Grensland

1927 tot 1943

Een Winschoter Joodse jongen schrijft...

Wereldwijd is in januari 2020 de moord op zes miljoen Joden herdacht. Van hen kwamen er 102.000 uit Nederland. Zij stierven in concentratiekampen als Auschwitz en Sobibor. Hun namen werden in Westerbork voorgelezen, 116 uur lang: 6 dagen en 5 nachten. Onder hen de naam van Arnold de Jonge, een 16-jarige jongen uit Winschoten, één van de 389 Joden uit die stad. Hij dook een tijdje onder en hield een dagboekje bij. Enkele herinneringen.

Een Winschoter Joodse jongen schrijft...

De familie De Jonge poseert in 1942 op de plek waar nu 't Rond in Winschoten is gevestigd. Van links naar rechts: Heiman de Jonge, Simon de Jonge, Abraham Cohen, Roosa de Jonge-Cohen, baby Heiman, Arnold en Rolf de Jonge. - Foto: CHC Oldambt

In de herfst van 1941 poseert de familie nog onbekommerd voor de camera voor het huis aan de Wilhelminastraat 8 in Winschoten. Rechts staan de broers Arnold en Rolf de Jonge. Arnold (16) legt kameraadschappelijk een arm om de schouder van zijn 14-jarig broertje. Hun moeder Sientje Sidonia Pinkusson, sinds 1938 al weduwe, ontbreekt op de foto; ook de oudere broer Heiman Helmut is er niet bij. Maar tante Roosa, met op haar arm haar paar maanden oude baby Simon Heiman de Jonge, Roosa's man Simon Heiman, Roosa's vader Abraham Cohen (van de bekende dansschool Cohen) en opa Heiman de Jonge staan keurig in het gelid voor de fotograaf.

Afscheid

Als de Duitse bezetter in 1942 de Wilhelminastraat omdoopt in Willemstraat drijven donkere wolken Winschoten binnen. De grond wordt moeder Sientje de Jonge (geb. Pinkusson) te heet onder de voeten. Ze bespreekt met de jongens het plan om onder te duiken. Via via kennen zij een betrouwbaar adres in Oude Pekela. De middag voor hun vertrek ziet Arnold voor het laatst zijn buurjongen Jan Bloksma. Hij houdt hem staande in het steegje tussen beide huizen. Arnold pakt zijn vriend beet en omarmt hem. Met tranen in de ogen neemt hij afscheid en fluistert in zijn oor: 'Ik hoop dat ik je weer zie, Jampie.'

Op zondagavond 11 oktober 1942 verlaat de familie De Jonge het vertrouwde huis in Winschoten en trekt de deur voorgoed dicht. Lopend gaat het drietal op weg naar Oude Pekela en vindt bij de familie Holvast aan de Schoolstraat 3 een gastvrij onthaal.

'Brave mensen'

Op donderdag 12 november 1942 begint Arnold zijn verslag. 'We zijn terecht gekomen bij zeer liefderijke mensen, met een goed hart. Wij moeten zeer rustig zijn want hun en ons leven staat op het spel. Mijn broer zit in Polen en wij denken vaak aan hem. Wij vinden het jammer dat hij niet bij ons is.'

De twee broers doden de tijd met lezen van stapels boeken en het doppen van bruine bonen ('zes zakken'). Bovendien helpen zij de gastvrije familie mee met het uitzoeken van distributiekaarten. Met de twee inwonende zoons Henny en Jan spelen de jongens De Jonge soms kaart. Arnold laat niet na het Pekelder gastgezin te prijzen. 'Het eten is buitengewoon. Deze brave mensen delen alles eerlijk met ons. Als we er allemaal doorkomen hebben deze mensen wel een eremedaille verdiend. Ik moet zeggen dat wij het deze mensen nooit kunnen vergoeden, dag en nacht lopen zij voor joden.'

