Macht & Pracht

1790

Een gedicht voor de jarige

Tijdens onderzoek in een familiearchief kwam ik een gedicht tegen, dat mij opviel. Het gedicht was geschreven ter ere van de tachtigjarige verjaardag van Elsebina Ringels in 1790. Zij was de weduwe van Jelmer Steenhuis, landbouwer te Wirdum. Het gedicht is erg sprekend en daarom vroeg ik me af hoe verjaardagen vroeger gevierd werden. 

Een gedicht voor de jarige

Op de 80ste verjaardag van Elsebijna Ringels, weduwe van Jelmer Steenhuis, in leven ouderling en kerkvoogd tot Wirdum, op vrijdag den 14 april 1790.

Na het doen van literatuuronderzoek dacht ik dat verjaardagen, behalve bij kinderen, niet gevierd werden in de 18e en 19e eeuw. In dat geval zou het gevonden gedicht dus heel bijzonder zijn. Maar alvorens dat voor waar aan te nemen, ben ik eens op zoek gegaan in andere archieven. Wat schetst mijn verbazing: maar liefst 15 andere gedichten zijn hier makkelijk te vinden. Er werd dus wel degelijk aandacht aan verjaardagen gegeven. De volgende vraag is echter: op welke schaal gebeurde dit? 

De voornaamste bron van oude gedichten in Groningen is K. ter Laan. Veel van de literatuur daarover is van zijn hand. Het feit dat hij eigenlijk socialist was, kan ermee te maken hebben dat in zijn werken staat, dat verjaardagen niet gevierd werden. Volgens de gevonden gedichten was het vieren van een 'jaardag' namelijk toch wel een zaak van de elite. Bewaard zijn bijvoorbeeld een gedicht voor een gravin, een gedicht voor een rentmeester en één voor een 'postdirecteur'. Driekwart van de gedichten is geschreven voor een vrouw. De auteurs waren echter meestal mannen. Hoewel het vieren van een verjaardag mogelijk best bijzonder was, schijnt de leeftijd niet zoveel uitgemaakt te hebben. De vijftien gevonden gedichten zijn geschreven voor een éénjarige, voor mensen van 47 tot 80 jaar. Het hoefde dus niet per sé een lustrumverjaardag te zijn. 

'Deze koek, geliefde jongen,
hebt ge van uw meester ontvongen,
op uw blij geboortefeest.'

De bovenstaande zin komt uit een gedicht dat is geschreven door een schoolmeester voor de jonge Jan Ernst Alberda van Menkema. Het is bedoeld als een missive conductoir bij een stuk koek. De zin verwijst naar een gebruik bij het vieren van een verjaardag van een kind. Als een kind tot een jaar of acht jarig was, kreeg het een stuk kantkoek of krentenbrood. Dit werd dan aan zijn arm gebonden. Dit gebruik kwam voor in alle lagen van de bevolking. Werd het kind ouder, dan was het gedaan met het koekhappen. Bij de elite werd er daarna dus waarschijnlijk nog wel aandacht aan besteed aan verjaardagen. 

Wij zouden de gedichten nu niet zo snel meer op dezelfde manier schrijven. Een groot deel van de verzen is namelijk erg direct: 'Uw plaag is langen tijd geweest, een ziekelijk lijf en een doffe geest.' Sommige verwijzen ronduit naar de dood: 'Uw tijd is nu nabij, u sterfuur koomt haast aan.' Door deze verjaardagsgedichten is te zien dat er vroeger anders tegen leven en dood aan werd gekeken.