Pioniersgeest

1950

Mijn jeugd in Winschoten

In mijn jeugdjaren woonde ik in de Graaf Adolflaan in Winschoten. Daar waren de voorzieningen een stuk minder comfortabel dan tegenwoordig. 

Zo leek het toilet in geen enkel opzicht op wat we nu een wc noemen. Het toilet noemden wij in die tijd een plee. Het was daar niet verlicht, alles ging op de tast. Oude kranten werden nooit weggegooid, die deden nog dienst als wc-papier, want toiletpapier uit de winkel was veel te duur. Naar ik meen werd de wc-ton twee keer per week geleegd door ‘wc-mannen’. Aan de buitenkant van het huis kon een deurtje worden opengemaakt. Daar kon de ton worden uitgehaald, die op de schouders meegedragen werd om te worden geleegd in een wagen. Deze werd door een paard voortgetrokken. Af en toe gebeurde er wel eens een ongelukje; dan vloog er een flinke scheut van de inhoud over de schouders van een van de ongelukkigen. En als je niet oppaste, werd de ton letterlijk onder je vandaan getrokken!

Behalve zonder toilet moesten we het ook zonder c.v. stellen. Wij hadden destijds een zogenaamde vulkachel. In de winter werd bij ons in de voorkamer altijd met antraciet ‘nootjes vier’ gestookt. Het was de beste brandstof die er te krijgen was omdat er weinig as en slakken overbleven na de verbranding. In verhouding had je minder brandstof nodig dan met het stoken van eierkolen. Antraciet was de ideale brandstof voor de vulkachel. Deze kachel kon het hele winterseizoen continu aan omdat de verbranding nauwkeurig geregeld kon worden. Men had er veel minder omkijken naar dan met andere soorten kachels. In de late avonduren werden de vlammen getemperd. De volgende morgen hoefde je alleen maar de kachel met een pook op te rakelen, om het weer lekker warm te krijgen.

Gasmuntje - Foto: Wolter Slik
Gasmuntje - Foto: Wolter Slik

Stadsgas

Het eten werd op stadsgas bereid. De maaltijd bestond meestal uit aardappelen, groenten en een beetje jus. Vlees was er alleen op zondag, meestal paardenvlees, wat soms niet te eten was door de taaie ‘zenen’. Mijn vader verzuchtte wel eens wanneer het vlees weer eens taai was: ‘sla dit maar onder mijn schoenzool!’ Om verzekerd te zijn van aanvoer van stadsgas moest je er altijd op verdacht zijn dat je een voorraadje gasmuntjes in huis had. Het kon wel eens voorkomen dat deze op waren. Dan stopten mijn ouders wel eens een stuiver in de gleuf, wat natuurlijk werd ontdekt, maar door later bij te betalen werd dat altijd weer rechtgetrokken. De gasmunt had een diameter van 23 millimeter met een gat in het midden. Aan de rand was nog een ronde inkeping. Na de vondst van een groot aardgasveld in Slochteren werd het stadsgas afgeschaft. Bij iedereen moesten alle gastoestellen worden aangepast of vervangen.

Wassen

Omdat we geen douche en wasmachine tot onze beschikking hadden, ging wassen ook niet vanzelf. Iedere zaterdag moesten wij in de tobbe. Moeder waste ons tot aan ons twaalfde jaar, daarna werden we naar het badhuis gestuurd. Het was er altijd druk op vrijdag en zaterdag, zodat je altijd op je beurt moest wachten. Op maandag kostte een bad nemen praktisch niets. Wat mij daar zo beviel, was dat het warme water in het badhuis met grote hoeveelheden op je neerdaalde. De kleren werden iedere maandagochtend gewassen, wat vooral in de winter een onaangename bezigheid was. Dan zag ik mijn moeder vaak blauw van de kou de was ophangen op de waslijn. Pas in 1979, toen ze al 61 jaar was, kreeg ze haar eerste wasmachine. Wat was ze daar blij mee en ik was blij voor haar.

Strozak

In 1951 verhuisden we naar de St. Vitusstraat. Het was er comfortabeler dan in de Graaf Adolflaan; we hadden bijvoorbeeld veel meer ruimte. Maar ook hier was het nog wel eens behelpen. Zo was er geen wc, die kwam er pas in 1968. De douche die ik in 1972 kreeg, viel me ook een beetje tegen, omdat de waterdruk veel minder hoog was dan in het badhuis. Bovendien heb ik nog tot 1968 op een strozak geslapen. Ieder jaar werd het oude stro achter in de tuin verbrand. Daarna werd nieuwe stro met de voet in een schone strozak gestampt, zodat de strozak een bolvormig aanzien kreeg. Door er op te gaan dansen, kreeg het de vorm van een matras. Toch heb ik nooit enige nadelige gevolgen van het slapen op een stromatras ondervonden. Ik zou bijna zeggen, daar kan geen dure Hästens tegenop!