Groningen Stad

1946

De winkeltjes in de buurt

Ons gezin - vader, moeder en vier kinderen - waren de eerste bewoners van de Noorderbinnensingel 140. We kwamen uit Eindhoven. Maar mijn moeder, die altijd letterlijk ziek was van heimwee naar Groningen, zette mijn vader onder druk om een baan te vinden in deze door haar zo geliefde stad. Mijn vader werd benoemd tot leraar wiskunde van de Gemeentelijke Meisjes HBS in de Hofstraat, maar we hadden nog geen woning in Groningen. In 1946/47 was het moeilijk een huis te vinden, laat staan te krijgen. Mijn vader woonde in de tussentijd met mijn oudste broer in bij zijn schoonouders. De rest van het gezin woonde nog in Eindhoven. Door allerlei inspanningen van anderen kregen we een prachtige hoekwoning aangeboden. En het gezin kon weer herenigd worden na anderhalf jaar.

De winkeltjes in de buurt

De Kleine Leliestraat omstreeks 1959. - Ansicht: Jos Pé, www.beeldbankgroningen.nl (1986-03443)

Een woonbuurt wordt altijd zeer levendig als er winkeltjes in de directe omgeving zijn. Nou, die waren er rondom ons huis zeker. In mijn jeugd waren er nog geen supermarkten; die kwamen er pas eind jaren zestig. De eerste was Fred van de Werf in de Stoeldraaiersstraat. Maar wij deden onze directe boodschappen bij ‘Tante Jantje’ in de Grote Leliestraat. Zij had een piepklein kruidenierswinkeltje met een eenpersoons toonbankje. Alles wat er zo dagelijks werd geconsumeerd, verkochten ze. De meeste huishoudingen in deze buurt lieten hun uitgaven opschrijven in een groot lang boek en aan het eind van de week werden deze uitgaven verrekend.

Boeken lenen

Verderop in de Leliestraat was een boekwinkeltje annex sigaren-/sigarettenzaak. Naast de verkoop van tijdschriften, zoals de Lach, leenden ze ook boeken uit. In een muf ruikend achterkamertje stonden boekenrekken met de boeken keurig op schrijver en soort, alles gekaft met zwart gemarmerd papier en op de rug een witte sticker met een code. De zeer lange man achter de toonbank, meneer Mulder, leunde met zijn handen op dit voor hem veel te lage meubel. Hij stond daar als het ware als een gorilla, steunend op de buitenkant van de naar binnen gerichte vingers. In een langwerpig boek schreef hij je naam, de titel van het boek en de datum van uitlenen op. Ook de pen hield hij op een niet gebruikelijke wijze vast. Nu ik eraan terugdenk, vermoed ik dat de man reuma had. Zijn vrouw - in lengte de helft van haar man - had vrijwel ieder boek gelezen en ze kon je dan ook duidelijk vertellen of het boek geschikt voor je was of meer iets voor de volwassenen.

Dan hadden we verderop in de Leliestraat nog een Sparwinkel, maar daar kwamen we nooit. Aan het einde van de Leliestraat hadden we schoenmaker Bathoorn. Daar mocht ik graag heengaan omdat het daar altijd zo lekker rook naar lijm en leer. Ook vond ik het leuk te zien hoe ze een schoen opknapten. Tot slot was er een kroeg op de hoek van de Leliestraat en de Zoutstraat.

Aardappelen

Juffrouw Holen (zo werd ze genoemd, terwijl ze gehuwd was) had in de Zoutstraat haar aardappelwinkel. Een grauwe naar aarde ruikende winkel. Een verveloze toonbank met daarop een weegschaal met losse gewichten en een haak met papieren zakken waren de enige ‘versieringen’ van de zaak. Verder stonden er jutezakken met aardappelen of ze lagen in de grote houten bakken langs de wand. Mijn moeder ging er vooral heen om geschrapte piepers te kopen. De komst van de schrapmachine was een uitkomst voor mijn moeder, want ze had de pest aan piepers schrappen. Mijn vader nam me er wel eens mee heen om me eens goed duidelijk te maken hoe het nu zat met de gewichten, die ik bij het rekenen nog wel eens door elkaar haalde.

Behang en verf

Op de hoek, vlakbij mijn kleuterschool in de Nieuwe Kijk in ’t Jatstraat - de Korenbloem -, was nog een winkel waar vooral behang en verf verkocht werden. Daar herinner ik me de naam van de familie de Vries bij. Er waren ook tollen, stenen bellenblaaspijpjes en kraaltjes te koop. En soms knikkers, krijt en kaatsenballen of zelfs stelten. Ik ruik nog de geur van die winkel. Als er ergens net behang is geplakt, doet het me vaak aan deze winkel herinneren. Direct hier tegenover was een Centrawinkel, later werd dit een melkhandel. Naast deze melkhandel was een herenkapper, waar mijn vader altijd heen ging.

