Pioniersgeest

1945

Joodse graven in Winschoten

Menig joodse begraafplaats ziet er slordig en verfomfaaid uit. Zerken hangen scheef of breken. Muurtjes verzakken. Hebreeuwse teksten zijn nauwelijks te ontcijferen. Overal woekerend gras. Vervallen en verlaten is de plek. Weinigen die er een stap zetten. Is er nog oog voor historisch erfgoed? Of, zoals opperrabbijn Binoyin Jacobs in de NRC (24 juni 2008) verzuchtte: 'Verdwijnt na het joodse leven nu ook de joodse dood?'

Joodse graven in Winschoten

Joodse graven in Winschoten (2009). - Foto: Gouwenaar via Wikimedia Commons

Door de Holocaust zijn er te weinig nabestaanden om joodse begraafplaatsen te onderhouden, zo betoogt hij in het krantenartikel. Het hangt van de goodwill van de gemeente, particulieren of verre verwanten af of het gras gemaaid wordt en de scheuren worden gevoegd en hersteld. Opperrabbijn Jacobs is bedroefd. Als een dominee of pastoor op een kerkhof komt en dat is leeg, is hij blij, zo zegt hij. "Maar ik huil. Al die lege graven, ooit gereserveerd toen manlief of vrouwlief stierf en diens partner de naastgelegen plek liet vastleggen. Het graf zal eeuwig gereserveerd blijven omdat de reservering nooit is geannuleerd. Vergast, verbrand, verdwenen in het duistere gat der vergetelheid."

'Vergeten' graven

Op maandag 7 november 2016 is de opperrabbijn minder bedroefd. Hij is blij verrast. Hij aanschouwt een gat in de grond aan de Liefkensstraat in Winschoten. Bij toeval stuiten grondwerkers eerst op elf ’vergeten’ joodse graven op de voormalige begraafplaats. Dagen later geeft de bodem nog eens zeven graven prijs. De rabbijn hoort dat de gemeente Oldambt de graven in vrede wil laten rusten, op de plek waar zij ooit neergelegd zijn. Het doet hem zichtbaar deugd dat wethouder Laura Broekhuizen toezegt de graven te markeren en niet te verplaatsen.

Anders dan bij de protestanten en katholieken ligt de joodse begraafplaats ver van de synagoge af. Voor joden is de dodenakker onrein. De gestorvene moet rustig kunnen liggen tot de ’velen die slapen in het stof der aarde zullen ontwaken’ (Daniël 12:2).

Het is bij joden niet gebruikelijk bloemen op graven te leggen. Bloemen verwelken. De bezoeker legt een steentje op het graf. Stenen vergaan niet en hebben eeuwigheidswaarde. Bovendien toont een steentje aan dat het graf wordt bezocht en dat de overledene nog voortleeft in de herinnering.

Elf procent

Nederland telt ongeveer 250 joodse begraafplaatsen; de provincie Groningen neemt daarvan tien procent voor haar rekening, van Ter Apel tot Leens, van Grijpskerk tot Nieuweschans, 25 in getal. Daar is nu een 26e bij gekomen. Een verrassende vondst, zeker voor Winschoten. Want de geschiedenis van die stad is nauw verbonden met die van de joodse. Rond 1710 strijken hier de eerste joodse gezinnen neer. De gemeente groeit gestaag tot aan het begin van de Tweede Wereldoorlog Winschoten 493 joden telt, elf procent van de totale bevolking. Na Amsterdam het hoogste percentage in ons land.

In 1785 koopt de joodse gemeenschap een stuk grond om hun doden een laatste rustplaats te bieden aan de Liefkensstraat in Winschoten. Voor joden is het van groot belang een eigen plek te hebben om hun dierbaren te begraven. De doden moeten op een gewijde plek liggen, buiten het zicht van de synagoge. De eerste (huis)synagoge ligt aan de Wevershorn, later aan de Langestraat. Vanwege de toename van het aantal leden verrijst in 1854 het latere bedehuis met rabbinaatwoning aan de Bosstraat.

Armenhuis

Op een deel van de aangekochte grond wordt een joods armenhuis gebouwd. De woning van de doodgraver is genummerd Liefkensstraat 51. Tot 1829 is de dodenakker in gebruik. Als halverwege de 19e eeuw een choleraepidemie de kop opsteekt, verbiedt de overheid begraven binnen de bebouwde kom. Ook de joden moeten hun begraafplaats sluiten. Die is al ernstig in verval geraakt. Om aan te geven dat hier ooit joden ter ruste zijn gelegd, plaatst het bestuur van de joodse gemeente (kille) in 1894 een stenen monument ter herinnering, met de namen van het bestuur en een memento mori: 'Zoals jullie nu zijn, zo waren wij en wat wij nu zijn, te dien tijde zullen jullie net zijn als wij.'

De Winschoters slaan weinig acht op die waarschuwing. Na de Tweede Wereldoorlog, als bijna alle joodse medeburgers uit Winschoten niet terugkomen uit de concentratiekampen, is het joods armenhuis een woonhuis geworden en het monument verdwenen. Op zijn rondgang langs joodse dodenakkers ontdekt de inspecteur van het Nederlands-Israëlisch Kerkgenootschap dat er schapen grazen op de begraafplaats en een deel is ingericht als groentetuin.

<p>De joodse begraafplaats in Winschoten, ca. 1960-1970. - Foto: www.beeldbankgroningen.nl (818-17899)</p>

De joodse begraafplaats in Winschoten, ca. 1960-1970. - Foto: www.beeldbankgroningen.nl (818-17899)

Respect

Nog één keer zal de plek ontheiligd worden. Als in 1969 de bestuurders van toen het centrum van Winschoten onherkenbaar vernielen, ruimen zij ook de joodse begraafplaats. De stoffelijke resten van 54 joden verhuizen naar het Sint Vitusholt. Echter, aan de rand van de dodenakker zien zij in hun ’afbraakwoede’ de achttien graven over het hoofd.

De bestuurders van nu hebben iets meer oog voor historisch erfgoed. De achttien overledenen, onder wie enkele kinderen, blijven op de plek waar ze gevonden zijn. Ze komen in een parkje te liggen, met een hekje eromheen en een monumentje. De opperrabbijn haalt opgelucht adem. Joden hechten aan eeuwige grafrust. Na het overlijden, zo is hun opvatting, blijven lichaam en ziel met elkaar verbonden. 'Prachtig dat de gemeente zo respectvol met de graven omgaat. Dat zie je niet altijd. Zo verdwijnt de geschiedenis niet.' (DvhN 8-11-2016)

Voor dit artikel is gebruik gemaakt van het boek van Han Lettinck: De joodse begraafplaatsen in de provincie Groningen, uitgeverij Profiel, ISBN 9789052944722