Tussen Sint Maarten en Nieuwjaar

De knusse wintermaanden worden vaak omgeven door oude, en soms ook typisch streekgebonden, tradities. Veel van deze gebruiken bestaan nog steeds, soms in aangepaste vorm, andere zijn we misschien bijna al vergeten.  

Tussen Sint Maarten en Nieuwjaar
Tijdens het verhalencafé liggen allerlei spullen op een tafel uitgestald, die levendige herinneringen oproepen. - Foto: De Verhalen van Groningen

Een lange tafel vol bijzondere voorwerpen. Van lampion en stoetkeerl tot echte kerstboomkaarsjes en een pot boerenjongens. Spreker Harry van der Klei gebruikte donderdagavond 19 november 2015 deze, en nog veel meer attributen om herinneringen op te halen aan de Groningse winterse feestdagen. De avond werd georganiseerd door de Historische vereniging Loppersum, in samenwerking met De Verhalen van Groningen.  

Sint Maarten: centen, meelkoekjes en appels

Het eerste object dat Van der Klei van de tafel pakt is een roestig koekblikje met gaatjes erin, de gaatjes vormen rondom een huisje, een boom, een kerkje en een zeilbootje. De meeste Lopsters in de zaal herkennen het blikje dat tegenwoordig rond Sint Maarten altijd bij de slager in de etalage staat. Zestig jaar gelden liep slagersvrouw Gerry Roggema als kleuter met dit blikje langs de deuren in Loppersum: haar vader had de lampion voor haar gemaakt. Al snel komen de eerste herinneringen in de zaal los. Dat het altijd slecht weer was en je kaarsje dan uitwaaide. En de meelkoekjes, appels, sinaasappels en de centen die je ophaalde. Wanneer het regende, vormden al die meelkoekjes een kleffe homp in je zak. En voor het grote geld moest je bij de boerderijen zijn, daar kreeg je soms wel een gulden.

Nog elk jaar gaan er kinderen langs de deuren op 11 november. Maar er zijn wel dingen veranderd. Zo is al het snoep tegenwoordig keurig per stuk verpakt. Rini Doff (1944) weet zich bovendien een jaar te herinneren dat er maar liefst 253 kinderen bij haar aan de deur kwamen. Zulke grote aantallen worden tegenwoordig niet meer gehaald.

Stoetkeerl

Begin december was een spannende tijd. De bakker in het dorp richtte dan een speciale Sinterklaastafel vol lekkernijen in. Daarvoor werd de voorkamer leeggehaald, zodat deze tijdelijk gebruikt kon worden voor de verkoop. De tafel werd mooi aangekleed en stond helemaal vol snoep, chocolade, suikerbeestjes, suikerharten en fondant. De kinderen uit het dorp kwamen zich soms vergapen aan al dat lekkers, verhaalt Van der Klei. En dat vond je heel spannend!

‘Ik ben in sinterklaastijd ook wel eens goed bang geweest’ vertelt Cees Kraak (1946), die opgroeide op een boerderij. ‘Dan was er een knecht op de zolder lawaai aan het maken met een ketting of zo, en dan dacht je dat er iemand bij de schoorsteen was.’

Een typisch Groninger sinterklaaslekkernij is de stoetkeerl, een mannetje gemaakt van witbrood. Herman Rinket (1956) weet zich te herinneren dat bakker Smit in de Moesstraat - in de stad - deze kereltjes altijd bakte. ‘Hij ging dan rond Sinterklaas bij zijn klanten langs om de rekening te brengen en dan deelde hij ook stoetkerels uit. Waarschijnlijk als een soort klantenbinding. Dat vonden we altijd heel lekker, want witbrood dat kreeg je niet zo vaak. Alleen op zondag.’

Een bord in de gang

Maar waar het natuurlijk om ging, ook toen al, dat waren de cadeautjes. Die kreeg je niet zoals tegenwoordig op pakjesavond, maar in de ochtend van 6 december. En daarvoor had eigenlijk elke familie zijn eigen gewoonten. Rini Doff zette altijd een bord in de gang waarop dan de volgende ochtend haar cadeautje lag. Schoenen gebruikte je daar niet voor, want je had maar één paar.  ‘En we zetten ook een bord bij onze opa’s. Daar gingen we dan na schooltijd heen om ons cadeautje op te halen. Bij één opa kregen we altijd zo’n grote banketletter van de bakker. Nou daar was je op een gegeven moment wel zat van, want we waren met vier kinderen. Dus we moesten vier van die grote banketletters opeten.’

Jan Kempenaar (1945) vertelt dat zijn kleren altijd verstopt werden in de nacht van 5 op 6 december. In de ochtend moesten hij en zijn broertjes dan op zoek naar hun kleren, en daarin zaten dan cadeautjes gewikkeld. Ook bij Wippy Kempenaar (1949) werd heel wat afgezocht op Sinterklaasochtend. De cadeautjes lagen bijvoorbeeld op een kast of achter de spiegel. ‘Soms vond je een cadeautje voor iemand anders. Dat verstopte je dan snel weer, omdat iedereen zijn eigen cadeautje moest zoeken.’ De zondag daarna kwamen opa en oma uit Spijk altijd nog met een mand met cadeaus op bezoek. ‘Die heeft Sinterklaas bij ons gebracht’ vertelden ze dan. ‘En als kind vonden we dat nooit gek’, vertelt Wippy.

