Pioniersgeest
1862
Aafke Bakker, hereboerin en lezeres
Aafke Bakker was een carrièrevrouw avant la lettre. Vanaf 1862 runde zij haar eigen boerderij in het Groningse Wirdum, inclusief akkerbouwknechten en dienstmeiden. Ze trouwde nooit en kreeg geen kinderen, hoewel dat in die tijd wel gebruikelijk was. Aafke leefde als 'herenboerin' tussen de herenboeren, maar was toch niet hun gelijke.

Foto: Domas Mituzas via Flickr
In december 1869 werd Aafke Willems Bakker (1818-1900) ingeschreven als hoofd van haar eigen huishouden in het bevolkingsregister van de gemeente Loppersum. Gezinshoofden waren meestal mannen. Getrouwde vrouwen vielen onder het gezag van hun man en ongetrouwde vrouwen meestal onder dat van hun vader. Aafke was geen uniek geval, maar veel zelfstandige vrouwen waren er niet in de negentiende eeuw.
Herenboeren
De periode 1862-1900 waarin Aafke haar ‘actieve’ leven als landbouwster leefde, staat bekend als het hoogtepunt van de bouwende stand in de provincie Groningen. Aafke en haar familie behoorden tot de zogenoemde ‘herenboeren’. Deze boeren gaven leiding aan redelijk tot zeer omvangrijke bedrijven en beschikten over inwonend personeel.
Erfenis
Na de dood van haar beide ouders erfde Aafke in 1862 een boerderij. Zij was toen 44 jaar oud. De bijbehorende landerijen vielen onder het zogenoemde beklemrecht. Dit was een typisch Gronings verschijnsel. Volgens het beklemrecht betaalt de pachter van een stuk land een vaste huur per hectare aan de eigenaar, in ruil voor het erfelijke recht om de grond te bebouwen. De opbrengsten van de grond zijn eigendom van de pachter.
Bij Aafke op de boerderij woonden twee knechten, een meid en twee dienstmeiden. Ongeveer zeven jaar lang, van 1869 tot 1876, woonde hier ook een nicht van Aafke, Anje Abels Tuinier (Appingedam, 1852). Zij was de dochter van Aafkes jongere zus Nieske. Nieske was getrouwd met Abel Wilkes Tuinier, een landbouwer uit Appingedam. Zij kregen vijf kinderen. Anje was de oudste.
Aafke en Anje hadden waarschijnlijk een hechte band. Na Aafkes dood erfde haar nicht 12.000 gulden, het grootste geldbedrag dat in Aafkes nalatenschap wordt genoemd. Daarnaast kreeg zij al het goud- en zilverwerk, juwelen en edelstenen, kleding, lijfsieraden, lijftoebehoren, al het bed- en tafellinnen en ook het kerkboek en de pendula. Aafkes knecht Kornelis Schepel, die misschien wel Aafkes bedrijfsleider was, erfde 6.000 gulden. Vervolgens bleef er nog geld over en dat werd verdeeld onder de dochter van Aafkes broer Hindrik en de drie dochters van haar zus Nieske (de drie nog levende zussen van Anje).
Leesvereniging
Omdat de herenboeren zelf niet meer het grootste deel van het dagelijks werk op zich namen, konden zij een deel van hun tijd besteden aan andere bezigheden. Hierbij gingen zij zich spiegelen aan de burgerij. De vrije tijd werd nuttig besteed en in gezelschap van anderen. Daarom waren er veel verenigingen, gezelschappen en organisaties waar je lid van kon worden. Aafke was ruim zes jaar lid van de leesvereniging in Loppersum. Daar kon zij boeken en tijdschriften lenen over kunst, cultuur, geschiedenis, politiek en wetenschap.
Leesgezelschappen waren in de achttiende en negentiende eeuw een internationaal fenomeen. In deze tijd leerden steeds meer mensen lezen. Die vaardigheid was niet langer alleen voorbehouden aan de kleine bovenlaag van de bevolking. Er ontstond een ware leesrevolutie onder de sociaal en economisch opkomende burgerij en onder de herenboeren. De Verlichting stimuleerde ondertussen de vraag naar nieuwe en actuele leesstof.
Omdat boeken relatief duur waren, werden leesgezelschappen opgericht. De leden betaalden lidmaatschap en hadden vervolgens toegang tot een grote hoeveelheid literatuur en lectuur. Het leesgezelschap van Loppersum was een zogenoemde ‘leescirkel’. De boeken en tijdschriften werden binnen een vastgestelde tijd en in een vaste volgorde (de ‘leesroute’) van de ene naar de andere lezer gebracht door een speciaal daarvoor aangestelde bode of door de leden zelf.
Leesgezelschappen bestonden voornamelijk uit leden van de burgerlijke middenklasse. Leden moesten niet alleen kunnen lezen, ze moesten ook contributie betalen en tijd hebben om te lezen. Vrouwen mochten wel lid worden, maar ze mochten niet aanwezig zijn bij de ledenvergaderingen. Aafke was tussen 1872 en 1878 niet het enige vrouwelijke lid. Er waren nog vier vrouwelijke leden, waaronder één alleenstaande vrouw zoals zijzelf, twee weduwen en een getrouwde vrouw.