Macht & Pracht

1836

Ongeregeldheden rondom de dominee van Niekerk

In de tweede helft van de jaren ’30 van de 19de eeuw was het onrustig in Groningen. Dat had onder meer te maken met de Afscheiding: ontevredenen die zich losmaakten van de hervormde kerk en zich verenigden als gereformeerden. Maar ook binnen de hervormde kerk heersten spanningen tussen vrijzinnigen en rechtzinnigen (orthodoxen).

Ongeregeldheden rondom de dominee van Niekerk

Dorpsgezicht van Niekerk, waar de onlusten zich afspeelden. Links de hervormde kerk, waar de vergadering plaatsvond. Foto uit 1905-1910. – Collectie Groninger Archieven

Tot de vrijzinnigen behoorden vooral grootgrondbezitters als adel, patriciërs en boeren. Zij bezaten meestal het collatierecht (op basis van landbezit) om de predikant te benoemen. Van de rechtzinnigen behoorden velen tot de ‘mingegoede klasse’. Een fors deel van hen had met de Afscheiding de Hervormde kerk al verlaten, in 1834, of zou dat nog doen.

Juist rond dat collatierecht ontstond april 1836 onrust binnen de hervormde gemeente Niekerk, vanwege de keuze van een nieuwe predikant. Voornaamste collator (‘primarius collator’) was mevrouw Van Bijma, douarrière baronesse de Bourouill van Bijma, gehuwd met een d’Aulnis de Bourouill. Deze was, op zijn beurt, een broer van burgemeester F.H. d’Aulnis de Bourouill, van de wereldlijke gemeente Oldekerk.

Predikantskeuze

Mevrouw Van Bijma riep, als primarius collator, de andere collatoren bijeen in de kerk van Niekerk voor de predikantskeuze. Er verscheen alleen een vertegenwoordiger van mevrouw zelf. Onder het aanwezige publiek heerste onrust.

Niekerk had toen een ‘hulpprediker’, de kandidaat theologie Thomas Eduard Heinecken. Blijkbaar was hij rechtzinnig en had hij de sympathie van een groot deel van de kerkgemeente. Het collatierecht maakte het echter mogelijk om, tegen de wil van een groot deel van de bevolking in, een vrijzinnige dominee te benoemen. En dat gebeurde.

Meteen na bekendmaking van de uitslag van de stemming ontstond er rumoer. Burgemeester d’Aulnis de Bourouill rapporteert in een brief aan de Gouverneur (voorganger van de Commissaris des Konings) dat geroepen werd: ‘Waarom zouden wij de 'oude' dominee [kandidaat Heinecken] wegjagen?’ De burgervader verzocht stilte, maar zo schreef hij: ‘Het geraas vermeerderde’.

Het gemeentehuis belegerd

Toen de burgemeester en zijn assessoren (wethouders) zich van de kerk naar het gemeentehuis begaven, zei iemand in de menigte: ‘Dat kost u altijd het leven’.

Daarbij bleef het niet. De ‘gemeentekamer’ werd belegerd en herhaalde malen probeerden mensen binnen te komen door tegen de deur te slaan en te trappen. Tijdens het rumoer schreef de burgemeester het verslag van de stemming.

In zijn rapport aan de Gouverneur schrijft hij: ‘Het proces-verbaal van het verhandelde geschreven zijnde, besloot ik, daar de sterke drank de gemoederen hoe langer hoe meer aanzette, het gemeentehuis te verlaten en mij huiswaarts te begeven, vergezeld van de veldwachter, de heer luitenant der schutterij Johannes Tammen, die toevallig daar aanwezig was, en mijn broeder bovengenoemd’.

Bedreigingen

Het gelukte hen door de menigte heen naar buiten te komen. Dadelijk greep een vrouw de burgemeester vast en zei: 'Haalt hem onder de voeten!' Deze rapporteert: 'Ik stootte ze van mij en herinnerde de menigte mijn ambtsbetrekking en waarschuwde voor de gevolgen van beledigingen en ongeregeldheden. Mijn weg vervolgende, werden uit de menigte stenen en kluiten geworpen. Ik liet de veldwachter een weinig achterwaarts gaan. Herhaalde malen werd mij toegevoegd: 'Dat zal u het leven kosten!''

De burgemeester hoorde ook zeggen: ‘Hij moet hier niet levendig vandaan, laat hij de candidaat Heinecken als predikant beroepen, dan is alles gedaan’. Men wilde de burgemeester dwingen te verklaren dat Heinecken predikant moest worden.

De schoolmeester aangepakt

Op een gegeven moment werd de burgemeester het pad naar zijn huis geblokkeerd en moest hij een andere route te kiezen, maar: '…de menigte sloot mij gedurig in en hield mij tegen, want vooruit zijnde werden mij stenen en kluiten nageworpen.'

Met veel moeite gelukte het d’Aulnis de Bourouill door bedaard praten erger te voorkomen. Hij realiseerde zich dat hij samen met de veldwachter tegen een groep van vijftig tot zestig personen weinig kon uitrichten. Eindelijk lukte het hem aan de menigte te ontkomen. Een van de laatste dingen die hij hoorde was: ‘Gij moet nimmer weder in het dorp komen’.

De menigte ging terug naar het dorp en keerde zich daar tegen de schoolmeester, Andries Olthoff die ook, zoals toen algemeen gebruikelijk, koster was. Hij werd geslagen en mishandeld. Hem werd verweten dat hij de er oorzaak van was dat Heinecken geen predikant werd. Daarna keerde de rust enigszins weer.

Smeulende volkswoede

De weergekeerde rust was bedrieglijk, want ondertussen bleef de volkswoede smeulen. Op zondag 7 augustus 1836 zou de door een groot deel van de bevolking ongewenste predikant, ds. Pieter Wierenga, officieel worden bevestigd. De nacht tevoren brandde een watermolen, toebehorend aan mevrouw Van Bijma, tot de grond toe af. Daardoor dreigde overstroming van landerijen in de Beijmapolder.

De burgemeester vermoedde opzet en vroeg de Gouverneur om tijdelijk enkele personen als buitengewone veldwachters aan te wijzen. Een groot deel van de ontevredenen trad uit de kerk en sloot zich aan bij geestverwanten in Grootegast, waar ze in 1856 een eigen gemeente stichtten. Wieringa bleef predikant tot zijn overlijden, 1864.

 

Bronnen:

Arend Bosma en Harke Bosma, Westerzand en omstreken: onder de klokslag van Sebaldeburen post Lutjegast (s.l. 2013) 29-30.
J. Wesseling, De afscheiding van 1834 in Groningerland. Dl III. De classis Groningen van de afgescheiden kerken (Groningen 1978) 176-178.