Pioniersgeest

1891 tot 1921

Veldwachter in Middag

Toen in 1893 veldwachter Nanninga in Ezinge werd ontslagen, ontstond een vacature. Die werd opgevuld door de in 1863 te Heveskes geboren Jacob Doornbos.

Veldwachter in Middag

Ansichtkaart uit Ezinge uit ca. 1903. De kinderen op de foto zullen ongetwijfeld te maken hebben gehad met veldwachter Doornbos. - Foto: collectie Groninger Archieven

Vanwege zijn voor die tijd uitzonderlijke lengte van ruim 1.85 m. werd Doornbos tijdens het vervullen van zijn dienstplicht ingedeeld bij het regiment Grenadiers en Jagers. Doornbos zou uiteindelijk, met enkele onderbrekingen, zes jaar dienen. Bij zijn vertrek kreeg hij Doornbos een getuigschrift van goed gedrag mee. Na te zijn afgezwaaid, moest hij zich nog wel in laten schrijven bij de schutterij (burgermilitie). Vervolgens was hij boerenknecht bij ’t Zandt. Op 7 november 1891 trouwde hij daar op 27-jarige leeftijd met de uit een schippersfamilie van dat dorp afkomstige dienstbode Hilje Kroeze.

Plattelandsveldwachter

Toen de post voor veldwachter in Ezinge vrijkwam, was de inmiddels dertigjarige Jacob Doornbos met zijn militaire achtergrond en forse gestalte de juiste persoon voor die functie. Aanvankelijk was er nog geen huis beschikbaar voor het stel, maar konden ze als ‘huisbewaarders’ intrekken bij de ongehuwde arts, dokter Schleurholts. Na diens huwelijk verhuisden ze naar een woning ter plaatse van de huidige Nieuwestreek 17.

Behalve gemeenteveldwachter was Doornbos in deze kleine plattelandsgemeente ook bode bij het gemeentehuis. Daar meldde hij zich iedere ochtend voor eventuele boodschappen en zijn dagelijkse orders. Vervolgens maakte hij zijn ronde door de gemeente. Zijn route door Middag voerde via Feerwerd, Aduarderzijl, Garnwerd, Oostum en Wierumerschouw. Onderweg kon hij dan en passant eventuele boodschappen voor de gemeente doen.

In een tijd zonder auto’s en niet kunnende fietsen, moest hij alle tochten te voet afleggen. Gelukkig had hij in het leger marcheren geleerd. Dat zal hem van pas zijn gekomen bij zijn dagelijkse rondes die hij in straf tempo door Middag maakte. Daarbij liep hij met een stok, voorzien van een ronde knop, geschikt om kwajongens zo nodig tot de orde te roepen. Tevens was hij voorzien van schrijfgerei, omdat dat destijds niet in ieder huis aanwezig was. Zodoende was Doornbos uitgerust met een flesje inkt, met een kettinkje aan zijn uniform bevestigd, en een pen in de binnenzak. Zo kon hij onderweg mensen de eveneens door hem meegenomen akten of andere paperassen laten ondertekenen.

Evenementen

De grote jaarlijkse evenementen waren de viering van Oud en Nieuw, kermissen en harddraverijen. Tijdens de jaarwisseling was het traditie dat de veldwachter de plaatselijke caféhouders te Ezinge persoonlijk een goed Nieuwjaar ging wensen. Aangezien dat dorp toentertijd vier kroegen rijk was, en ook een veldwachter niet op één been kon lopen, namen die ceremonies nogal wat tijd in beslag. In de tussentijd zag de jeugd kans om de brug vol te stouwen met van alles en nog wat, om vervolgens spoorloos te verdwijnen…

Met zijn forse gestalte en grote snor was Doornbos een indrukwekkende verschijning. Hij had er dan ook goed ‘de wind onder’ bij de plaatselijke jeugd, al was die hem – zoals hiervoor ook al bleek – ook wel eens te vlug af. Soms lukte het Doornbos een kwajongen te betrappen. Eens zat hij een stel jongens achterna, waarvan er een ten einde raad in een lantaarnpaal klom. Rustig posteerde hij zich onder de straatverlichting, want ooit zou die jongen toch moeten opgeven en naar beneden komen. Het duurde en duurde… totdat er water op zijn hoofd sijpelde. De nood was de jongen te hoog geworden.

‘Spinoavend’

Een gebeuren waarbij de veldwachter een oogje in het zeil hield, waren uitstapjes van groepen meisjes. Dit waren de traditionele zogenaamde ‘spinoavenden’, die men op het platteland kende. Die avond ontleende zijn naam aan bijeenkomsten waarbij de meisjes aanvankelijk garen sponnen (later breiden) en ondertussen elkaar nieuwtjes vertelden onder het genot van koffie, gevolgd door een drankje. Een van de ontmoetingsplekken was het veerhuis van het voetveer bij het Aduarderdiep. Na afloop wachtten ze op het ‘jongvolk’, dat hen thuisbracht. Dan kon het er nogal eens onstuimig aan toe gaan. Zo veroorzaakte bij een van die gelegenheden Klaas Huizinga, beter bekend als ‘Klaas Boeskool’, opschudding. Zijn mes op stenen slijpend riep hij: ‘Bloud zal d’r stromen’. Daarop verscheen plotsklaps Doornbos, die vroeg: ‘Wat zeest doe, Kloas mien jong?’ – die antwoordde vervolgens kleintjes: ‘Niks Doornbos’.

Kermissen en harddraverijen

Tijdens kermissen en harddraverijen was er veel volk op de been. Met een borrel op ontstonden er wel eens opstootjes en ruzies. Om de gemoederen in toom te houden, kreeg de veldwachter dan versterking uit aangrenzende gemeenten, of van de rijkspolitie van Winsum of Zuidhorn. Eens maakte de jeugd het tijdens zo’n gelegenheid dermate bont, dat een door hen belaagde veldwachter uit Winsum met de ‘stevels’ (laarzen) nog aan een goed heenkomen zocht in de bedstede van het eerder genoemde veerhuis . Hoewel die slaapgelegenheid deuren aan beide zijden had, slaagde hij er niet meer in om eruit te komen. Uiteindelijk moest Doornbos hem ontzetten.

Jacob Doornbos bleef ruim twintig jaar in functie, tot 1914. Hij overleed in 1921 op 57-jarige leeftijd. Zijn weduwe, Hilje, bleef wonen in Ezinge en overleed daar in 1964, op bijna honderdjarige leeftijd. Hun laatste rustplaats is nog op de begraafplaats te vinden.

 

Bronnen:
J.J. Delvigne e.a. (red,), Vroeger in Middag (Bedum 1994) 118-120.
www.allegroningers.nl