'Voetstapjes in de sneeuw'

De kerstdagen waren gezellig. In de boom brandden echte kaarsjes en op het menu stonden stoofpeertjes, haas of konijn. ‘En pudding met slagroom toe!’ klinkt het uit de zaal. Dat was een feestmaal, één keer per jaar. Er was nog geen Kerstnachtdienst in de kerk, daar zijn ze pas een jaar of 45 geleden mee begonnen. Maar op eerste kerstdag ging je twee keer naar de kerk, en op tweede kerstdag was er in de middag een kinderdienst. Van der Klei steekt een exemplaar van Peerke en z’n kameraden van W.G. van der Hulst in de lucht. Zulke boekjes kreeg je als kerstgeschenk. ‘O ja!’ En al snel herinneren de aanwezigen zich meer titels van W.G. van der Hulst: Voetstapjes in de sneeuw en Het klompje dat het op het water dreef.  

Op kerstochtend gaat in Loppersum nog elk jaar de harmonie door het dorp. 'Heel vroeg, rond zes uur al.' Vroeger werd er ook gezongen. 'Het koor klom dan in de SRV-wagen en werd rondgereden. 'Sommigen klagen erover, dat ze er wakker van worden.' Maar de aanwezigen vinden het een mooie traditie. 'Ik zet het raam juist altijd een stukje open, zodat ik de muziek goed kan horen!'

'Kloksmeren' en 'slepen'

Het einde van het jaar kent traditioneel veel lokale gebruiken. In de weken rond oud en nieuw vond bijvoorbeeld het nieuwjaarszingen plaats. In Loppersum ging de heer Mosselman hiervoor langs de deuren, in ruil voor wat geld of een borrel. 'Hij was de enige die dat deed.'

Daarnaast was er het bekende carbidschieten, in Loppersum op het Marktplein. Van twaalf tot één werden de bussen constant afgeschoten, en daarna om het uur. In de tussentijd ging de groep dan bij de huizen langs waar het licht nog brandde om een pilsje te halen. Zolang je het licht aan had, konden er nog mensen aan komen waaien voor een borrel, een gebruik waar alle aanwezigen wel mee bekend zijn. Je ging altijd met een groepje het dorp door, totdat je kinderen had; dan kwamen ze bij jou aan. Wanneer er rond vier uur een groepje wegging dan moest je snel het licht uitdoen. ‘Anders kwam je nooit naar bed’, aldus Rini Doff.

In de kerktoren vindt van oudsher het kloksmeren plaats, in Loppersum gebeurt dit van 12 tot half één. Iedereen die tijdens het luiden van de klok even binnenkomt krijgt een borrel, want er is veel mankracht nodig om de klok in beweging te houden. Er zijn jaren geweest dat er bijna geen belangstelling was, maar gelukkig komen er tegenwoordig weer meer mensen op af.

Het nieuwe jaar begon altijd met enige chaos en hilariteit dankzij het slepen. De groepjes die ’s nachts door het dorp trokken, verplaatsten vaak allerlei voorwerpen. En er waren sterke jongens bij, dus soms werden complete boerenwagens ergens bovenop geplaatst: 'Een keer op het balkon van de pastorie, en ook een keer bovenop een grote schuur.' Van der Klei vertelt dat ze als kwajongens in Appingedam wel eens gist in de wc-tonnetjes gooiden. ‘De rest ging dan vanzelf, daar hoefde je niks meer aan te doen!’ Rini Doff kan zich herinneren dat er ook wel eens minder leuke dingen gebeurden. Zo werden de ramen van mensen, waarvan men vond dat ze iets fout hadden gedaan, volgesmeerd met groene zeep. 'Voordat je dat er weer af had...' Of ze plaatsten een wc-tonnetje schuin tegen de voordeur aan. 'Wanneer ze dan ’s ochtends de deur open deden om naar de kerk te gaan, lag de inhoud in de gang.'

Rolletjes en boerenjongens

Op nieuwjaarsdag kwam de pot boerenjongens op tafel; rozijnen in brandewijn. 'Vaak had moeder dat al voor Sinterklaas klaargemaakt. Het moest wel een paar weken intrekken.' Ook de nieuwjaarsrolletjes kent iedereen. Harry van der Klei: 'Als je dan de hele nacht had gefeest en gedronken, kon je 's ochtends bij het bejaardenhuis Wiemersheerd terecht voor koffie met nieuwjaarsrolletjes. Die vielen niet altijd goed, kan ik je zeggen.
Rini Doff maakte de rolletjes zelf. 'Je maakte een stapel platte, dat waren de kniepertjes. Die stonden voor het uitgerolde jaar, waar alles bekend van is. En de rolletjes, die maakte je door het verse wafeltje na het bakken vlug om een stokje te rollen. De rolletjes symboliseren het nieuwe jaar, dat nog 'opgerold' is.' Iedereen is het eens: 'De zelfgemaakte rolletjes zijn veel lekkerder dan die uit de winkel.'

Koffers vol herinneringen

Aan het einde van de avond stopt Van der Klei alle feestelijke memorabilia in een paar oude koffers. Hij heeft in de loop der jaren een behoorlijke collectie opgebouwd. ‘Je begint met een paar spullen die je hebt liggen. En vervolgens krijg je wel eens wat.’ De bijbehorende verhalen zijn vanavond met elkaar gedeeld. Ongetwijfeld komen daar de komende wintermaanden weer nieuwe herinneringen bij.  

Bovenstaande herinneringen werden opgehaald tijdens de Verhalenavond 'Koffers vol herinneringen' op 19 november 2015 in Loppersum. Het Huis van de Groninger Cultuur en De Verhalen van Groningen werken samen aan het project Levend Erfgoed Groningen: een inventaris van het Groningse immateriële erfgoed. Verhalen als deze zijn een verrijking voor dit project. Meer immaterieel erfgoed vindt u op www.levenderfgoedgroningen.nl.

Zelf een verhalenavond of -café organiseren? Neem dan contact op met De Verhalen van Groningen!

De koffers vol herinneringen. - Foto: De Verhalen van Groningen
De koffers vol herinneringen. - Foto: De Verhalen van Groningen