Grensland

1945 tot 1967

Van grenspassen tot voetbalyells: het Westerwolds-Duitse grensgebied in naoorlogse jaren

Eeuwenlang was Groningen op het oosten gericht geweest. Het Gronings-Duitse grensgebied kende een intensief grensverkeer: niet alleen op economisch vlak, maar er bestonden ook de nodige familiebanden. Na de Tweede Wereldoorlog moest dit vanaf een nulpunt worden hersteld. Tussen 1939 en 1954 was de grens grotendeels gesloten en kwam er na de bevrijding met moeite een proces tot normalisering op gang. Hoe verliep dit in een grensgebied als Westerwolde?

Van grenspassen tot voetbalyells: het Westerwolds-Duitse grensgebied in naoorlogse jaren

Duitse vrouwen bij de grensovergang bij Nieuweschans in 1958. – Foto: fotobedrijf Piet Boonstra, collectie Groninger Archieven

Na de capitulatie van Duitsland werd het land verdeeld in vier gebieden die beheerd werden door Amerika, Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland. De bezettingsmacht voor het noordwesten van Duitsland was Groot-Brittannië. De Britten bleven daar tot 1949. Vlak na de bevrijding stelden zij aan Duitse zijde van de grens een verboden zone in. Nederlanders die land aan de andere kant van de grens hadden konden daardoor hun grond niet bewerken. Dit werd mondjesmaat opgelost doordat in 1946 de landbouwpas werd ingevoerd. Voor Duitse boeren met percelen op Nederlands grondgebied was de situatie helemaal hopeloos: hun landerijen werden aan Nederlandse boeren in pacht gegeven – dat gebeurde onder meer in de buurt van Bourtange.

Black Tulip

Na de bevrijding bleef de grens gesloten. Er stonden zelfs meer douaniers dan in de jaren voor de oorlog, om te voorkomen dat Nederlandse oorlogsmisdadigers naar Duitsland vluchtten en vice versa. In de gehele noordelijke grensstreek woonden overigens Rijks-Duitsers of staatloos geworden voormalige Duitsers. Lokale overheden werden van hogerhand opgedragen al deze Duitse burgers uit te zetten – dat gold bijvoorbeeld ook voor Duitsers die geboren waren in Nederland. Dit werd Operatie Black Tulip genoemd.

In haar boek De Grens Getrokken stelt Dirkje Mulder-Boers dat lokale overheden in de noordelijke grensregio een vrij mild beleid voerden ten opzichte van Operatie Black Tulip, en daarmee afweken van de rest van Nederland. Volgens haar onderzoek woonden er na de oorlog 96 stateloze Duitsers en 22 personen met de Duitse nationaliteit in Bellingwolde. Toch wilden B&W maar twee gezinnen uitzetten en dat was omdat zij hadden gecollaboreerd met de Duitse bezettingsmacht. In alle andere gevallen werd er een oogje dicht geknepen.

De grens over

In 1947 werd het grensbewoners – die binnen 15 kilometer van de grens woonden – toegestaan om bij dringende familieaangelegenheden de grens over te steken. Na 1950 werden de regels geleidelijk versoepeld. Er kwamen collectieve grenspassen voor culturele groepsuitjes en privépersonen zonder land of familie in Duitsland mochten vanaf 1954 eveneens de grens passeren.

Wim Mensen (Jipsingboermussel, 1941) stak als kind samen met zijn hele familie de grens over. “We verzamelden ons dan om 13:00u bij de grens in Ter Apel en gingen in konvooi naar Duitsland. Als kind vond ik dat een openbaring. Alsof ik de hele wereld gezien had.” Mensen had familie in Duitsland. Die contacten werden direct na de oorlog hersteld. “Bij ons thuis was het vergeven en vergeten. Ik had ook niet het idee dat in mijn omgeving veel mensen met gevoelens van wrok leefden. Je moest door.”

Grenskantoren

Het kleine aantal grenskantoren en de beperkte openingstijden bleef wel een probleem. Zo was de grensovergang in Bourtange één uur in ochtend en één uur in de avond open. In 1953 verzochten 175 middenstanders uit de omgeving van Bourtange het ministerie van Binnenlandse Zaken om de grens langer op te stellen, daar dit de handel en het toerisme in de regio zou bevorderen. Pas vijf jaar later werden de openingstijden verruimd.

In Ter Apel waren de openingstijden ruimer, maar ’s ochtends ging de grens pas om 07.30u open. Dit had als gevolg dat ondernemers hun werk niet naar behoren konden uitvoeren en Nederlanders die in Duitsland werkten niet op tijd op hun werk konden komen. In 1954 vroeg Handelsvereniging Mercurius de Kamer van Koophandel te Veendam om haar invloed bij minister te gebruiken. Pas in 1960 was het zover.

Toerisme en openbaar vervoer

In tussentijd was het aantal personen dat bij Ter Apel de grens overstak met maar liefst 283 procent gegroeid. De Kamer van Koophandel te Veendam riep om betere wegen en de bouw van een grenskantoor op de Hasseberg in Sellingen, want het aantal Duitse toeristen in Westerwolde nam flink toe. De oosterburen brachten geld in het laatje. “Aan het begin van de jaren vijftig verschenen er steeds meer Duitse plezierbootjes in het kanaal,” herinnert Wim Mensen zich. “Ze legden dan aan en kochten bij ons melk en eieren, of vroegen de weg. Zo leerde ik mijn eerste Duitse woordjes: ‘immer geradeaus’.”

