Pioniersgeest
1945
Waalkens: de 'bramenplukker' van Finsterwolde
Half kunstminnend Nederland gaat beginjaren zestig op zoek naar ’die kunstboer’ uit Finsterwolde die de staldeur van zijn boerderij wagenwijd openzet voor jonge kunstenaars. 'Hij was een mythe' typeerde Wim Beeren, directeur van Museum Boymans van Beuningen in Rotterdam, hem toen hij Albert Waalkens ontmoette en zag hoe avantgardekunst gedijde op de Groninger klei. Tien jaar geleden overleed de voortrekker. Een hommage.

Albert Waalkens voor zijn door Siep van den Berg beschilderde schuur, ca. 1960-1965. – Foto: Fotobedrijf Piet Boonstra, Groninger Archieven
Als kind al is Albert Waalkens (1920-2007) een ’biezunder kereltje’, zoals hij zichzelf later eens omschreef. Hij is nog maar een jongetje van een jaar of tien als hij voor de oorlog bij een tante in het kunstenaarsdorp Laren logeert en in z’n eentje op zoek gaat naar de ware kunstenaar. Hij fietst rondjes en rondjes en hoopt mensen te zien met een strik voor en een baret op. 'Kunstenaars, meende ik, hebben het welzijn van de wereld in handen.'
Hij ontmoet geen kunstenaars, maar interesse in kunst blijft hem achtervolgen. Op het gymnasium in Winschoten leert hij lerares klassieke talen Adri Buning kennen. Zij stimuleert zijn hang naar kunst nog meer en later zal hij gewaar worden dat zijn ’idool’ in de oorlog in het verzet zit en met kunstenaar Hendrik Nicolaas Werkman en dominee Henkels het verzetsblad De Blauwe Schuit redigeert.
Waalkens maakt het gymnasium niet af. Hij wil boer worden zoals alle voorouders voor hem en vertrekt naar de Rijks Landbouw Winterschool in Groningen. In deze stad ontmoet hij Siep van den Berg, de schoonzoon van Werkman. Ze raken innig bevriend en samen bezoeken ze tentoonstellingen in Parijs. In 1946 koopt Albert op aanraden van Siep zijn eerste schilderij, een gouache van de Friese kunstenaar Gerrit Benner, net als Werkman een autodidact. Siep en Albert zijn bijna onafscheidelijk. Ze lijken wel broers, schrijft een krant. Ze lijken ook op elkaar, ze stappen rond in een plusfour, dragen een baard en op hun hoofd zetten ze het liefst een baret.
Smederij
Siep van den Berg is de zoon van een smid in het Friese Wymbritseradeel. In de jaren vijftig last hij in de smederij van Kruize in Finsterwolde zijn plastieken. Waalkens stimuleert zijn vriend na diens scheiding het dorp in het Oldambt vaker te bezoeken en geeft hem alle credits. Hij mag een leegstaande schuur in de polder ’opleuken’. Metershoge tekens en strepen zijn in het weidse landschap van verre zichtbaar. In mei 1962 wil Siep in het nieuwe gemeentehuis van Finsterwolde werk tentoonstellen maar de expositie wordt geannuleerd: er mogen geen spijkers in de muur worden geslagen. Als Alberts vrouw Frederika Mellema dat hoort spreekt ze tegen haar man de legendarische woorden: 'Koeien eruit, kunst erin.' En zo gebeurt ook. Waalkens wordt, zoals de Winschoter Courant van toen schrijft 'een boer die wat met moderne kunst doet,' waar kunstminnend Nederland naar op zoek gaat. Galerie Waalkens wordt een begrip.

Waalkens en zijn echtgenote bij twee kunstwerken in hun woonkamer, ca. 1965. – Foto: Collectie Groninger Archieven
'Bramenplukker'
Bescheiden van aard noemt Waalkens zich geen kunstkenner. Wel kunstliefhebber of in zijn eigen woorden: 'Ik ben een bramenplukker. Als de bramen rijp zijn pluk ik ze en eet ze op. Af en toe zit daar een vies wormpje tussen en dat spuug ik dan weer uit.' Hij geeft ruimte aan vooral jonge kunstenaars.
Zijn zoon Harm Evert maakt de furore in Finsterwolde van dichtbij mee. 'Man, man, de hele scene kwam hier. Rookmagiër Robert Jasper Grootveld maar ook schrijvers als Reve, Hermans, Vinkenoog. Een heel harem van vrouwen sleepten ze achter zich aan. En mijn moeder maar snert koken en zorgen dat de jenever en het bier op tijd achter slot en grendel zat. Zij hield mijn vader en die hele kunstenaarshorde op koers.'
Finest hour
In 1969 baart Waalkens in Finsterwolde en zeer wijde omgeving opzien als de Amerikaanse kunstenaar Dennis Oppenheim vanuit de lucht Waalkens de opdracht geeft vijf hectare land in parallelle lijnen te ploegen en in te zaaien. De compositie is gebaseerd op de route die het graan aflegt van akker naar silo. In de vorm van een kruis wordt vier maanden later het graan geoogst. Einde project, 'cancelled crop'. Monsters van het graan worden in zakjes wereldwijd op exposities getoond. In het MOMA, Museum of Modern Arts in New York, is dit werk uit 1969 nog te bewonderen. Het is Waalkens’ finest hour waarmee hij internationaal doorbreekt.
Hij sluit daarna de galerie en werpt zich op een ander project: met vier collega boeren een ’kapitalistische kolchoze’ opzetten met 600 koeien. Maar als dat experiment mislukt, heropent galerie Waalkens in 1973, om na zes jaar opnieuw te sluiten. Na de brand van 1982 in de boerderij zet Waalkens in 1984 opnieuw een stap voorwaarts. Architect Gunnar Daan bouwt op die plek iets opmerkelijks: galerie en woonhuis ineen, als twee driehoeken aaneen gesmeed. Hij is in zijn nopjes met het ontwerp: 'Dit is een feesthuis dat als een jas om m’n lijf valt,' zegt hij in 1995 in de Winschoter Courant.
Tot aan zijn dood in 2007 blijft Waalkens wat hij in de eerste plaats is: landbouwer. Iemand die op zijn land het gewas laat groeien en afwacht wat ervan komt. Zo ging hij ook om met 'zijn' kunstenaars: 'Ik ben een bak kweekaarde.'

Galerie Waalkens, Finsterwolde, ontworpen door de architect Gunnar Daan (2008) - Foto: Wutsje via Wikimedia Commons