Macht & Pracht

1568

De roemruchte Wedderburcht

Er zijn weinig burchten of kastelen in Groningerland geweest waar zo vaak om is gevochten als om het ‘Huis te Wedde’. In alle grote conflicten uit de 15de, 16de en 17de eeuw werd er om het huis gestreden. 

De oorzaak van dit tumult ligt er vooral in dat de belangrijke stadsweg van Groningen naar het Munsterse door het dorp Wedde liep. Omstreeks 1360 bouwde een hoofdeling uit het Reiderland een steenhuis in Wedde. Adde – of ook wel Edde – Addinga was door de steeds groter wordende Dollard van huis en haard verdreven. De abt van het klooster Corvey, landheer van Westerwolde, gaf Addinga een stuk land om zich te vestigen. 

Steenhuis

Het oudste deel van het gebouw was, net zoals op veel andere plaatsen, een steenhuis met een lengte van ongeveer 10,50 m en een breedte van 8,50 m.  Uit archeologisch onderzoek blijkt dat het steenhuis door een gracht werd omringd en lag op een eiland van ongeveer 30 x 30 meter. Het water uit de gracht stond in verbinding met de Westerwoldse A. Het steenhuis bestond waarschijnlijk, net als veel andere steenhuizen uit een overwelfde kelder en daarboven twee of drie verdiepingen. De ingang bestond uit een kleine deur op de eerste verdieping, die te bereiken was door een trap die in tijden van gevaar naar binnen gehaald kon worden.  Rond 1400 werden ook in onze streken vuurwapens in gebruik genomen. Hierdoor verloor het klassieke steenhuis zijn waarde als verdedigingswerk. In veel gevallen werden steenhuizen door aanvullende bouwwerken versterkt.

De Addinga’s maakten van hun nieuwe woonplaats gebruik door hun invloed in het noorden van Westerwolde te vergroten. Hierbij stuitten ze niet alleen op verzet van de bisschop van Munster en de abt van Corvey, maar zeker ook van de plaatselijke bevolking. Omstreeks 1460 begon de bouw van een muur van 1,70 m dikte rond het gebouw. Dit bouwproject wekte de woede van de lokale bevolking, die daarop de hulp van de stad Groningen inriep. Dat de stad maar al te graag wilde helpen, lag natuurlijk aan de nabijheid van de belangrijke verkeersroute. Bovendien was de stad Groningen in die jaren doende de al te machtige hoofdelingen in het Oldambt te bestrijden.

In 1478 werd de borg met de half afgebouwde muur ingenomen en verwoest. De sloop werd grondig verricht, want het oorspronkelijke gebouw werd tot en met de kelder afgebroken. In 1486 kreeg Haye Haddinga toestemming van de bisschop van Munster om het kasteel te herbouwen, maar daarbij werd bepaald dat het huis niet zo sterk mocht zijn als het voor de sloop was. Dat hield in dat de muurdikte, die bij steenhuizen vaak rond de 1,30 m was, nu maar twee stenen, dat wil zeggen 60 à 65 cm dikte mocht bedragen. Als verdedigbaar toevluchtsoord kon het huis niet meer gebruikt worden.

Ingrijpende versterking

Rond het begin van de 16de eeuw raakten Groningen en de Ommelanden betrokken bij de strijd tussen de Habsburgers en Frankrijk. De hertog van Gelre was er in geslaagd de inlijving van zijn landen in Bourgondië te voorkomen en werd zo een natuurlijke bondgenoot van Frankrijk tegen keizer Maximiliaan en diens opvolger Karel V. In 1530 kwam Westerwolde in handen van hertog Karel van Gelre. Hij bezette ook de burcht in Wedde. Berend van Hackfort werd drost van Westerwolde en hij liet de Wedderburcht ingrijpend versterken. De oude gracht werd gedempt en een nieuwe gegraven. Het huis stond nu op een ongeveer vierkant eiland met zijden van 55 meter. Het eiland werd omringd door een zware ringmuur met stenen bastions op de hoeken en een poortgebouw met een cellenblok. De stenen bastions waren diagonaal geplaatste torens waarin kazematten met schietopeningen zaten. Een ophaalbrug bood toegang over de gracht naar de burcht. De toegangspoort bevond zich in een toren die later ook als gevangentoren is aangeduid. Volgens sommige kronieken liet Berend van Hackfort de kerktoren van Vlagtwedde afbreken om stenen voor de verbouwing te verkrijgen. Tenslotte moet nog vermeld worden dat de ringmuur van de burcht aan de binnenzijde aangeaard is om de muur een grotere weerstand tegen kanonvuur te geven. Of dit aanaarden al door Van Hackfort is gebeurd, of pas door Schenck van Toutenburg, is onduidelijk.

