Pioniersgeest , Wad & Water

1250 tot 1500

Hanzestad Groningen; pionierende kooplieden op de Oostzee

Bijna achthonderd jaar geleden mochten twee Groningse kooplieden plaatsnemen tussen zéér voornaam gezelschap. Ergens in de binnenlanden van het huidige Wit-Rusland, nabij Smolensk en Minsk, vond een samenkomst plaats. Het was de zomer van 1229, waarin achttien Duitse Hanzekooplieden en drie ‘Russische’ vorsten een handelsverdrag ondertekenden ter beëindiging van een conflict. Het eeuwenoude document dat hiervan getuigt en bewaard is gebleven, vertelt ons dat Groningen al in de dertiende eeuw betrokken was bij handelsmacht de Hanze. En dat Groningen zich met recht een Hanzestad mag noemen.

Hanzestad Groningen; pionierende kooplieden op de Oostzee

De Kamper Kogge is een replica van een authentieke kogge uit 1340. Veel goederen werden van en naar de Hanzesteden gebracht met koggen. – Foto: Harry Harms.

Hemelsbreed waren de Groninger kooplieden bijna tweeduizend kilometer van huis. Het lijkt onvoorstelbaar dat zij en andere Groningse kooplieden doorlopend handelscontact hadden in de binnenlanden van Rusland. Maar de geschiedenis van de Hanze leert ons dat met kooplieden uit veel steden aan de Oostzee als Riga, Tallinn en Gdansk contact moet zijn geweest. Het komt naar voren in documenten, maar is ook te zien aan verschillende middeleeuwse gebouwen in de binnenstad van Groningen. De pakhuizen aan het Hoge der A en het ‘Gotische Huis’ in de Brugstraat zijn qua bouwstijl en indeling vergelijkbaar met gebouwen uit andere Hanzesteden. En dan zijn er nog de middeleeuwse duigenbakjes die gevonden zijn in oude beerputten in de Stad. Aan het materiaal is te zien dat ze geïmporteerd zijn uit het Oostzeegebied. De handelsgeest was ook in Middeleeuws Groningen aanwezig en de Groninger kooplieden waren ‘Hanzeaten’ van het eerste uur.

Handelsnetwerk

Wanneer dat eerste uur precies aanbrak is, net als veel andere details over het functioneren van de Hanze, in nevelen gehuld. Een oprichtingsdatum of -akte is onbekend. Wel weten we dat de eerste kooplieden die zich verenigden, afkomstig waren uit het noorden van het Duitse Rijk, waartoe Groningen ook behoorde. Na de oprichting van de Noord-Duitse stad Lübeck in 1159 ontstond een gunstige toegang voor hen tot de Oostzee. Ze gingen heel succesvol de concurrentie aan met kooplieden uit Scandinavië, Rusland en later Engeland en Vlaanderen. Ze verenigden zich in de Hanze, wat groep of schare betekent in het oud-Hoogduits, en legden een netwerk aan van kooplieden en steden met gedeelde belangen. Ze richtten vier belangrijke Kontoren of handelsnederzettingen op, in het Russische Novgorod, het Scandinavische Bergen, het Engelse Londen en het Belgische Brugge. Van ongeveer de twaalfde tot de zestiende eeuw opereerde de Hanze met succes op de Noord- en Oostzee.

<p>De Carta Marina uit 1539 van de Zweed Olaus Magnus was de eerste overzichtskaart van het Hanzegebied. Ook &#39;Gronica&#39; is te vinden op de kaart. &ndash; Foto: Wikimedia Commons</p>

De Carta Marina uit 1539 van de Zweed Olaus Magnus was de eerste overzichtskaart van het Hanzegebied. Ook 'Gronica' is te vinden op de kaart. – Foto: Wikimedia Commons

Koggeschepen door heel Europa

Door de kooplieden werden talloze waren verhandeld via de steden aan en rondom de Noordzee en de Oostzee. Ze bevoeren de zeeën met Koggeschepen. De kogge bewoog zich voort met behulp van een groot vierkant zeil. Qua afmetingen en laadvermogen waren er drie typen koggen te onderscheiden, met laadvermogen variërend van 6 ton tot 60 ton. Vanuit Scandinavië vervoerden ze vooral bont, hout, haring en stokvis. Uit Engeland kwam wol, laken en zout. Uit Vlaanderen haalden ze laken en uit Keulen en het Rijnland wijn en ijzerwaren. Vanuit Pruisen werd vooral graan geïmporteerd. Via het handelsnetwerk over land en zee zorgden kooplieden voor transport van goederen door heel Europa.

Transport met hindernissen

Meestal maakten de kooplieden voor vervoer van goederen gebruik van koggen omdat dit vele malen goedkoper was dan vervoer over land. Via de grote rivieren de Rijn, de Dvina, de Wisła en de Elbe waren talloze steden bereikbaar voor de kooplieden. Wel moesten ze altijd rekening houden met het weer. Als de rivieren buiten hun oevers traden, was doorgang niet mogelijk. Bij droge zomers konden de schepen ook niet varen en bij strenge winters konden rivieren dichtvriezen. Als er geen wind was, moesten trekdieren of menselijke trekkers over jaagpaden de schepen voorttrekken. Bij havens en waterwegen moest bovendien vaak tol betaald worden. Daar moest dan ook over onderhandeld worden, wat de doorvaart flink kon vertragen. Ook conflicten of zelfs oorlogen in het handelsgebied konden voor stagnatie in de handel in het Hanzegebied zorgen. Zo moesten de kooplieden allerlei uitdagingen overwinnen voordat hun handel veilig op de plaats van bestemming was.

Hanzetaal

Daarnaast was een belangrijke uitdaging voor kooplieden uit zo’n uitgestrekt gebied de taal. Om zijn waren te kunnen verhandelen moest de koopman zich verstaanbaar kunnen maken in woord of schrift. Hoewel veel kooplieden waarschijnlijk meertalig zijn geweest, werd toen anders omgegaan met taal. Talen waren niet verbonden aan verschillende landen en dialecten liepen vloeiend in elkaar over. Niettemin drukten de kooplieden van de Hanze wel een stempel op de ontwikkeling van de taal in het Oostzeegebied. Ze communiceerden zo veel mogelijk in het Middelnederduits. Die taal werd op veel plaatsen overgenomen in schrift en soms ook in woord en wordt daarom ook wel de Hanzetaal genoemd. Veel Nederduitse leenwoorden kwamen zo blijvend in het Deens, Zweeds en Noors terecht.

Na de bloeitijd van de Hanze werd de Hanzetaal verdrongen door, in Duitsland, het Hoog-Duits en, in Nederland, het Nederlands. Alleen in het Oosten van ons land, waaronder in Groningen, bleven veel mensen de opvolger van het Middelnederduits spreken; het Nedersaksisch. Tot het Nedersaksisch behoort ook het Groningse dialect. Op die manier is Groningen nog steeds een beetje verbonden met het glorieuze verleden van de Hanze. De stad Groningen heeft haar Hanzeverleden misschien minder uitgedragen dan de steden Kampen, Zutphen, Zwolle en Deventer, maar mag zich zonder meer in dat rijtje scharen.

 

Voor dit artikel is gebruik gemaakt van het boek Koggen, Kooplieden en Kantoren onder redactie van Hanno Brand en Egge Knol, Groningen 2009.