Ook het Openbaar Vervoer was weer op gang gekomen. Het Groningse vervoerbedrijf GADO had in samenwerking met een Duitse busonderneming een busverbinding opgezet. In oktober 1949 vertrok de eerste bus van Groningen via Leer naar Bremen – propvol journalisten en hoogwaardigheidsbekleders. Op 1 juni 1958 werd de internationale treinverbinding hersteld.

Handel en smokkel

Na de bevrijding kwam de handel in het grensgebied snel weer op gang. Duitsland had een grote behoefte aan voedingsmiddelen en landbouwproducten; Nederland nam op haar beurt weer bruinkool af. Ook de smokkelpraktijken in het gebied gingen onverminderd door. In 1949 vond de recherche ruim 2000 kilo koffie verstopt in een aardappelschip dat bij Ter Apel de grens over voer. De koffie werd geruild voor onder meer een scheepsmotor, een bontjas en een aantal horloges. Bovendien werd er een jaar later 69 gram opium in beslag genomen bij een boer in Bellingwolde.

Veel Duitsers kwamen boodschappen doen in Nederland, waar sommige boodschappen goedkoper waren en geen verplichte (weekend)sluiting gold. ‘Duitse kooptroepen belegeren de Nederlandse grenswinkels’ kopte het Nieuwsblad van het Noorden in april 1958. Volgens de schrijver van het artikel legden deze ‘kooptroepen’ de ondernemers aan Nederlandse zijde geen windeieren. “In Bellingwolde was de Rhederweg vroeger een lange kwijnende weg, die eigenlijk doodliep, totdat vorig jaar de grenspost weer geopend werd. Tal van kleine zaken hebben hun gloednieuwe jasjes betaald met Duitse Marken; de Rhederweg is een bloeiende weg geworden, ten koste van de omzet van de winkeliers in de tegenoverliggende Duitse dorpen.”

Cultuur en sport

Naast familie en vrienden waren het kerken die als eersten de vooroorlogse contacten aanhaalden. Maar ook op cultureel gebied werd toenadering gezocht. In 1950 ontving de gemeente Vlagtwedde 900 Duitse grensbewoners uit het Emsland. Zij werden hartelijk ontvangen door de burgemeester en diverse lokale verenigingen, met wie ze van gedachten wisselden over cultuur en economische samenwerking. Een bezoekje aan het klooster in Ter Apel mocht daarbij niet ontbreken. Sport werkte eveneens verbroederend. Al in 1951 trok ASVB Blijham naar Duitse Möhlenwarf om een vriendschappelijk potje te voetballen. Daar hoorde ook een gezamenlijke broodmaaltijd en een dansfeestje bij.

Ook Wim Mensen heeft in Duitsland gevoetbald. “De jaarlijkse kermis in Rütenbrock was een ontmoetingspunt. Bij één van die ontmoetingen ontstond het idee om een voetbalwedstrijd te organiseren. Het dorp Zandberg, tussen Ter Apelkanaal en Musselkanaal, harkte een elftal bij elkaar en leende een keeper als gastspeler,” vertelt Mensen. Hij speelde zelf ook mee. Zandbergia, zoals het voetbalteam werd genoemd, toog in 1958 voor het eerst naar Rütenbrock. “De Duitsers hieven voor de aftrap een yell aan. Dat was voor ons een volkomen onbekend ritueel. We wilden niet achterblijven dus riepen snel ‘MOI! MOI! MOI!’.”

De wedstrijd in Rütenbrock werd gespeeld op een knollenveld vol molshopen en geitenkeutels, maar de sfeer was des te beter. “In de pauze werd er onder de toeschouwers een collecte gehouden. De opbrengst werd tijdens de derde helft uitgegeven in het naastgelegen Gasthaus Brümmer,” lacht Mensen. De voetbalwedstrijd werd een jaarlijks terugkerende klassieker. “De spelers kenden elkaar goed, de band was heel amicaal. Zo zijn we ook wel eens naar een trouwerij in Haren-Ems geweest. Sommige Nederlandse en Duitse spelers hebben nog steeds contact.”

Met dank aan Wim Mensen

Bronnen
Mulder-Boers, D. De grens getrokken: Noord-Nederlandse grensbewoners tussen 1914-1964. Assen: Van Gorcum, 2020.
“De gesloten Oostgrens: Nederlandse boeren kunnen hun weiden en akkers niet bereiken”. Nieuwsblad van het Noorden, 9 juni 1948.
“Smokkelaarscomplot in Oostelijk Groningen: Schippers zorgden voor ’t vervoer”. Nieuwsblad van het Noorden, 15 maart 1949.
“Opium-smokkel in Oost-Groningen: in Bellingwolde werd 69 gram in beslag genomen”. Nieuwsblad van het Noorden, 8 juli 1950
"Rapport over grensproblemen van K.v.K. voor Veenkoloniën". Nieuwsblad van het Noorden, 27 augustus 1955.
“Duitse kooptroepen belegeren de Nederlandse grenswinkels – tegen het weekeinde... met grof geschut”. Nieuwsblad van het Noorden, 26 april 1958.
"Grens bij Bourtange langer open: wensen Westerwoldse middenstanders ingewilligd". Nieuwsblad van het Noorden, 19 november 1958.