Groningen Stad

1815 tot 1939

Eb en vloed in het A-kwartier

Geflankeerd door historische kades en pakhuizen en aansluitend op het water van de Noorderhaven lijken de wateren van het A-kwartier de tand des tijds te weerstaan.

Eb en vloed in het A-kwartier

Hoge en Lage der A, gezien naar het zuiden, ca. 1860. Links de visbanken. – Prent: C.C.A. Last, Collectie RHC Groninger Archieven (1536_3869)

Het water van het A-kwartier mag nu misschien vooral schilderachtige plaatjes opleveren, eeuwenlang was dat wel anders. De benaming van het A-kwartier is afgeleid van het water Aa, ook wel de Drentsche Aa genoemd. De Aa werd al in de middeleeuwen gebruikt als waterweg vanuit Drenthe naar de stad Groningen. Daar liep de Aa over in het Reitdiep, dat al slingerend uitkwam op de Lauwerszee bij Zoutkamp. Via het water van de Lauwerszee waren schommelden de grachten van het A-kwartier dus lange tijd mee op het tij van de Noordzee.

Hete zomer van 1826

In 1826 bleek de aansluiting op de Noordzee fataal te zijn voor de inwoners van het Akwartier. Het was een ongewoon hete en droge zomer en de grachten van Groningen kwamen droog te staan. Vanuit militair oogpunt was het gebruikelijk de grachten weer vol te laten lopen om de binnenstad te beschermen. Een bijkomend voordeel was dat de grachten in gebruik konden blijven als waterweg van en naar de Drentsche Aa. Met zeewater vanuit het Reitdiep werden de grachten weer gevuld. Rondom de stad kwam zout water te staan. Maar de combinatie van het zoute water en het extreem warme weer werd velen fataal. Ziekte verspreidde zich door de straten en in vier maanden vielen in het A-kwartier 369 slachtoffers.

Moeraskoorts

De slachtoffers leden allemaal aan ‘moeraskoorts’ of, zoals wij het nu kennen, malaria. Dankzij het warme weer kreeg de malariamug de kans om veel mensen te besmetten. De muggen leggen hun eitjes in stilstaand ondiep water. De combinatie met het warme weer zorgde voor uitstekende omstandigheden voor de malariamug. Ook de vele hopen organisch afval, zoals mestkuilen met poelen, waren goede broedplekken voor de mug. Er was geen remedie tegen de ziekte, behalve rust nemen en goed uitzieken. Pas in 1881 werd ontdekt dat de malariamug de oorzaak moet zijn geweest voor de epidemie. Na 1826 zijn er bovendien geen grote dijkdoorbraken meer geweest. Na de aanleg van de zeesluizen bij Zoutkamp, bereikte het zoute water het Hoge en Lage der A en de Noorderhaven niet meer.

A-kwartier in de twintigste eeuw

Halverwege de twintigste eeuw veranderde het karakter van het A-kwartier. De straten rond de A raakten in verval. De bedrijvigheid verdween van het water en uit de pakhuizen en bewoners trokken weg. Vanaf de jaren ’70 begonnen enkele particulieren met de restauratie van de oude panden. Pakhuizen werden omgebouwd tot woonhuizen met verschillende appartementen. Het A-kwartier veranderde van een wijk langs een waterweg in een unieke woonbuurt. De bewoners waren trots op hun mooie wijk en hoopten met veel plezier van de vele oude pakhuizen en kades te kunnen genieten. De trots werd vanaf de jaren ’80 overschaduwd door overlast van straatprostitutie. Om daartegen samen een vuist te maken, werd op 14 mei 1985 de Buurtvereniging Het A-Kwartier opgericht.

<p><!-- 



 -->Het Hoge der A in 1970. &ndash; Ansicht: Collectie RHC Groninger Archieven (1986_21056)</p>

Het Hoge der A in 1970. – Ansicht: Collectie RHC Groninger Archieven (1986_21056)