Pioniersgeest

1600 tot 2019

Expositie: Veendammer Wind, Veendammer Pioniers

In 2019 vond ’Veendammer Wind’ plaats: een unieke voetbalopera als eerbetoon aan de inmiddels verdwenen SportClub Veendam. Ter gelegenheid van dit feest maakte De Verhalen van Groningen een expositie over Veendammer pioniers. Deze expositie was te zien tijdens de drukbezochte voetbalopera en een paar maanden later tijdens het grote wandelevenement Tocht om de Noord.

Expositie: Veendammer Wind, Veendammer Pioniers

Het kofschip Libra, thuishaven Veendam, ligt in 1859 voor de rede van Napels. - Onbekende schilder, Veenkoloniaal Museum

Een begrip als Veendammer Wind is spreekwoordelijk. Misschien is de ‘snakkerij’ wel een gezond tegengeluid tegen veel onzin. Journalisten die afreizen naar Het Hoge Noorden, in het bijzonder de veenkolonie Veendam – met als bekendste straatnaam de Langeleegte – kunnen de aandrang om na de barre tocht allerlei clichés de wereld in te slingeren vaak niet onderdrukken.

Drok, drok, drok

‘Honderd jaar geleden leden turfstekers en dagloners in Veendam en omgeving een bestaan in de bittere marge’, aldus het Financieel Dagblad in 2018. Een kleine kanttekening, nu vanuit de realiteit: de turfgraverij was in 1918 al een eeuw voorbij. Nadat het veen verdween, werd Veendam een bloeiend centrum van landbouw, handel en scheepvaart. Met een grote handelsvloot en het eerste kantoor van Lloyd’s op het Europese continent. Eén van de eerste Hogere Burgerscholen (een voorloper van de OSG Winkler Prins) in Nederland opende hier in 1868. Toen Veendammers een sociëteit wilden, haalden ze in 1883 zelf het gebouw van de Wereldtentoonstelling in Amsterdam. Daarmee was Veenlust een feit.

Kortom: drok, drok, drok. Tot in de tegenwoordige tijd toe. Veendammers drukten op heel wat terreinen hun stempel. En dat overal ter wereld, tot in Wildervank toe. Tien biografietjes van Veendammer pioniers vertellen dit verhaal.  

<p>Afgraven van het hoogveen rondom Veendam, geschilderd door J.S. Mancadan rond 1650. Foto Marten de Leeuw, Groninger Museum</p>

Afgraven van het hoogveen rondom Veendam, geschilderd door J.S. Mancadan rond 1650. Foto Marten de Leeuw, Groninger Museum

Adriaan Geerts Wildervanck – Durf- en turfkapitalist

Adriaan Geerts Wildervanck (1605-1661), de ‘stichter’ van Wildervank en Veendam, zouden we tegenwoordig een durfkapitalist noemen, iemand die risicovolle investeringen doet. Overigens niet altijd met evenveel succes.

Wildervancks afkomst was lange tijd onduidelijk. Zo dacht men in de negentiende eeuw dat hij een zoon was van een ‘opperjagermeester bij den graaf van Bentheim’. In werkelijkheid werd Adriaan Geerts in de Oude Ebbingestraat in Stad geboren als zoon van een smid. Hij verdiende eerst de kost als koopman en pachter van het Raad- en Wijnhuis aan de Grote Markt. In de jaren 1640 stortte hij zich op de turfgraverij. Hij vestigde zich eerst in Pekela en in 1647 verwierf hij de Wildervankster venen. Aan dit gebied ontleende hij zijn achternaam. Als woonhuis bouwde Adriaan Geerts de veenborg Sorghvliet aan de Bocht Oosterdiep in Veendam.

Succesvol in de exploitatie van het veengebied was hij niet. Wildervanck verslikte zich in de kosten van de aanleg van een infrastructuur. Hij moest een fors bedrag lenen bij een Amsterdamse koopman. Problemen met de terugbetaling leidden tot een lange reeks processen. In 1661 overleed Wildervanck. Hij werd bijgezet in de grafkelder van de onafgebouwde kerk van Wildervank.

Hendrik de Cock – Voorman van de ‘Cocksianen’

De scheuring van de Nederlandse Hervormde Kerk in 1834 liet het jonge Koninkrijk der Nederlanden op z’n grondvesten schudden. Een groep gelovigen verliet de nationale kerk omdat ze de leer te licht vonden, de eersten in het Groningse Ulrum. Zelfs het leger werd naar het Noorden gestuurd om de orde te handhaven.

