - Foto: www.beeldbankgroningen.nl (818-12505)

Door het gebruik van dorsmachines raakten landarbeiders een aanzienlijk deel van het werk kwijt dat ze 's winters verrichtten. De Sociaal-Democratische Studieclub meldt in een rapport uit 1909 bijvoorbeeld bezorgd dat 'in theorie een stoomdorschmachine, bediend door zo'n acht man, in één dag doet wat 108 handdorschers kunnen afwerken'.

Na de Tweede Wereldoorlog raakte de landbouwmechanisering in ons land in een stroomversnelling. Dankzij de zogeheten Marshallhulp verscheen de tractor toen pas in grote aantallen op de landerijen. In de beginjaren van de mechanisatie moest soms echter langdurig worden geëxperimenteerd. Zo lukte het pas in 1946 voor het eerst om met een aardappelrooimachine een hele oogst binnen te halen.