Pioniersgeest
1874 tot 1991
'Er gaat geen koe op reis zonder schets en TBC-bewijs’
Het voorjaar komt eraan. Nog even en de lammetjes dartelen weer in de wei en ook de kalveren en koeien met hun gele oormerken komen weer naar buiten.

Kalfjes in de wei, met oormerk en dus zonder 'kalverschets'. – Foto: Streekhistorisch Centrum Stadskanaal
Kalveren krijgen binnen drie dagen na hun geboorte in ieder oor een geel plastic label (blikkie) met hun gegevens erop. Beide labels zijn identiek, ze bevatten onder andere identificatienummers, land van herkomst en een barcode. Ze krijgen er twee, want als het dier eens een oormerk verliest, dan zit er in het andere oor nog een label zodat de identificatiegegevens toch nog aanwezig zijn. De boer is verplicht om direct een nieuw label aan te brengen. Dit systeem is in 1991 ingevoerd, Daarmee werden de zogenaamde kalverschetsers, die tot die tijd de registratie van de dieren verzorgden, overbodig.
Kalverschetsen
Waarschijnlijk werden de eerste kalverschetsen gemaakt na de invoering van het Nederlands Rundveestamboek in 1874. De kalverschets is een voorbedrukt formulier waarop de kalverschetser het vlekkenpatroon van de beide zijden van een kalf aangeeft, samen met gegevens zoals geboortedatum, ouders, eigenaar, ras, gezondheidstoestand en dergelijke. Het vlekkenpatroon van elke koe is anders, het is uniek, net als onze vingerafdruk. De schets was het paspoort van het kalf.

uit het Fokregister- Roosje 5, geboren 7 oktober 1945, eigenaar P. Kuijpers De Tarpot. - Bron: estersheem.nl
In het begin van de twintigste eeuw werd er al veelvuldig gebruik van gemaakt, zo meldt de Noord-Hollandsche rundveefokvereniging in1910 dat er 2800 kalverschetsen zijn aangevraagd. Hoewel het stamboek er wel op toezag dat de kalveren binnen twee dagen na de geboorte geschetst werden, was dat nog niet wettelijk verplicht. Dat kwam pas in 1933 toen de landbouwcrisiswet werd aangenomen. De regering wilde paal en perk stellen aan de uitbreiding van de veestapel, dus kreeg elke boer een maximum toegewezen voor het aantal kalveren dat hij mocht fokken. De kalverschetsen dienden als bewijs. Stamboekvee moest binnen drie dagen gemeld en geschetst worden, de niet-stamboekrunderen binnen een halfjaar, of eerder als ze in november-december meer dan 140 kilo wogen. Koeien mochten zonder schets niet vervoerd of verhandeld worden. Lang gold de stelregel “Er gaat geen koe op reis zonder schets en TBC-bewijs’. De schets diende ook om uitbraak van ziekten tegen te gaan en te achterhalen. Er werd streng op toegezien. Een krantenbericht uit 1935 meldt dat een boer die zeven ongeschetste kalveren in zijn stal had staan drie dagen de cel in moest. Desondanks werd er natuurlijk gesjoemeld, kalverschetsen werden zelfs in de kranten te koop aangeboden. In 1991 werden de schetsen vervangen door de gele oormerken. Enerzijds omdat de computer ook in de landbouw zijn intrede had gedaan, maar anderzijds doordat veel boeren overschakelden op vleesvee dat niet bont maar egaal gekleurd was, waardoor alle kalveren op elkaar leken en er weinig te schetsen overbleef. Het beroep van kalverschetser was overbodig geworden.
Mooi beroep
De kalverschetser had een mooi beroep. Hij was vrij om te gaan en te staan waar hij wilde. Op basis van de meldingen die binnenkwamen van geboren kalveren, deelde hij zelf zijn route langs de betreffende boeren in, was altijd in contact met vee en kende zijn boeren. Naarmate zijn vervoermiddel wijzigde, breidde zijn areaal zich uit. Was hij eerst altijd te paard of op de fiets onderweg, later kwam er een brommertje en tot slot de auto. Vaak waren het boerenzoons die zo toch bij het boerenbedrijf betrokken bleven. Je moest een beetje kunnen tekenen, maar artistiek hoefde je er niet voor te zijn. Zolang de omlijning van de vlekken maar overeenkwam met die van het kalf was het goed en gaandeweg kreeg je er handigheid in.

Een kalverschets uit 1989. – Foto: Teunis Bunt, teunisbunt.blogspot.com
Sommigen hebben honderdduizenden kalverschetsen gemaakt. De drie rassen die in 1874 in het rundveestamboek waren opgenomen, de roodbonte, zwartbonte en de blaarkop waren goed te doen. Een geduchte uitdaging waren de koeienrassen met veel kleine vlekjes, die moesten heel nauwkeurig worden getekend. De eenkleurige kalveren kregen een blikken oormerk, ‘Daar viel geen eer aan te behalen’. Soms was het een hele toer als de kalveren in de wei liepen en er veel tegelijk geschetst moesten worden. ‘Ik gaf de geschetste kalveren een rood kruis op de rug zodat ik geen dubbelingen kreeg’. Een ander vertelt dat hij soms een kalf, dat in de grup (mestgoot) was beland, eerst van mest moest ontdoen om de vlekken te kunnen zien. De boer zei 'Red je d’r maar mee.'
Protest
Toen in 1991 het kalverschetsen werd afgeschaft en de gele oormerken verplicht werden, ging er een storm van protest onder de boeren op. De oormerken waren lelijk en schadelijk voor de dieren Er waren problemen met infectie en het was meer werk voor de boeren. De kalverschetsers waren nog twee jaar behulpzaam bij de inhaalslag om alle koeien van oormerken te voorzien, maar daarna moesten zij omzien naar een andere baan. Het beroep van kalverschetser bestond niet meer.
Tegenwoordig kun je een enkele keer weer kalverschetsers aan het werk zien op oogstfeesten en historische dagen, maar dat is dan meestal een attractie voor kinderen.
Gepubliceerd in de Eemsbode, februari 2020
Bronnen:
Aan ’t waark. Edward Houting, Herman Sandman, 2002
Delpher.nl
Digibron.nl