Grensland

1940 tot 1945

74 jaar na dato: bevrijdingsverhalen uit de Stad

Op 16 april 2019 gaf Joël Stoppels, gids van Battlefield Tours en kenner van de Tweede Wereldoorlog in Groningen, een lezing over de bevrijding van de Stad. Hij deed dat op een historische plaats: aan de Paterswoldseweg, vanwaar de Canadese bevrijders oprukten naar het centrum, en op een historische dag: exact 74 jaar eerder werd de Stad bevrijd verklaard, na vier dagen van hevige gevechten. Enkele van de aanwezigen hebben nog glasheldere herinneringen aan wat er in 1945 gebeurde en spreken daar in de pauze over.

74 jaar na dato: bevrijdingsverhalen uit de Stad

Een re-enactor van ETOR 40-45 en een bezoeker bekijken samen een authentiek Canadees wapen tijdens de pauze in de lezing van Joël Stoppels. - Foto: Stella Dekker, De Verhalen van Groningen

Bene Jonker: 'Mijn vader werkte bij de O.T. in Haren en was ingekwartierd bij een oom van hem, samen met collega-landarbeiders uit Roodeschool. Het was in het najaar van 1944 en middenin de oorlog was tegelijk ook een kerkstrijd aan de gang, de vrijmaking. Van origine was het gezin van mijn vader gereformeerd en hij ook. Op zondag was hij thuis met verlof en die avond zou er in de kerk gestemd worden voor of tegen vrijmaking. Vader wilde bij de stemming zijn. Op zondagavond verscheen hij dus in Haren niet op appèl en toen hij maandagochtend aankwam, moest hij op rapport komen.
Samen met de anderen uit Roodeschool zou hij op transport gezet worden. Maar ik weet niet wat er gebeurd is, maar het is een klein wonder geweest. De volgende ochtend kwam de trein die hen mee moest nemen niet. Sabotage?
Mijn vader is tot aan de opmars van de Canadezen bij de O.T. gebleven, totdat de Duitsers het hazenpad kozen.'

OT-werk bij Roodehaan

Jan Kruijer werd in 1941 geboren in Roodehaan, net ten oosten van de stad Groningen. 'Mijn vader werkte als arbeider op de Plaats Dijkhuizen. Mijn broer en ik waren kleine jongens. We speelden met het zilverpapier dat we vonden in de weilanden. Dat waren snippers die de geallieerde vliegtuigen uitstrooiden om de radar te verstoren. We maakten er horloges van en waren heel trots. Ik zie die laagvliegende vliegtuigen nog voor me en kan het geluid nog horen.

Ik was maar klein, maar van veel voorvallen heb ik nog wel beelden op mijn netvlies staan. Bijvoorbeeld van de inundatie. Middelbert stond onder water, ik herinner me hoe ik met oudere jongens in een boot heb rondgevaren. Aan de Olgerweg waren tankwallen gegraven, zodat je daar niet met de fiets langs kon. De Duitsers hadden voor mensen uit de buurt stropakken in het water naast de weg gelegd, zodat ze daar overheen konden om er voorbij te gaan.

Ook het graven van de loopgraven herinner ik me nog goed, ik weet nog precies hoe ze dat deden. Vanaf het Winschoterdiep groeven ze zigzaggend door het veld. Als eerste moesten ze de zoden afsteken. Het was zware grond, dus zo'n vierkante plak lag op een kromme bats en aan die spade zat een touw, zodat een man kon duwen en de ander kon trekken. Daarna moesten ze in de zwarte grond een sleuf graven van zo'n tachtig centimter diep. Met de uitgegraven grond ernaast kwam je dan al gauw op anderhalve meter uit. Tenslotte moesten die afgestoken zoden weer tegen het bultje gelegd worden, zodat de loopgraaf minder opviel. Het werk schoot niet op. Mijn oom, die ook voor de O.T. werk, zei: 'Zodra we konden, gingen we liggen.'

Ook herinner ik me hoe de stad brandde. Vanuit het slaapkamerraam hadden we zicht op de Stad. Het Winschoterdiep was nog in aanleg, maar de dijken waren er al wel. De Duitse soldaten renden gebukt over die dijk, terwijl je door het vuur in de Stad hun silhouetten zag. Ze werden teruggedreven langs de oostkant, ik herinner me ook een hele rij Duitsers, die langskwamen met de kop in het verband of met handstok. Ze vluchtten allemaal naar de Heimat.'

'Het gaf zó'n knal'

Ietje Boersma (1936): 'Ik woonde aan de Lorentzstraat, tegenover de Parkschool, die vol NSB'ers zat. We zagen de NS'ers met hun handen in de nek eruit komen. Op de hoek stond een tank, maar op dat moment werd die geraakt door een Panzerfaust. Het gaf zó'n knal. Plotseling was er overal brand, de Duitsers en NSB'ers vluchtten alle kanten op, door de brandgangen en loopgraven achter ons. Een Canadees was omgekomen, die werd tijdelijk hier begraven, waar nu de Rank staat.

We moesten uit huis, vanwege het gevaar. We durfden niet eens uit het raam te kijken. We hadden een groot gezin, waren met z'n tienen. Mijn oudste broer gooide een paar matrassen van de trap, zodat we beneden konden slapen, waar het veiliger was. Maar mijn jongste zusje huilde steeds en we konden niet slapen. Het huis tegenover ons stond leeg, daar hadden joden in gewoond. – Ik begreep het toen allemaal nog niet, ik had gevraagd waarom ze zo'n ster droegen, maar snapte het niet – en toen hebben we even in dat huis gezeten. We dachten dat wij er ook aan zouden gaan. Bij het Hoornsediep zijn veel doden gevallen, maar ik weet niet of het nou Canadezen of Duitsers waren.'

<p>Bene Jonker (midden) vertelt. Jan Kuipers (links) luistert. - Foto: Stella Dekker, De Verhalen van Groningen</p>

Bene Jonker (midden) vertelt. Jan Kuipers (links) luistert. - Foto: Stella Dekker, De Verhalen van Groningen