De voorman van de kerkverlaters, de ‘afgescheidenen’, was Hendrik de Cock (1801-1842). Hij werd geboren in Veendam, waar zijn vader boer en vervener was.  Na 1812 groeide Hendrik verder op in Wildervank, waar De Cock sr. burgemeester werd. Na een studie Theologie werd Hendrik de Cock predikant in Eppenhuizen en Noordlaren, in 1829 werd hij beroepen in Ulrum. De Cock bekeerde zich daar tot de orthodoxe leer. Hij zette zich af tegen de in zijn ogen te vrijzinnige denkbeelden van de Nederlandse Hervormde Kerk. Omdat hij zich in pamfletten tegen collega-predikanten keerde en ook kinderen buiten zijn gemeente doopte, schorste het kerkbestuur hem in 1833. Het jaar erop werd hij zelfs uit zijn ambt gezet.

Met de Acte van Afscheiding of Weederkering van oktober 1834 keerden De Cock en zijn volgelingen de Nederlandse Hervormde Kerk de rug toe. De afscheidingsbeweging leidde tot het ontstaan van zelfstandige gereformeerde kerken naast de Hervormde Kerk.

<p>Pieter Hendriks Hazewinkel.&nbsp;Fotograaf onbekend, Gemeentearchief Veendam</p>

Pieter Hendriks Hazewinkel. Fotograaf onbekend, Gemeentearchief Veendam

Pieter Hendriks Hazewinkel – Via het Oosterdiep naar de Oost

Veenkoloniale schippers voeren in de negentiende eeuw op alle wereldzeeën. Het indrukwekkendst is wel de reis die de Veendammer kapitein Pieter Hendriks Hazewinkel (1804-1882) maakte. Van 1852-1854 voer hij met het fregatschip ‘Bernard Hertog van Saksen Weimar’ de wereld rond. De route staat op de aardbol die Hazewinkels graf op het kerkhof van Veendam siert.

De achttien maanden durende reis verliep verre van vlekkeloos. Toen Hazewinkel na een half jaar zeilen in San Francisco arriveerde, raakte zijn bemanning bevangen door goudkoorts. Californië was in deze tijd in de ban van de goudvondsten die van een eenvoudige sterveling een miljonair konden maken. San Francisco groeide van een dorp van 200 inwoners in 1846 uit tot een stad met 36.000 zielen in 1852. Hazewinkels bemanning voegde zich daar maar al te graag bij, zodat de kapitein nieuw personeel moest werven.

Via Hongkong bereikte Hazewinkel uiteindelijk Batavia. In beide havens raakte hij wéér zijn bemanningsleden kwijt. In de Indische hoofdstad stapten Fransen aan boord, omdat hun eigen schip gestrand was. Met hen zeilde kapitein Hazewinkel ten slotte via Kaap de Goede Hoop naar Brouwershaven in Zeeland. Van daar was het nog maar een kippeneindje naar zijn huis aan het Beneden Oosterdiep.

Anthony Winkler Prins – Dat zoeken we op

Anthony Winkler Prins (1817-1908) kwam in 1850 als doopsgezind predikant naar Veendam. De decennia erna drukte hij zijn stempel op tal van maatschappelijke ontwikkelingen.  Winkler Prins gaf onder meer de aanzet tot de oprichting van de Hogere Burgerschool, een kweekschool, de vrijmetselaarsloge Het Noorderlicht en de Eerste Groninger Tramway-Maatschappij – om maar een paar zaken te noemen.

Het is verbazingwekkend dat hij nog tijd had om af en toe op de preekstoel te staan, want als schrijver en redacteur was hij betrokken bij tal van almanakken en regionale kranten. Landelijke bekendheid geniet hij door de Geïllustreerde encyclopedie, die later zijn naam zou dragen. Dit naslagwerk verscheen van 1870-1882 in zestien delen.

In 1882 legde hij zijn ambt neer en verhuisde naar het Westen. Na zijn dood vond een dochter een briefje met daarop ‘Als ik mocht overlijden, dan mogen mijn vrouw en kinderen weten dat ik een lang en gelukkig leven heb gehad. Het bericht van mijn overlijden moet alleen geplaatst worden in de Nieuwe Veendammer Courant.’ Winkler Prins werd desalniettemin begraven in Voorburg. In 2005 werden zijn stoffelijke resten alsnog overgebracht naar Veendam.

<p>Gedenkbord met links het profiel van Willem Vroom.&nbsp;</p>

Gedenkbord met links het profiel van Willem Vroom. 

