Macht & Pracht

1836

Smerige kwajongensstreken bestraft

Notaris M. P. Wenniger van Loppersum kwam zich ontsteld beklagen bij de Vrederechter van Loppersum in november 1836. Zijn prachtige buitentuin aan de rand van het dorp was geruïneerd. 

Op zondag 6 november had een stel kwajongens uit het dorp de bonenstaken en de bloemenstokken uit de grond getrokken. Ze hadden de stokken in de tuin laten liggen en sommige zelfs gebruikt om de laatste appels ermee van de bomen te slaan. Met een sikkel, die in de tuin hing, hadden ze uit pure balorigheid groenten gesneden. Misschien vond de notaris het nog wel het ergste van alles dat de vlegels zelfs hun behoefte hadden gedaan op zijn prachtige tuintafel. De tafel waaraan hij met zijn familie op prachtige zomerdagen zat te eten en zijn gasten onthaalde. De notaris vond kwajongensstreken nog te accepteren maar dit ging echt te ver. Hier moest gestraft worden. Bovendien waren er meer mensen in het dorp die klaagden over overlast.

Viezigheid

De jonge ondeugden, elf en dertien jaar oud, werden snel opgespoord en ze moesten voor de Vrederechter van Loppersumhun daden opbiechten. Freerk Pols bekende dat hij de tafel als toilet had gebruikt en de broers Jacobus en Abel Bontekoe hadden hun behoefte gedaan op de bankjes. Bovendien had Abel de bril van de houten plee, in de notaristuin, flink besmeurd met allerlei viezigheid. Maar aan de vernielingen hadden ze, naar eigen zeggen, part noch deel.

Toen de rechter van het Vredegerecht in Loppersum met zijn eis kwam, moeten deze drie jeugdige ondeugden wel geschrokken zijn. Ze kregen te horen dat ze drie dagen de cel in moesten, elk en boete van 3 gulden hadden te betalen en per persoon 4,75 gulden aan schadevergoeding dienden neer te tellen.

Het vonnis dat deze rechter op 16 januari 1837 uitsprak, was echter milder. De boefjes hoefden de cel niet in maar moesten de boete en de schadevergoeding wel betalen. Een fors bedrag in die dagen, dat niet door een schadeverzekering gedekt werd.