Nieuwe Kijk in 't Jatstraat, omstreeks 1950 - Ansicht:  J.G. Blikslager, www.beeldbankgroningen.nl (1986-03355)
Nieuwe Kijk in 't Jatstraat, omstreeks 1950 - Ansicht: J.G. Blikslager, www.beeldbankgroningen.nl (1986-03355)

Twee dropjes voor een cent

Op weg naar de kleuterschool en later de Van den Bergschool in de Violenstraat kwamen we snoepwinkeltjes tegen. Ik wist precies waar je twee dropjes voor een cent kon kopen (toen nog een guldencent) en waar de salmiak het lekkerste was. Nu kon ik feitelijk nooit iets kopen omdat ik geen zakgeld kreeg. Maar soms zal het me toch eens zijn overkomen dat ik eens een cent had, anders had ik het niet geweten. De dropjes deden we in de punt van een zakdoek en als de juf of meester ging voorlezen, zat je te sabbelen op die punt en voor de onderwijzer leek het dat je met je zakdoek in je hand zat.

Melkboer Smeeding uit de Badstraat en de groenteboer kwamen langs de deur, net zoals de bakker van de Coöperatie. De vrouwen in de buurt wisten precies hoe laat ze kwamen en snelden zodra ze eraan kwamen naar buiten om als eerste geholpen te kunnen worden. Er waren namelijk dames die iedere dag lange gesprekken hadden met de leveranciers en de anderen moesten dan maar geduldig wachten tot ze aan de beurt waren. Dus had je haast, dan was het zaak dat je er snel bij was.

Wasserij

Mijn moeder had voor de grote stukken zoals het beddengoed een wasserij. Eens per week werd het vuile goed, dat wel gemerkt moest zijn, opgehaald. Wij hadden een rieten wasmand. Aan het eind van de week werd het keurig gesteven en gestreken goed weer afgeleverd. De slopen werden toen nog dichtgemaakt met zinken knoopjes die met katoen waren overtrokken. Maar door het intense wassen in zo’n wasserij sleet dat katoen hard en de knoopjes gaven dan roestvlekjes. Of ze gingen eraf. Mijn moeder kon daar erg over mopperen.

Smaak

Als het aardbeientijd was, liepen bijna alle tuinders van Paterswolde hun aardbeien langs de deuren te slijten. En werkelijk, die smaak van toen kun je niet meer kopen. Of is dat verbeelding? Ook de haringventer, de eierboer en de bloemenman deden hun zaken aan de deur. De man van de oude lorren haalde van alles op. Zijn roep: ‘Handel, handel, wie heeft er nog handel?’, klinkt nog in mijn oren. De houten handkar met de ijzeren banden om de houten wielen hoor ik nog over de keitjes in de straat gaan. Het zand werd knarsend onder de wielen weggedrukt. Er kwam zelfs een schillenboer langs die groente en fruitafval kwam ophalen voor zijn varkens. Dat stonk altijd enorm. En dan de scharensliep, waar je op afstand naar keek als tijdens het slijpen de vonken eraf sprongen.

Kolen

Aardgas was er nog niet, dus veel kachels werden brandende gehouden met cokes, antraciet of nootjes 4. Ons huis had een grote kelder met een af te sluiten stookkelder eronder. Daar stond de moederkachel van de cv. Om en om hadden de huizen bij ons in de straat cv en een parketvloer gekregen. De tussenliggende huizen hadden een haard in de kamer en in de rest van het huis was geen verwarming, en er lag geen parketvloer in de woonkamer. Uit de moederkachel die bij ons in de kelder stond, stak een spierwit gekalkte schoorsteenbuis. Vanaf de eerste dag dat mijn ouders hier kwamen wonen, tekende mijn vader hier precies het aantal mud kolen op dat hij verbruikte per winter en op welke datum de kachel aanging of voor de zomer uitging. De kolen kwamen in een afgeschut deel van de stookkelder. In het portiek was een schuurtje onder de trap met een luik in de grond. De kolensjouwers konden hierin hun mud kolen storten. De lege zakken werden opgestapeld in het portiek neergelegd. Zo kon mijn vader controleren of hij inderdaad het bestelde aantal mudzakken had gekregen. Het gaf enorm veel vieze stof. Mijn moeder plande het dan ook altijd precies zo in dat onze werkster er direct na kwam.

Ons huis staat er nog steeds. Maar de voornoemde winkeltjes zijn allemaal verdwenen. De supermarkten hebben hun verdreven.