Macht & Pracht
1700 tot 1800
Schrijvende adel op de Menkemaborg
De Menkemaborg toont hoe het borgleven was in de 18e eeuw. In 2020 is met de expositie ‘Klein maar fijn: houten voorwerpen in de Menkemaborg’ de focus gelegd op de kleine meubelstukken en gebruiksvoorwerpen die vaak in het grote geheel opgaan.

In de voorkamer van de Menkemaborg staat een miniatuur schrijfbureau op de tafel tussen het zilveren theeservies. – Foto: Ida Stamhuis, Menkemaborg
Bij een rondgang langs de kamers blijkt dat men ook in de achttiende eeuw erover nadacht hoe meubilair klein opgevouwen terzijde geschoven kon worden. Kamerbewoners, kleinbehuisden en Ikea kunnen hier nog ideeën opdoen voor op- en uitklapbare tafels en andere ruimtebesparende trucjes.
Het valt op dat in veel kamers schrijfmeubilair aanwezig is. Ook bij die meubelen kan veelal een blad worden neergeklapt zodat er een bureau ontstaat. Als het omhoog geklapt is, zijn de papieren uit het zicht en achter slot en grendel. Deze secretaires zijn ook in miniatuurformaat aanwezig. Bij sommige van de miniatuurmeubelen is niet zeker of zij voor gebruik op tafel, zoals in de voorkamer van de borg, of voor kleine kinderen, mogelijk als speelgoed, gediend hebben. Ze kunnen ook gemaakt zijn bij wijze van reclamemateriaal of als meesterstuk van de meubelmaker. Een meesterstuk is een moeilijk te maken voorwerp waarmee de meubelmaker zijn vakmanschap kon tonen en zich een plaats in het meubelmakersgilde kon verwerven.

Het 'pulpitrum' op de Menkemaborg, opengeklapt. - Foto: Otto Kalkhoven
'Opvouwbare klas'
In de studeerkamer staat een (weliswaar groot) eenvoudig versierd vernuftig bureau. Aan alle kanten kunnen bladen uitgeschoven worden zodat er rondom personen kunnen zitten schrijven. Het centrale blad kan zelfs schuin omhoog gezet worden zodat het een lessenaar wordt. Ideaal om een aantal kinderen les te geven, want adellijke kinderen kregen les aan huis. Naderhand konden de schrijfbladen weer ingeschoven en het rolluik dicht gedaan worden en stond er een keurig opgeruimd meubelstuk. De meubelmaker heeft in dit bureau zijn inventiviteit en vakmanschap kunnen botvieren.
Tot slot staan er in de laatste kamer, de Herenkamer, handzame documenten- en schrijfkisten, lage kisten met een plat deksel waaronder een schrijfblad, een vak voor paperassen en een inktstel. Deze gingen mee op reis. En dan is er nog het pulpitrum, een lessenaar. Een grote kast met een schuine bovenkant waarop men staand kon schrijven. Achter de deuren van de kast bevinden zich talloze laden, laatjes en vakken voor papieren en akten en om geld in op te bergen. Ook zulke kasten werden vaak als meesterstuk vervaardigd.
Schrijven
In voorgaande eeuwen waren het alleen de geleerde geestelijken en later ambtenaren en handelslieden die konden lezen en schrijven. Zij deden dat staand achter een lessenaar. Keizer Karel de Grote (747-814) tekende onder belangrijke geschriften een kruis, later na veel oefening aangevuld met getekende letters van zijn naam. Mogelijk komt daar de uitdrukking ‘ondertekenen’ vandaan. De geschriften van monniken waren trouwens ook hele kunstwerken.
De adel liet zich de tot in de dertiende eeuw voorlezen. In de eeuwen daarna konden zij steeds meer zelf lezen, maar pas in de zeventiende, begin achttiende eeuw begint de adel ook de pen ter hand te nemen.
Eenmaal de schrijfkunst machtig werd er door de adel veel geschreven, niet alleen officiële stukken maar ook proza en poëzie. Dat ook vrouwen konden schijven, is te zien aan het kookboek van de Menkemaborg. Honderden recepten zowel voor voedselbereiding als voor het maken van heilzame mengsels zijn in de achttiende eeuw door één persoon geschreven. Later zijn er steeds meer recepten in verschillende handschriften aan toegevoegd. Het kookboek is nu opgeslagen in de Groninger archieven, het is geheel gedigitaliseerd en voor iedereen in te zien.
Het opengeklapte cylinderbureau in de studeerkamer van de Menkemaborg. In de lade rechtsvoor is een inktpot verwerkt. - Foto: Menkemaborg
Waarmee schreef men eigenlijk?
Tot 700 schreef men hoofdzakelijk met een pen van riet of bamboe, tot de bekende ganzenveren, de vleugelveren van ganzen of zwanen, daarvoor in zwang kwamen. De schacht werd van het merg ontdaan, met water en heet zand gehard en onder een hoek afgesneden, zodat de inkt kon worden opgezogen.
De voorloper van de kroontjespen, waarmee tot in de jaren zestig van de 20ste eeuw werd geschreven, werd in 1780 bedacht door een staalfabrikant die van zijn veel schrijvende vriend de vraag kreeg of hij niet een ganzenveer van staal kon maken. Eind negentiende eeuw werd daaruit de vulpen ontwikkeld. Ergernis over het steeds weer moeten vullen van zijn vulpen bracht een Hongaarse journalist, in de jaren dertig van de vorige eeuw, ertoe de balpen te ontwikkelen, hoewel een aanzet daartoe al in 1888 was gegeven.,
De inkt kon men zelf maken door ijzer met zwavelzuur te bewerken en de ontstane ijzerzouten te mengen met galnotenolie en een verdikkingsmiddel. Omdat deze inkt dik was en moeilijk droogde, strooide de schrijver er zand overheen, dat de overbodige inkt opzoog en daarna weggeveegd of -geblazen kon worden. De bureaus en schrijfkisten waren dan ook altijd voorzien van een schrijfsetje, een potje met inkt en een potje met zand. Wanneer er teveel zuur werd gebruikt vrat de inkt zich na verloop van tijd door het papier heen, tot verdriet van historici. Later werd er gebruik gemaakt van vloeipapier om overtollige inkt te verwijderen. Pas in de twintigste eeuw kwam er synthetische inkt op de markt, wat vooral voor de drukinkt een verbetering was en het ontstaan van de balpen mogelijk maakte.
En daar ondertekenen wij onze brieven nu mee.
Met dank aan Ida Stamhuis
Bronnen:
https://www.deverhalenvangroningen.nl/alle-verhalen/de-bijbel-en-het-kookboek-verhalen-uit-de-menkemaborg
Het Groninger pulpitrum, Egge Knol, Collect, kunst, design, zomer 2017
isgeschiedenis.nl/nieuws/geschiedenis-van-inkt
Beknopte geschiedenis der Nederlandse Tale, volume 1 , Anaeus Ijpeij 1812