100 jaar vrouwenkiesrecht

1682 tot 1768

Aurelia Swartte schreef haar naam met een Z

Gedurende heel 2019 besteedt De Verhalen van Groningen aandacht aan Groningse vrouwen. In de rij bijzondere vrouwen van Groningen mag ook de naam van Aurelia Swartte niet onvermeld blijven. Zij maakte tot in lengte van dagen indruk met haar dichtkunst.

Aurelia Swartte schreef haar naam met een Z

Een vrouw met een civetkat. – Ets van Aegidius Sadeler, 1608, collectie Rijksmuseum

Vrouwen die in de achttiende eeuw de tijd hadden om zich bezig te houden met of te bekwamen in de literatuur, waren meestal van goeden huize. Zo ook Aurelia Swartte. Haar grootvader Gerard Swartte was burgemeester van Groningen, vader Hendrik had een belangrijke functie als stadssecretaris. Moeder Titia Verrucius was afkomstig van de borg te Wedde. Het gezin had een voornaam huis aan de Grote Markt in Groningen en bezat een buitenhuis in Mensingeweer, Matenesse. waar Aurelia dus deels is opgegroeid.

Matenesse

De borg Matenesse lag aan de weg van Mensingeweer naar Baflo. Aurelia’s grootvader kocht de borg in 1646 als buitenhuis, voornamelijk om in de zomermaanden de stinkende stad te ontvluchten. Zijn zoon, de vader van Aurelia, erfde de borg en toen hij overleed verkocht moeder Titia het ‘deftige huis omringd door grachten, singels en landerijen’ in 1708 aan haar schoonzoon Jacob van Aelst, die in 1705 (vermoedelijk op de borg) met Aurelia getrouwd was. Bij de borg hoorden ook heerlijke rechten en het collatierecht van Mensingeweer, dat hen het recht gaf de predikant in de kerk te benoemen. Na de verkoop van de borg schonk Titia aan de kerk een avondmaalbeker, die nog steeds aanwezig is. Aurelia en haar man moesten het, inmiddels verhuurde, landgoed echter in 1712 verkopen.

De borg werd in 1820 op afbraak doorverkocht, waarna een nieuw huis op het terrein werd gebouwd. Maar ook dat werd in 1872 weer afgebroken om dichter bij de weg een boerderij te bouwen. Deze boerderij staat er nog steeds. Het enige dat nog aan de borg doet denken is de lange met bomen omzoomde oprijlaan.

Civet

Aurelia is met haar echtgenoot Jacob van Aelst, dan nog heer van Matenesse en Bellingweerde, verhuisd naar Amsterdam, waar in 1707 hun dochter Francoise is geboren. Zij hielden zich onder andere bezig met het fokken, verhandelen en ‘trekken’ van civetkatten.

Jacobs grootmoeder kwam uit een familie die civetkatten importeerde, verhandelde en exploiteerde, waarbij zijn grootvader, vader en hijzelf ook werden betrokken. Dit was een zeer lucratieve, speculatieve handel voor een select gezelschap, dat de geheimen der civettrekkerij goed bewaarde.

Civetkatten werden gehouden omdat uit de geurklieren bij de anus dagelijks een portie geurstof werd ‘getrokken’, eigenlijk geperst of gelepeld, die na verwerking als zeer duur parfum, de ‘Opregte Hollandsche civet’ genaamd, werd verkocht. Civet werd ook gebruikt als geneesmiddel voor een te droge huid. Doordat er maar weinigen waren die deze techniek beheersten, was het een duur goedje. Het exclusieve reukwater werd zelfs van 1624 tot 1744 per ons op de Amsterdamse beurs verhandeld.

Nadat Van Aelst in 1714 stierf, hertrouwde Aurelia in 1715 met Justus Johannus van Beilanus, die eveneens in de civetkatten- en parfumhandel zat. Bij hem ging de handel echter niet goed, want in december 1720 werd zijn gehele inboedel, inclusief 18 kooien, 6 civetkatten en een civetvoorraad publiekelijk verkocht. Na zijn overlijden in 1727 ging Aurelia weer terug naar Groningen, waar zij tot haar dood in 1768 aan het Martinikerkhof woonde.

Dichteres

Wanneer Aurelia is begonnen met dichten is niet bekend, maar het eerste gedicht dat werd gedrukt verscheen in 1721. Zij schreef vooral veel gedichten ter gelegenheid van trieste of heuglijke gebeurtenissen waarin zij troost of juist vreugde wilde bieden op basis van religieuze achtergronden. Haar poëzie was niet puur religieus maar had wel duidelijk een christelijke inslag. Ook familieaangelegenheden vormden voor haar aanleiding om deze in dichtvorm op te luisteren, zoals een lang gedicht ter ere van de tachtigste verjaardag van haar moeder, een troostdicht voor haar man die zijn dertienjarige zoon verloor en een vijftien pagina’s tellend gedicht ter ere van het huwelijk van haar eigen dochter.

<p>De titelpagina van Swarttes enige bundel. &ndash; Afbeelding: Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis</p>

De titelpagina van Swarttes enige bundel. – Afbeelding: Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis

Zelf heeft zij in 1727 één bundel uitgegeven: Stichtelyke poëzy van Vrouwe Aurealia Zwartte. Aangenomen wordt dat zij haar naam met een Z schreef omdat het chiquer klonk. Het bruiloftsgedicht voor haar dochter is, in de oogstmaand van 1731, gedrukt bij Jacobus Sipkes in Groningen.

De kwaliteit van haar dichtkunst was wijd en zijd bekend. Zij werd regelmatig door andere auteurs gevraagd hun werken te beoordelen. Haar werk werd in 1730 zelfs vergeleken met dat van Vondel, aan wie zij vermoedelijk haar stijl ontleende. En tot in de twintigste eeuw wordt zij nog genoemd in de Nederlandse literatuurgeschiedenisboeken. Waarschijnlijk zijn ook dichtwerken van haar op muziek gezet, want zij wordt ook genoemd in de Catalogus van Muziekwerken en boeken over muziek (1923-1925).

Om serieus te worden genomen had zij de Z voor haar naam niet nodig.

 

Bronnen:
De Gouden eeuw met het Swartte Randje, Rieks Swarte, 2018
De Ommelander borgen en steenhuizen, W.J. Formsma, 1987
Digitaal vrouwenlexicon van Nederland, Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis
Gegevens betreffende de “Oprechte Hollandsche civet”, Izak Prins, 1936
Seer teder beminde heer vader en vrouw moeder! Brieven van de Groninger familie Fockens in de Oost 1748-1783, G.J.Schute, 2014