Grensland

1700 tot 2024

Leutscher, Knigge en Toutenhoofd: dit zijn de wortels van een Veenkoloniaal

In aanloop naar de Gronings Vuur-productie Vanhier in mei 2024, is Museum aan de A samen met de Nederlandse Genealogische Vereniging op zoek naar familieverhalen uit de Groninger Veenkoloniën. Wie zijn de mensen uit de Veenkoloniën, en waar komen hún voorouders eigenlijk vandaan? Zijn ze van hier?

In de Regelkoamer in Siep&Co aan het Pekelerhoofddiep in Oude Pekela, een van de vele voormalige strokartonfabrieken in deze regio, zitten zo’n zestig mensen aan tafels met Perzische kleedjes. Voorzien van koffie en cake, zijn ze klaar voor wat komen gaat. Wie hadden het Verhalencafé Veenkoloniën beter kunnen begeleiden dan journalist Herman Sandman en muzikant Bert Hadders? Lang geleden vertrokken deze twee Veenkolonialen naar nieuwe horizonten binnen de provincie Groningen, maar de band met het land van hun vaders blijft onverminderd sterk. Ze spelen een aantal scènes uit hun voorstelling “Ain Mìnsk is gain eerappel” met verhalen over hun (voor)ouders en over de regio.

Leutscher, Knigge en Toutenhoofd: dit zijn de wortels van een Veenkoloniaal

Publiek in de Regelkoamer. Foto: Karlijn Donders

<p>Bert Hadders en Herman Sandman &#39;Ain minsk is gain eerappel&#39;. Foto: Reyer Boxem</p>

Bert Hadders en Herman Sandman 'Ain minsk is gain eerappel'. Foto: Reyer Boxem

Het valt Herman Sandman op dat veel mannen in de zaal vroeger met zijn vader hebben gevoetbald. Of met zijn moeder hebben gedanst. Iets te veel mannen, naar zijn zin. Herman vertelt over de tijd dat zijn ouders jong waren. Met zijn vader uit Mussel, waar helemaal niets was, en moeder uit Tuindorp in Winschoten, wat je nu een no go area zou noemen. Niet een plek waar je voor je lol heenging.

Bert Hadders begeleidt zichzelf op gitaar voor de ruige Pekelder Waals, en zingt in het Gronings. En dat blijft de hele avond de voertaal.

<p>De ouders van Herman Sandman toen ze nog jong waren. Foto: Eigen foto Herman Sandman</p>

De ouders van Herman Sandman toen ze nog jong waren. Foto: Eigen foto Herman Sandman

Leutscher, Knigge en Toutenhoofd

Verrassend veel mensen willen hun verhaal vertellen. Zoals Albert Leutscher, oud-leraar die in de voetsporen van vader ‘Leut’ trad. Zijn voorouders vestigden zich vanuit Zwitserland in de Veenkoloniën. En Menno Keizer uit Stadskanaal vertelt over zijn vader, de ‘ingenieur’ van het dorp, met een carrosseriebedrijf. Ook zat hij in het schoolbestuur. Hij had ‘Leut’ er zelf nog aangesteld. Ook Sina Diertens-Dik komt naar voren. De dochter van boer Dik uit Pekela die van haar ouders niet naar de kweekschool mocht, omdat ze toch wel zou gaan trouwen. Ze verzon een list, stapte op de trein in Winschoten, ging naar haar zus in Zaandam om in Haarlem een opleiding tot lokettiste te gaan doen. Twee jaar werkte ze er, maar ‘de mentaliteit van de westerlingen is heel wat anders dan die van de Pekelders’. Het maakte dat ze terugkwam naar de Veenkoloniën. Ze trouwde met John Diertens een goede voetballer van VV Noordster. Ze verhuisden naar Foxhol. Hij kreeg er een baan aangeboden op een school. ‘Daar wilden de leerlingen niet leren, maar wel voetballen.’

