Pioniersgeest

1950

's Winters liepen wij op klompen

In de jaren vijftig liepen we thuis als kinderen ’s winters op klompen. Deze klompen kochten we bij Derk Smit en zijn gezellige vrouw. Ze woonden vlakbij Holtrop, de sigaren- en groentehandelaar op het ‘noordereinde’ van de hoofdstraat in Aduard. Je moest daar een laddertje opklimmen om op dat klompenzoldertje te komen. Dat was een gevaarlijke klim, want het laddertje was smal, wankel en gammel. Vrouw Smit stond daar onderaan de trap en hield het laddertje heel stevig vast, zodat we er niet af konden vallen. Het was een leuk en aardig vrouwtje, altijd goedgemutst. Bovengekomen zagen wij de schitterende gele klompen in vele soorten en maten staan en hangen. De maten stonden er in zwarte letters onder. 

Er waren tripklompen en kapklompen. Tripklompen hadden een leren band over de wreef en in kapklompen ging je hele voet. Je was de koning te rijk met een paar nieuwe klompen. Die zagen er zo schoon en glimmend uit als ze nog nieuw waren. We kochten ook leren zooltjes. Deze droeg je over de sokken in de klompen, anders waren de sokken te snel kapot. Het waren zooltjes met een bandje met knoopje over de voet of leren zooltjes zonder bandje. Als de zooltjes kapot waren, gingen we naar schoenmaker Rozema bij ons in het dorp. Later nam schoenmaker Boerema de zaak over. Ik ruik de geur van lijm en leer nog als ik eraan denk. Ik vond het heel gezellig bij die schoenmakerij. De grote naaimachine in de werkplaats maakte veel indruk op mij. De schoenmaker maakte altijd een praatje en vroeg hoe het met ons ging. Je keek toe hoe kundig hij de schoenen repareerde met vaardige hand.

Klompen 'verbouwd'

Als ik opgewonden thuiskwam met die mooie gele klompen, riep mijn vader mij direct in de werkplaats en ik wist al wat er ging gebeuren. O, wat was ik dan teleurgesteld want die klepperende klompjes werden dan ‘verbouwd’ om slijtage te voorkomen. Er kwam een stuk rubber onder elke klomp, dat geknipt werd uit een oude versleten autoband. Er kwamen ook wat spijkers in. Soms voelde je een spijker in je tenen steken en moest die weer platgeslagen worden. O, wat had ik een hekel aan die autobandenzolen. Dat moest van mijn vader omdat hij vond dat ik zo ‘sleets’ was met klompen. Ik was dan zo jaloers op kinderen die heerlijk klepperden op hun klompen zonder die nare geluiddempers eronder. Ik was dan boos en mopperde over die armoedige tijd waarin ik werd grootgebracht. Het gebeurde regelmatig dat de kap eraf vloog door te wreed gebruik ervan of door een ongelukje of struikeling. Geen nood, er was van dat kramdraad met puntjes. Zo werd de kap er weer opgezet, kramdraad erover en lopen maar weer.

Lijfje, kousen, sokken

Iedere winter liep je dan op die klompen en moest dat vreselijke roze gebreide ‘lijfje’ weer aan met dat knopenelastiek aan weerszijden. Dikke bruine kousen met knopen erop waaraan de jarretels werden bevestigd. Geen gezicht, hoe konden ze het bedenken. Verder hadden we een onderbroek met elastiek in de pijpen erover, waar vaak een zakdoek in werd gefrommeld, bedoeld voor de loopneus (trouwens dat moest onze schoolarts dr. Jansma uit den Ham niet zien, want die vond dat zeer onhygiënisch). Over de bruine kousen werden een paar warme sokken aangetrokken en daarover werden de leren zooltjes aangetrokken. Als je naar buiten ging, deed je klompen en wollen wanten aan tegen de kou en dikke gebreide mutsen op; zo kwamen we de winter wel door. Wat een zegen en grote vreugde als het weer voorjaar werd, die hele ‘brut’ uitkon en de schoenen weer te voorschijn kwamen tegen Pasen. Heerlijk de kniekousen of sokjes aan. Ik weet nog dat ik dan huppelend en dansend door de straat naar school ging. Het liep zo lekker licht, dat je bijna zweefde. Je voelde je dan verlost en herboren, vooral als de zon ook nog ging schijnen.

Kleppers

Later werden de klompen voor ons gelukkig afgeschaft. Hoewel; de open houten ‘kleppers’ werden op een gegeven moment mode. Daarop was een rood bandje met gesp over de voet bevestigd. Verder zat er een rubber zooltje onder. Velen liepen daarmee door het dorp en een geklepper dat het was. Mijn beide jongere zusjes wilden ook graag zulke dingen. Vader hield niet van dat geklepper, dus werden ze niet gekocht. Mijn enige broer, heel handig met hout, wilde er zelf een paar van hout voor mijn zusjes maken. Hij ‘struinde’ wat in de werkplaats van mijn vader, die had een timmerbedrijf, en ging aan het werk met beitels en schaven. Hij beitelde er zelfs een voetbed in. Heel knap. Mijn broer deed er een stukje zwart leer overheen met wat popnagels eronder en het leek net echt. Wat waren ze blij met hun ‘kleppers’. Ze liepen er parmantig mee door huis en daarbuiten. Je kon ze van ver horen aankomen. Zo ging het klompgebruik dus toch niet verloren.

Enkele jaren geleden was ik nog in het klompenmuseum in Eelde en wat ik daar allemaal voor moois zag… Je zou voor de aardigheid weer een paar mooie gele klompen kopen… Toch maar liever een paar mooie schoenen, dat loopt lekker licht.