Willem Vroom – De V van V&D

Een straatnaam of gedenkbordje kon er tot nu toe niet af voor de bekendste ondernemer die de Parkstad ooit voortbracht. Als zo’n plaquette er ooit zou komen, dan is het pand van Babycare De Raad, hoek Kerkstraat-Oosterdiep, de meest geschikte plek. Daar liggen de wortels van wat zou uitgroeien tot Vroom & Dreesmann, kortweg V&D.

Willem (Willem Harmannus) Vroom (1850-1925) werd geboren als zoon van Bernardus Henricus Vroom, manufacturenhandelaar aan de Bocht Oosterdiep. Zijn opleiding kreeg hij op een kostschool in Arnhem, daarna leerde hij de kneepjes van het koopmansvak bij een familielid in Groningen. Vanaf 1867 bediende Willem als marskramer de ‘buitenklanten’ van zijn vader. In 1881 waagde hij de stap naar Amsterdam. Daar opende hij aan de Leliegracht een eigen manufacturen- en kledingzaak. In de hoofdstad raakte Willem bevriend met Anton Dreesmann. Ze begonnen in 1887 een gezamenlijke winkel. Daarmee was de basis gelegd voor de warenhuisketen die tot 2016 bestond.

De band tussen Willem Vroom en Veendam bleef bestaan. Volgens de overlevering was de ondernemer nog regelmatig in zijn geboorteplaats te vinden om er, bij de katholieke school aan de Schoolstraat, personeel te werven voor de Amsterdamse hoofdvestiging.

Bartha Rutgers-Mees – Revolutionaire uit Veendam

In het Museum van de Revolutie in Moskou hing geruime tijd een foto met het foute onderschrift ‘Gedelegeerde uit China’ – men wist niet meer wie deze vrouw was. In werkelijkheid betrof het geen Chinese, maar Bartha Rutgers-Mees (1879-1962), in Veendam geboren als dochter van de huisarts Willem Mees. Het huis waarin ze opgroeide staat nog altijd aan het Beneden Oosterdiep.

Bartha Rutgers vertrok kort na de Oktoberrevolutie van 1917 met haar echtgenoot Sebald naar Rusland om de communistische zaak te steunen. In Moskou werden ze door Lenin zelf ontvangen. Om de revolutionairen aan geld te helpen, smokkelde ze een partij geroofde juwelen naar Nederland om ze daar te verkopen. De diamantensmokkel kwam uit en was groot nieuws. Volgens geruchten waren de sieraden zelfs afkomstig van de vermoorde tsarina. Bartha kreeg een uitreisverbod en haar echtgenoot bleef tot 1927 in Rusland om leiding te geven aan een ‘industriële kolonie’. In 1927 voegde hij zich bij zijn vrouw in Amersfoort.

Het echtpaar woonde vanaf 1930 weer in de Sovjet-Unie, waar Sebald adviseur van infrastructurele werken werd. In 1937 keerden ze weer naar Nederland terug, nu definitief. Zowel Sebald als Bartha bleven tot hun overlijden overtuigd aanhangers van de Communistische Partij Nederland.

<p>Voetballers van Be Quick in 1917. Linksachter met de camera Evert van Linge. Fotograaf onbekend, Groninger Archieven<br />
&nbsp;</p>

Voetballers van Be Quick in 1917. Linksachter met de camera Evert van Linge. Fotograaf onbekend, Groninger Archieven
 

Evert van Linge – Een opbouwend voetballer

Hoeveel voetballers zullen zelf een voetbalstadion hebben ontworpen? In elk geval één: Evert van Linge (1895-1964), geboren in Veendam.

Van Linge was de zoon van een aardappelmeelfabrikant. Hij doorliep de Hogere Burgerschool in Veendam en studeerde daarna aan de Academie Minerva voor bouwkundig tekenaar. Na een tijdje in Amsterdam gewerkt te hebben, begon hij in 1920 aan het Gedempte Zuiderdiep in Groningen een architectenbureau. Daarnaast was Van Linge een begenadigd voetballer. Hij speelde eerst bij Veendam en stapte in 1915 over naar Be Quick. Met die club werd hij in 1920 landskampioen, als aanvoerder van het winnende elftal. In de periode 1919-1926 speelde Van Linge dertien interlands  en deed hij mee aan twee Olympische Spelen.

De vroege gebouwen uit het oeuvre van Van Linge zijn in de stijl van de Amsterdamse school, zoals het stadion De Esserberg van Be Quick in Haren (1920). In Veendam ontwierp hij onder andere woonhuizen aan de Sarastraat, Van Beresteijnstraat en Beneden Oosterdiep.