Geert Tieme Smith vertelt over de geschiedenis van zijn grootouders van moeders kant, Knigge en Toutenhoofd. Maar eerst draagt hij de tekst voor van het ‘Veenkoloniaal lied’.

Het lied geeft goed weer hoe het hier vroeger moet zijn geweest. Zo'n 500 jaar geleden was er hier haast niks anders dan veen, onbewoonbaar. Dat kwam pas toen de kanalen werden gegraven. Smith vraagt zich af waar al die mensen dan vandaan zijn gekomen? Momenteel wonen er zo'n 72.000 mensen in Stadskanaal, Pekela en Veendam.

Ongeveer 300 jaar geleden kwam vanuit de buurt van Hannover een zekere Hindrik Geerts Knigge in Wildervank terecht. Smith verwacht dat hij lopend is gekomen. ‘Hij is een voorvader van mijn opa, Tiemen Knigge, die in 1918 trouwt met Egberdina Mensina Toutenhoofd, die op haar beurt Zeeuwse roots heeft.’

‘Er is niks nieuws onder de zon’, zegt Menno Keizer. ‘Al die asielzoekers komen nu hier naartoe. Dat was in die tijd precies hetzelfde, uit heel Europa kwamen mensen hierheen. Volgens mijn vader waren er ‘Op Knoal’ wel 28 geloofsgemeenschappen: dat had daarmee te maken.’

Albert Leutscher vertelt dat in 1711 honderden doopsgezinden uit Zwitserland naar hier kwamen. Naar Klapwijk en het Achterste Daip. Er waren nog geen AZC’s maar wel ‘kroep-ins’, heel kleine huisjes waar veel mensen bovenop elkaar woonden.

Abraham Stutvoet

Anne Kaldijk (1952) uit Nieuwe Pekela is liefhebber van oldtimers. Na afloop van het Verhalencafé bij ‘Stoomstroocartonfabriek Free & Co’ – nu Siep&Co - in Oude Pekela komt hij met een verhaal over zijn opa van moeders kant; Abraham Stutvoet.

Abraham was een echte Veenkoloniaal. Geboren in Oude Pekela in 1879 waar hij in 1970 overleed. Abraham werkte als  ‘zzp'er’ en had alleen een schop. Hij was, zoals veel Pekelders, een harde werker. Hij trouwde op zijn 32e met de elf jaar jongere Trijntje Fridrichs uit Veelerveen (Gemeente Vlagtwedde). Samen kregen ze elf kinderen én ze hadden een eigen huis aan de Haanswijk te Oude Pekela. Dat was uniek voor zo’n ‘losse werker’.

Pekela had in die tijd zeven strokartonfabrieken, allemaal op stoom aangedreven. Daarvoor werden kolen gebruikt die per schip werden aangevoerd. Wanneer zo'n kolenschip bij een fabriek aankwam, werd Abraham thuis opgeroepen met de mededeling : ‘Aobram der ligt ain schip.’ Zijn reactie was steevast: ‘Jo, ik kom der aan’.

Het leegscheppen van zo’n schip kostte hem vier dagen en drie nachten achter elkaar. Pikzwart van kolengruis van het schip dat hij in zijn eentje leeg had geschept, kwam hij dan thuis. Hij stapte dan meteen in de tobbe, die zijn vrouw voor
hem in het achterhuis had klaargezet.

<p>Trijntje Stutvoet-Fridrichs. Foto:&nbsp;Eigen foto Anne Kaldijk</p>

Trijntje Stutvoet-Fridrichs. Foto: Eigen foto Anne Kaldijk

Anne herinnert zich zijn opa goed, ‘een kleine, beresterke man die heel grote stappen nam en zijn eigen tanden trok als hij kiespijn had. Toen hij eenmaal in een bejaardenhuis met een stok moest gaan lopen, vertikte hij dat. Zijn hele leven met een schop rond gelopen, maar een stok? Daar had hij totaal geen zin in.’