Het kamertje waar moeder en zoons in verblijven is niet groot, maar wel gezellig. ''s Avonds gaan wij om de beurt uit het raam kijken om wat frisse lucht te krijgen', noteert hij. Slapen levert geen probleem op. Moeder en Rolf in het bed boven en hij op de canapé.

Radio

Op 1 december is zijn broertje jarig en worden zij door de gastvrouw getrakteerd op koek en kersen op sap. 'Elke dag horen we over de radio hoe meedogenloos Duitsland de joden behandelt. Lieve God, geef toch genade en verdelg zo'n mensenbeul. Ik hoop dat in 1943 een betere tijd zal komen en dat wij hier weer gauw kunnen vertrekken.'

Als oudste mag hij beneden bij de familie Holvast naar Radio Oranje luisteren. Maar de berichten stemmen hem neerslachtig want op 13 december schrijft hij: 'Er is veel gebeurd de laatste tijd. In iedere uitzending hoor je over vreselijke Jodenslachtingen in Polen en in heel Europa. De hele wereld bidt er om, moge God toch eenmaal genade schenken.'

'Verraad loert overal'

Zo langzamerhand dringt het tot hem door dat onderduiken, hoe goed zij het ook hebben in Oude Pekela, geen pretje is. 'Je moet je voortdurend verstoppen, niet lopen, niet praten want het verraad loert overal.'

De vrede is nog ver weg als Arnold op 7 februari 1943 zijn laatste verslag schrijft: 'Tegenwoordig of eigenlijk al een mooi poosje eten wij 's avonds beneden. Het kan wel eens gebeuren dat er iemand komt. Dan gaan we gauw met bord en al de gang in en eten het daar leeg. Soms is het wel gebeurd dat opa Holvast net onder het eten kwam, dan gingen we gauw met het bord naar boven.'

Hier breekt Arnold zijn dagboekje af. Op 15 februari halen de nazi's de familie uit hun schuilplaats. Een arrestant is na marteling doorgeslagen en heeft het onderduikadres genoemd. Hij bekent dat de oudste zoon van de familie Holvast bonkaarten levert aan onderduikers, onder wie joden. En zo komt de NSB op het spoor van Arnold, zijn broer en zijn moeder. Zij gaan rechtstreeks naar kamp Westerbork en belanden in strafbarakken, bedoeld voor joden die gepakt zijn op hun onderduik. Die barakken staan in een afzonderlijk deel van Westerbork, met eromheen een dubbele rij prikkeldraad. De strafgevallen gaan bijna meteen na aankomst op transport. Zo ook Arnold met broer Rolf en hun moeder Sientje.

Op 2 maart 1943 vertrekt hun trein met nog 1103 joden richting Sobibor. Na aankomst op 5 maart gaan zij linea recta naar de gaskamers. Moeder Sientje wordt evenals haar man slechts 45 jaar, Arnold 16 jaar en broer Rolf 15 jaar.

De anderen

De oudste broer Heiman Helmut komt na zijn arrestatie in 1942 op weg naar school in Groningen in kamp Westerbork terecht waar hij zich vrijwillig meldt voor transport. Op 24 augustus 1942 wordt hij gedeporteerd naar Auschwitz en sterft daar in dezelfde week, 19 jaar oud. Opa Heiman (83) wordt op 23 november vergast in Auschwitz. De rest van de familie vindt op 27 oktober de dood in Auschwitz, ook de dan één jaar en vier maanden oude baby Heiman Abraham.

Het echtpaar Holvast dat de familie de Jonge bereidwillig in huis nam, belandt in concentratiekamp Vught maar overleeft de internering. Zij, Elsina Gerdina Wiltens, zit 13 maanden vast; hij, Hindrik Kornelis Holvast, 17 maanden. Gebroken keren zij terug in Oude Pekela, verscheurd door verdriet dat het hen niet is gelukt hun joodse onderduikers door de oorlog te loodsen.