Ondanks de versterking van de burcht slaagde in 1536 de verovering door Georg Schenck van Toutenburg, die Westerwolde in opdracht van Karel V innam. Hij werd nu namens Karel V drost en liet de burcht nog verder versterken. Hoe het huis er op dat moment uitzag, is wat onduidelijk. De nu nog bestaande zuidelijke vleugel had te dunne muren om als verdedigingswerk te dienen. Het is mogelijk dat Berend van Hackfort de bovenverdieping heeft laten afbreken. Die stak toch te hoog boven de ringmuur uit. Hierdoor is de beschikbare woonruimte verkleind zodat aan de noordzijde een nieuwe, grotere vleugel is gebouwd. Op de westelijke bouwnaad tussen het oude en het nieuwe bouwdeel werd een traptoren gebouwd. Merkwaardig is dat de traptoren pas na voltooiing van de nieuwe vleugel is gebouwd. Schenck van Toutenburg liet zijn wapenschild boven de ingang van de traptoren van het woonhuis inmetselen. In 1540 volgde Karel Schenck van Toutenburg zijn vader als burchtheer en heer van Westerwolde op.

In 1561 werd Schenck van Toutenburg opgevolgd door Jan van Ligne, beter bekend als de graaf van Aremberg. Ook hij verbouwde de borg. Maar lang kon hij niet van zijn burcht genieten want de spanningen tussen de Nederlandse gewesten en de nieuwe landsheer Filips II leidden in 1568 tot een gewapend conflict. Na enkele onsuccesvolle schermutselingen in de zuidelijke Nederlanden trok een legertje onder leiding van Lodewijk en Adolf van Nassau bij Bellingwolde Westerwolde binnen. De bedoeling was om op te trekken naar de stad Groningen om die over te halen zich bij de partij van Oranje aan te sluiten. Aremberg was inmiddels stadhouder in de noordelijke provincies geworden en verbleef in Vollenhove. De burcht van Wedde viel zonder slag of stoot in handen van Lodewijk en Adolf van Nassau. Graaf Aremberg sneuvelde, evenals graaf Adolf van Nassau, in de Slag bij Heiligerlee. 

Na deze slag en de daaropvolgende nederlaag van de Staatse troepen bij Jemmingen (Jemgum) kwam de burcht van Wedde weer in Spaanse handen. Het huis had enorm van de kortstondige bezetting te lijden gehad. Vensters waren vernield om het lood te gebruiken voor het gieten van kogels, net als de dakgoten. Weer en wind kregen vat op het gebouw waardoor een van de muren van het oude bouwdeel instortte. Na het vertrek van de Staatse troepen werd het gebouw weer opgeknapt.

Bijna onmogelijk

In 1589 begon de taaie campagne van prins Maurits en zijn neef graaf Willem Lodewijk om de stad Groningen op de Spanjaarden te heroveren. De stad lag op een uiterst strategische plaats. Omringd door de toen nog grotendeels onontgonnen venen in het westen, oosten en zuiden enerzijds, en de drassige kleilandschappen langs de kust anderzijds, was zij moeilijk door legers te benaderen. Bovendien bezat de stad uitgebreide verdedigingswerken. Een belegering van Groningen was alleen mogelijk door een grote troepenmacht voor de stad te brengen en alle toevoerwegen over het water en over land af te sluiten. De landroutes moesten bovendien zo goed afgesloten worden dat het Spaanse leger geen kans had om de stad te ontzetten. De landroutes leidden via de Hondsrug naar Coevorden en Steenwijk en via Slochteren en Winschoten naar de Bourtange. De ligging van de burcht van Wedde langs deze weg was dus van grote betekenis. 