Duut van Goor – De Klapbrug

In heel wat Veendammer huishoudens balanceerde in 1950 de leesbril op het puntje van de neus. Aanleiding was de roman De Klapbrug. Die speelde in de fictieve plaats ‘Veendorp’. Daarin was met niet heel veel moeite Veendam te bespeuren. Een aantal Veendammers was ook als personage, onder verzonnen namen, in de sleutelroman herkenbaar.

De schrijversnaam Duut van Goor was ook een pseudoniem. Hierachter ging Johanna Herolina Duut (1906-1979) schuil, een geboren Veendamse. Haar vader was onder meer directeur van de Eerste Veendammer Electro-Bioscope in de Kerkstraat. In haar jeugd speelde ze viool bij de stomme films die haar vader vertoonde. Na het afronden van de HBS in Veendam studeerde ze Nederlands in Groningen. In 1932 vertrok Duut naar Nederlands-Indië, waar ze een betrekking kreeg als lerares. Hier trouwde ze ook met Hendrik Anton van Goor. Op Celebes schreef ze De Klapbrug. Na een jarenlang verblijf in een Jappenkamp en terugkeer naar Nederland werd het boek pas uitgegeven. 

Duut van Goor was een actief schrijfster van verhalen voor kranten en tijdschriften. Voor de RONO, de voorloper van Radio Noord, schreef ze hoorspelen. In 1973 ontving ze de Culturele Prijs van de provincie Groningen. 

<p>Henk Nienhuis.&nbsp;Foto&nbsp;Elmer Spaargaren, Groninger Archieven</p>

Henk Nienhuis. Foto Elmer Spaargaren, Groninger Archieven

Henk Nienhuis – ‘Mister Veendam’

Wanneer een duizendpoot een been breekt, loopt hij gewoon door. Dat geldt ook voor Henk Nienhuis (1941-2017). Als speler, trainer en directeur aan de Langeleegte kreeg hij verdiend de bijnaam ‘Mister Veendam’.

De verdienstelijke middenvelder begon zijn loopbaan bij VV Nieuw Buinen in zijn geboorteplaats. Daarna stapte hij over naar Veendam. Een week vóór zijn debuut in Jong Oranje liep hij in 1962 een gecompliceerde beenbreuk op. Na een jaar revalideren speelde hij nog geruime tijd aan de Langeleegte. Daarna werd hij trainer, een functie die hij combineerde met een baan als leraar Nederlands en Maatschappijleer aan de lts in Veendam. Eerst bij VV Buinen, daarna als assistent-trainer bij FC Groningen.

In 1984 stond Nienhuis weer op eigen benen, als hoofdtrainer van de BV Veendam. Hij leidde hij de club twee maal naar de Eredivisie, in 1986 en 1988.  Ook als (technisch) directeur betekende hij veel voor de club. De gedrevenheid van Nienhuis trok landelijk de aandacht. Een typerende uitspraak in dit verband: ‘Als je na 90 minuten nog leeft, dan is dat mooi meegenomen. Veenkoloniaals karakter. Wij stierven nog liever dan dat we aan de Langeleegte verloren.’

Bert Visscher – ‘Bertje Vis’

‘Druk, druk, druk’. Die drie zaken typeren de optredens van Bert Visscher (1960). De cabaretier, een zoon van de schrijver Kees Visscher, groeide op in Foxhol en Veendam. In het laatste jaar van de havo aan de RSG Winkler Prins richtte hij met vier anderen de cabaretgroep Filter op. Het gezelschap was actief van 1977 tot 1983.

In 1984 speelde Visscher zijn eerste solovoorstelling, ‘Desnoods geblinddoekt op één been’. De volgende programma’s maakten hem, gecombineerd met regelmatige televisieoptredens, een landelijke bekendheid. Toen Visscher in 2009 zijn tiende soloshow Stoffe jongens speelde – waaronder een maand lang in Carré – was hij de best bezochte komiek van Nederland. Zijn laatste programma heet veelzeggend Hij wordt vanzelf moe (2017).

Een vergelijking tussen Visscher en de Engelse komiek Tommy Cooper wordt vaak gemaakt. Die klinkt ook een beetje door in hoe het Algemeen Dagblad Visscher typeerde in een interview ter gelegenheid van diens 25-jarig theaterjubileum: ‘Groot, massief en geboetseerd uit Gronings veen met uitsparingen voor ogen die voortdurend pret priemen.’