Pioniersgeest

1773 tot 1836

Nicolaas Westendorp en de schoolmeestersrapporten uit 1828

Vanaf 11 mei (2020) mogen kinderen weer naar school. Corona heeft de leerplicht er niet onder gekregen. Wat nu als een (leer)plicht wordt beschouwd, was vroeger een voorrecht.

Nicolaas Westendorp en de schoolmeestersrapporten uit 1828

De school van Uithuizen, gebouwd in 1822. - Tekening: collectie Groninger Archieven

Voordat de leerplicht in 1900 werd ingesteld, konden alleen kinderen van welgestelden naar school. De armere kinderen mochten ook wel maar die werden van school gehaald als er gewerkt moest worden. Er moest brood op de plank komen dus moesten de kinderen meehelpen met aardappels poten, wieden, oogsten, rooien, op de koeien passen en wat niet meer. Alleen in de wintermaanden was er tijd voor school. Vóór de negentiende eeuw waren er geen regels. In die tijd stond het onderwijs op een laag pitje. Iedereen die kon lezen, schrijven en rekenen kon onderwijzer worden. Het was een slecht betaald baantje dat meestal naast een ’echt’ beroep (chirurgijn, schilder, schoenlapper, klompenmaker en boekbinder) werd uitgeoefend. Vaak was het ook de koster en voorzanger van de kerk die schoolmeester werden. Daar kwam in 1801 verandering in met de eerste schoolwet die eisen stelde aan de kwaliteiten van de onderwijzers en de scholen. Om hierop toezicht te houden, werden schoolopzieners aangesteld.

Westendorp

De schoolopziener in de gemeenten Appingedam, Delfzijl, Slochteren, Bierum, Ten Boer, Loppersum, Stedum en ’t Zandt was Nicolaas Westendorp (1773-1836).

Nicolaas (ook Nicolaus of Nikolaas) Westendorp was een geleerd man. Hij werd in Farmsum geboren op 11 februari 1773 als zoon van een schoolonderwijzer. Zijn eerste onderricht zal hij dus zeker van zijn vader gekregen hebben. Daarna ging hij naar de Latijnse school in Appingedam. Deze school bereidde jongens (geen meisjes) uit de hogere en middenklasse voor op een religieus ambt of een studie aan een universiteit. Daar maakte hij dan ook gebruik van. Hij ging naar de ‘hoogeschool’ (universiteit) van Groningen, vervolgde daar zijn ‘letteroefeningen’ werd doctor in de Letteren en volgde tevens een opleiding tot predikant. Hij stond achtereenvolgens op de kansel van Sebaldeburen, Loppersum en Losdorp.

Maar behalve in de letterkunde verdiepte hij zich ook in de geschiedenis. Hij heeft veel historische verhandelingen geschreven over onderwerpen variërend van hunebedbouwers en ‘Noordsche Mythologie’, tot ontdekkingen in Egypte. Zijn beschrijving van de oudste geschiedenis van Groningen tot 1493 in zijn ‘Jaarboeken van en voor de provincie Groningen’ hebben hem grote bekendheid gegeven en diverse letterkundige prijzen opgeleverd. Ook werd hij geridderd in de orde van de Nederlandse Leeuw. K. ter Laan noemde hem ‘onze eerste en grote oudheidkundige’. En hij was dus schoolopziener.

'Natuurlijke historie'

De schoolopzieners waren verenigd in de Commissie van Onderwijs. Deze vond dat er te weinig materiaal bestond dat kennis over de provincie Groningen verschafte. Daarom schreef de commissie in 1822 een prijsvraag uit voor het leveren van een boek over de ‘Natuurlijke historie dezer provincie’ als schoolboek voor de hoogste klasse’. Het liep niet storm, pas vijf jaar later kwamen twee, beide bekroonde, inzendingen binnen. Intussen was de commissie zelf al gestart met het maken van een geologische kaart, op basis van inmiddels door onderwijzers aangeleverd materiaal. Nicolaas Westendorp kreeg de opdracht om deze gegevens te vertalen naar een geologische kaart in kleur, een opdracht die in 1827 nog werd uitgebreid met het verzoek om eveneens een topografische kaart te vervaardigen.

Westendorp vond eigenlijk dat hij te weinig kennis van zaken had om deze kaarten accuraat te vervaardigen. Dus stuurde de Commissie op zijn verzoek in 1828 een lijst met zeventien vragen naar alle 200 onderwijzers van de provincie. Vragen over de omgeving, grondsoort, gewassen, beroepen, aantal en bouwhistorie van kerken en klokken, over zeden en gewoonten, taalgebruik, enzovoort. Dat werkte. Er kwamen 175 ingevulde enquêtes terug, met antwoorden die varieerden van zeer summier tot uitgebreide epistels.

Schoolmeestersrapporten

Deze ingevulde vragenlijsten worden de schoolmeestersrapporten van 1828 genoemd en zijn nagenoeg allemaal bewaard gebleven. Er staat een schat aan informatie en verhalen in over bovengenoemde zaken en nog veel meer. Zoals over gebruiken bij rouw en trouw en feestelijkheden, maar ook over bijgeloof en spookverschijningen. Zo schreef de onderwijzer uit Garsthuizen:

Tusschen Eppinghuizen en Garsthuizen ligt eene Til over het Startenhuistermaar. Volgens volksgevoelen zit bij deze til des nachts soms ene Juffer te Thee drinken. Sommige spreken ook wel van Twee juffers.

De juffers zouden afkomstig zijn uit de afgebroken ‘Burgt Dykumburg’.

Het resultaat

Over sommige antwoorden was Westendorp echter niet tevreden, dus probeerde hij in 1833 aanvullende gegevens te achterhalen. Maar hij werd in 1834 ziek en heeft de gegevens niet meer gebruikt om er de gewenste kaarten met boek van te maken. Toch had hij niet stilgezeten. Waarschijnlijk gebruikmakend van de informatie uit de schoolmeestersrapporten, herschreef hij intussen volledig de Beknopte aardrijkskundige en geschiedkundige beschrijving der Provincie Groningen van H. Kremers en breidde het boek uit . Dit boek kwam in 1817 ook via een prijsvraag tot stand. Westendorp heeft de nieuwe versie in twee delen uitgegeven, het eerste deel in 1831, het tweede deel is in 1837 (na zijn dood in 1836) verschenen.

Het was een voorrecht als je deze boeken kon lezen.

Dit artikel verscheen in mei 2020 in de Eemsbode.

 

Bronnen
Spiegel van Groningen, over de schoolmeestersrapporten van 1828, P.Th.F.M. Boekholt en J. van der Kooi (red.), Groninger historische reeks 1996
www.dbnl.org
resources.huygens.knaw.nl
www.onderwijshistorie.nl