In 1590 en 1591 slaagden de Staatse troepen erin om een aantal posities langs de kust te veroveren, waardoor de toegang tot open zee voor Groningen werd afgesneden. Maar in dat laatste jaar verdreef de Spaanse stadhouder Verdugo een Staats contingent uit een schans bij Slochteren. Om de landroute te beveiligen legden de Spanjaarden bovendien een garnizoen in de kerk van Winschoten en in de burcht van Wedde. In 1593 heropende graaf Willem Lodewijk het offensief. In dat jaar legde hij een schans bij de Bellingwolderzijl. Om te voorkomen dat er hulptroepen voor Verdugo via het Emsland naar Groningen konden trekken besloot Willem Lodewijk een schans op Bourtange te leggen. Vanuit Emmen trok hij naar het noorden en bereikte in augustus het Huis te Wedde.

Graaf Willem Lodewijk liet loopgraven aanleggen en eiste de overgave van het garnizoen. Op 28 augustus gaf de commandant zich over en verliet de bezetting de burcht van Wedde zonder slag of stoot. In september kreeg Verdugo toch aanzienlijke versterkingen en daarmee wilde hij de belangrijke weg van de stad naar het Emsland weer vrijmaken. De Spanjaarden veroverden de schans bij Slochteren, de kerk van Winschoten en een schansje bij het Wedder veerhuis, en uiteindelijk kwamen ze aan bij het Huis te Wedde. De Staatse bevelhebber, luitenant Gijs Cornelisz., weigerde de burcht over te geven.

Na een artilleriebeschieting waarbij twee hoektorens werden verwoest, boden de soldaten, zonder dat hun officieren dat wilden, de overgave aan. Daarop werd de burcht bestormd en de overgebleven ca. 50 verdedigers werden doodgeslagen. Verdugo trok vervolgens verder naar de schans in Bourtange die op dat moment in aanbouw was. Omdat het al herfst was durfde Verdugo een lange belegering niet aan. Hij trok daarom terug naar Groningen. In oktober verscheen Willem Lodewijk opnieuw voor het huis te Wedde. De Spaanse bezetting vreesde wraak na de moord op de Staatse troepen in september en gaf de stelling meteen op. Dit was de laatste keer dat de burcht van Wedde het middelpunt was van militaire operaties in de Tachtigjarige oorlog. Door de opeenvolgende bezetters en de oorlogshandelingen was het huis zwaar beschadigd.

Bouwval

De graaf van Aremberg bleef eigenaar van de burcht. In 1617 verkocht hij het huis aan Willem van den Hove die het in 1619 verkocht aan de stad Groningen. De burcht verkeerde in slechte staat. In 1629 besloot de Raad van Groningen het huis te laten herstellen voor 600 gulden. Ondanks deze investering bleef de bouwkundige toestand slecht. In 1658 besloot de stad dat de drost van Westerwolde zelf voor de onderhoudskosten moest opdraaien. In 1670 klaagde drost Berend Aldringa dat hij onmogelijk in het vervallen gebouw kon wonen. De Raad schoot opnieuw te hulp en trok nu 1500 gulden voor herstel uit. De slechte staat van het huis heeft waarschijnlijk ook veel te maken met een kortstondige bezetting door Munsterse troepen in 1665. Ook in 1672 zaten er kortstondig Munsterse soldaten in het huis. Dat was de laatste keer dat het huis een rol in het krijgsgewoel in Groningerland speelde.

Afbraak

De drosten bewoonden het huis en spraken er recht. Veel van de verdedigingswerken raakten in verval en werden gesloopt. In 1812 werd het ambt van drost afgeschaft en verhuurde de stad het huis. In 1829 wilde de stad het gebouw voor afbraak verkopen. De koper werd echter notaris Arnold Hendrik Koning die het huis wilde opknappen om er te gaan wonen. De laatste hoektoren was al in het midden van de 18de eeuw afgebroken. Notaris Koning liet de gevangentoren en een deel van het schathuis afbreken.

