Macht & Pracht

1648 tot 1815

De kerk van Nieuwolda: 'Gij zelve wordt als levende stenen'

Op 24 september 1718 preekt ds. Herman Dronrijp voor het eerst in de nieuwe kerk van Nieuwolda. Hij citeert een passage uit de Bijbel, 1 Petrus 2 vers 5: 'Zo wordt Gij ook zelve als levende stenen gebouwd tot een geestelijk huis.' Nieuwolda heeft eindelijk een eigen godshuis. Met dank aan een vrijgevige kruidenier, Timon Harmens, die via een legaat 3000 gulden doneert voor de bouw. Voor toren (1765) en orgel (1787) is later geld voor handen.

De kerk van Nieuwolda: 'Gij zelve wordt als levende stenen'

De kerk van Nieuwolda. - Foto: Sjaak Kempe

Alsof hij zelf ter plekke is, zo levensecht schetst dominee Henricus Schenckel uit Meedhuizen de Sint Maartensvloed van 1686. Beeldend beschrijft hij de wonderbaarlijke redding van zijn collega, Allardus Hijl van Midwolderhamrik oftewel Nieuwolda: 'De Pastoor, het gedruys van ’t water gewaarde wordende, springt uit sijn bedde tot aen ’t midden toe in ’t water.' Schenckel dicht hem een bovenmenselijke ’statuur ende vigoureusheyt’ toe als hij 'sijn Huisvrouw, kint en meyt naakt tot de schouderen' met spierkracht naar zolder draagt. 'Van koude verstijft,' zo meldt hij, blijven zij daar de gehele nacht zitten tot zij door een 'brouwerskuype' (bierkuip) met nog negen anderen ’wierden geborgen’.

De schoolmeester van het dorp heeft minder geluk. Hij kan zichzelf weliswaar vasthouden aan een boomstam maar ziet voor zijn ogen vrouw en drie kinderen verdwijnen in het kolkende water. De novembervloed slaat genadeloos toe. Het Oldambt treurt om 482 doden.

Allardus Hijl is op dat moment de adjunct-dominee, zij het zonder eigen kerk. Kerkelijk behoort Nieuwolda toe aan Midwolda. Halverwege beide dorpen staat dan aan nu de Kerkelaan een imposante kruiskerk met vier torens, ogend als een basiliek. Zestig meter lang, in lengte vergelijkbaar met een stadskerk.

Kerkelijk centrum

Midwolda is in de Middeleeuwen het kerkelijk centrum van het Oldambt, waar ook volksvergaderingen worden gehouden. De Nieuwolders moeten ’s morgens te voet of per schuit naar de vier kilometer verderop gelegen kerk. Des middags kerken zij in hun eigen dorp, in een schooltje. De roep om een eigen kerk wordt luider en luider, zeker als de Midwolders zich nogal wat eigen rechten en gelden toe-eigenen, nodig voor de bouw van een nieuwe kerk. In 1667 zakt namelijk één van de torens van de basiliek in. Na de Sint Maartensvloed zal de kerk later verder instorten en geheel worden gesloopt.

In 1718 gaat de kogel door de kerk. Grootgrutter Timon Harmens helpt een handje en laat na zijn dood een legaat achter voor de bouw van een kerk in Nieuwolda. De toren, met op de spits een zeemeermin ten teken dat de zee hier ooit stroomde, komt gereed in 1765. Twintig jaar later strijkt de dan al beroemde Duitse orgelbouwer Johann Friedrich Wenthin (1746-1805) uit Emden neer in het Oldambt. Twee jaar werkt hij aan een rococo-orgel om u tegen de zeggen.

Meesterwerk

Over Wenthin en zijn bemoeienis met Nieuwolda is een illustratief verhaal opgetekend in De Orgelvriend. Op zijn laatste werkdag is hij nog zo druk aan het werk dat hij de trekschuit naar Termunterzijl mist. Noodgedwongen lift hij mee met schipper Jan Harms Schoon die net een vracht zeezand in Midwolda heeft gelost. Hij betaalt de schipper drie gulden voor de reis en hoopt zo alsnog op tijd thuis in Emden te komen. Maar halverwege de tocht komt de schuit vast te zitten.

De schipper raadt de orgelbouwer aan te voet verder te gaan en in Termunterzijl in de herberg op hem te wachten. Onderwijl zal hij hulp halen om de gestrande boot los te trekken. Wenthin vertrouwt de man, hij gaat lopend op weg, maar in de herberg kan hij lang wachten op de schipper: Schoon komt niet opdagen. Hij is ‘m gesmeerd met een buidel geld, 752 keiharde guldens, zijnde de laatste afbetaling aan Wenthin. De orgelbouwer heeft in de haast bij het van boord gaan zijn gage vergeten mee te nemen. De schipper kan de verleiding niet weerstaan en ’ontfermt’ zich over de som gelds. Hij laat zijn schip onbeheerd achter en neemt de benen.

'Tugthuis'

In de stad Groningen zet de schipper de bloemetjes buiten en neemt het er goed van. Maar het bedrog komt uit; alras wordt hij in de kraag gevat. Hij heeft, zo wordt tijdens het proces duidelijk, Wenthin’s goud- en zilverstukken om laten smelten tot schoengespen en gouden knopen. Op de rechtszitting legt Schoon uit waarom hij tot zijn daad komt: ’’Door bekoorlijkheid van ’t geld en door de verleiding des duivels.’’

Het scheepje wordt geveild en Schoon verdwijnt voor zes jaar achter de tralies van het ’Tugthuis der Provinciën’. Wenthin krijgt als genoegdoening de gespen en de knopen. Naar zijn laatste centen kan hij fluiten. Voor het orgel in Nieuwolda is hij weliswaar niet slecht betaald (3806 gulden), maar vergeleken met zijn collega Anthoni Hinsz ontvangt hij een schijntje. Midwolda betaalt deze (ook Duitse) orgelbouwer in 1772 een kapitaal: 13.000 gulden.

Nog één keer laat Midwolda merken wie het kerkelijk voor het zeggen heeft in het Oldambt...

Bronnen:
Tijdschrift De Orgelvriend
Het schrickelijcke Oordeel Godts door de Watervloedt, Henricus Schenckel
De Oldambtster kerken, Jan P. Koers
Honderd jaar landbouwvereniging Nieuwolda-Nieuw Scheemda, R. Georgius