Zeer slechte staat

De familie Koning bleef tot 1955 eigenaar van het huis. In dat jaar werd de borg verkocht aan het waterschap Westerwolde. Na een korte archeologische verkenning in 1938 volgde in 1955 een groot archeologisch onderzoek met een daaropvolgende restauratie. Bij dit onderzoek kwam onder andere de fundering van het zuidwestelijke hoekbastion tevoorschijn. De restauratie van het huis zelf begon in het oudste gedeelte, de zuidvleugel. Na verwijdering van betimmeringen en pleisterwerk bleek de bouwkundige toestand slechter dan verwacht. Binnenmuren waren zonder verband met buitenmuren gemetseld en plaatselijk was er met leem in plaats van kalkspecie gemetseld. De oostmuur moest vrijwel geheel vernieuwd worden en de westmuur tot een hoogte van 2,80 m. Ook de west- en noordgevel van de noordelijke vleugel werden grotendeels vernieuwd. De scheidingsmuur tussen beide vleugels was eveneens bouwvallig en werd herbouwd. De traptoren stond enigszins uit het lood, kon daarom niet behouden worden en moest opnieuw worden gebouwd. Een dergelijk verhaal geldt ook het houtwerk van balken en daken. Hier werden aangetaste delen vervangen.

Hergebruik

Bij de restauratie heeft men geprobeerd zoveel mogelijk oud materiaal te gebruiken, maar hierbij wreekte zich dat de borg in zijn roemruchte verleden vaak hersteld moest worden, waarbij allerlei materiaal van andere gebouwen bij elkaar was gesprokkeld.  Ook bij de restauratie van de jaren 1950 werd oud materiaal van elders gebruikt om de Wedderborg te herstellen.

In de borg werden op verschillende plaatsen sporen van vroegere ingrepen gevonden. In de oostmuur van de zuidvleugel vonden bouwvakkers op de tweede verdieping de restanten van een oude schouw. In de zuidmuur en in de westmuur vlak naast de traptoren werden dichtgezette vensters aangetroffen. Het venster in de zuidmuur is weer in ere hersteld en draagt bij aan de ruime lichtinval in de grote zaal. Naast de schouw in de oostmuur vond men een dichtgestorte koker die waarschijnlijk uit het oude steenhuis afkomstig was en diende als afvoer van het secreet. In de kelder werden de restanten gevonden van het gewelf dat bij de herbouw in 1478 werd aangebracht. Van een ouder tongewelf, zoals dat bij steenhuizen gebruikelijk was, waren geen sporen meer zichtbaar. In de kelder van de 16de eeuwse noordvleugel werd het restant van een bakoven gevonden en elders de plaats van een gootsteen.

Hout

Door de hoge kosten van de restauratie van het gebouw bleef er geen geld over om resten van de ringmuur in het zicht te brengen en de gehele binnengracht uit te graven. In 1994 werd in opdracht van de gemeente Bellingwedde de gracht uitgegraven. Hierbij werd een grote hoeveelheid houtwerk gevonden dat diende als fundering van de ringmuur uit 1530. Veel van dat hout was door de hoge grondwaterstand goed geconserveerd.

De Wedderburcht is sinds 2011 open voor publiek.
De Wedderburcht is sinds 2011 open voor publiek.

Open voor publiek

In 1990 werd de gemeente Bellingwedde eigenaar van de borg. Zij streefde ernaar de borg zo veel mogelijk open te stellen voor het publiek. Tal van plannen kwamen en gingen. In 2007 besloten drie partijen de borg te verbouwen tot een kinderhotel en groepsaccommodatie. Op de begane grond zou een horecagelegenheid komen. Na onenigheid onder de partners duurde het tot 2010 voordat de verbouwing plaats kon vinden. In het voorjaar van 2011 is de Wedderburcht voor het publiek opengesteld. In de entree van de zuidvleugel bevindt zich het gerestaureerde zandstenen wapenschild dat Georg Schenck van Toutenburg heeft laten maken. Boven de ingangsdeur van de toren is een replica geplaatst. In de gangen die langs de scheidingsmuur van noord- en zuidvleugel lopen zijn enkele vlakken ongepleisterd gelaten. Het betreft hier muurvlakken die tijdens de restauratie in de jaren 1960 zijn aangebracht. In twee kamers op de benedenverdieping van de noordvleugel zijn originele 18de eeuwse kastenwanden uit de borg bewaard gebleven. Door de grondige restauratie zal de Burcht van Wedde weer vele jaren een parel in Westerwolde zijn.

De Wedderborg is in zijn roerige geschiedenis vaak beschoten, geplunderd, kaalgeschoren, afgebroken en verwaarloosd. Even zo vaak is de burcht weer gerestaureerd en opgeknapt. Hierdoor is er van eerdere bouwfasen weinig meer zichtbaar. Het is vooral de roemruchte geschiedenis van dit huis, aan de belangrijke verbindingsweg van Groningen naar het Emsland die historisch van belang is.