Macht & Pracht

1933

Veren en bruggen over het Reitdiep

Wie nu over of langs het Reitdiep gaat, kan zich moeilijk voorstellen dat er tot ver in de negentiende eeuw tussen de stad Groningen en de Lauwerszee geen enkele brug was. Wie naar de andere zijde van het water wilde oversteken, moest gebruik maken van een ‘veer’.

Veren en bruggen over het Reitdiep

Aanlegplaats voor het pontveer over het Reitdiep bij café Hammingh: het vroegere veerhuis, ca. 1910-1915. - Foto: Collectie Groninger Archieven

Het Reitdiep was vanouds een van de belangrijkste verkeersverbindingen van de stad Groningen met de buitenwereld. Waterwegen waren over het algemeen – ijs en weder dienende – beter geschikt voor transport dan landwegen, die in ieder geval een groot deel van het voor- en najaar moeilijk of onbegaanbaar waren.
De veren waren daar waar nu bruggen zijn, vanaf Groningen richting Lauwerszee achtereenvolgens bij Wierumerschouw, Garnwerd, Roodehaan en Zoutkamp. Daarnaast zijn er nog enkele kleinere veren geweest, zoals bij de borg Allersma, vlakbij Ezinge.

De vaartocht van Groningen naar de Lauwerszee was vanouds een langdurige aangelegenheid. Het Reitdiep kende, oorspronkelijk als rivier de Hunze, getijdenwerking: een variërende diepte, afhankelijk van eb en vloed. Bovendien was het een sterk meanderende waterloop, met diepteverschillen in de binnen- en buitenbocht. In de loop der eeuwen werden verschillende bochten afgesneden. In 1385 was al een kronkel van de Hunze afgedamd en met een rak (recht verbindingswater) langs Wierumerschouw getrokken. In de zeventien eeuw volgden andere belangrijke afsnijdingen, zoals ‘De Swalve’, noordelijk van Oldehove in 1623, en de ‘Rakken’ of Kromme Raken, even zuidelijk van Winsum, in 1629. In 1660-1661 werd nog een moeilijke bocht bij Hekkum door het Adorper rak afgesneden.

Varen en veren

Een vaartocht van Groningen naar Oostmahorn, de Friese zijde van de Lauwerszee, kon lang duren: meestal enkele dagen, soms zelfs weken. Dit kwam door steeds groter wordende vrachtschepen met kiel, zoals schoeners, die nog altijd te maken kregen met lastige kronkels en vooral een ondiepe vaargeul, die geregeld gebaggerd moest worden. Overigens was de vaartocht voor veel kleinere platbodems wel een stuk gemakkelijker.
Het was daarom niet verwonderlijk dat de schepen zo weinig mogelijk in de weg gelegd moest worden. Bovendien waren beweegbare bruggen over een breed water als het Reitdiep een technisch ingewikkelde en kostbare aangelegenheid. Veren waren daarom een noodzakelijk kwaad. De regio's Westerkwartier en Hunsingo grensden weliswaar aan elkaar, maar daartussen liep het Reitdiep als een duidelijke waterscheiding. Er waren slechts enkele plaatsen waar men deze waterloop met een veerpont kon oversteken.

Wierumerschouw was een oversteek in een van de oudste wegverbindingen in Groningen: van het klooster Aduard naar het kloosterbezit Rodeschool bij Bedum. Dit veer en het veerhuis, tot in de achttiende eeuw bekend als Wasingehuis, was eigendom van het klooster en kwam na de Reductie in handen van de stad Groningen. Deze verkocht in 1769 het veerhuis en het bijbehorende recht van bediening van de scholle (voetveer), maar behield het onderhoud. Het veer bleef in werking tot 1887, toen er een draaibrug werd gebouwd, die ook de naam Wierumerschouw kreeg. Het veer werd verkocht aan café Hamming in Garnwerd en de voormalige eigenaar van het veer werd brugwachter. Nog altijd herinnert de Scholleweg bij Wierum aan dit vroegere veer.

Het veer bij Garnwerd dateerde van 1631. Door de aanleg van een rak enkele jaren daarvoor werd ‘Klein Garnwerd’ afgesneden van het dorp Garnwerd. Een belangrijk gevolg was, dat de inwoners van ‘Klein Garnwerd’ geen koren meer naar de dorpsmolen konden brengen. Na een verzoek van de gedupeerden stemden de Staten van Stad en Lande in met de instelling van een gratis veerdienst. Aan de waterzijde bij Garnwerd was het veerhuis, later café Hamming, een belangrijke halte- en pleisterplaats. Pas in 1933 kwam er een vaste verbinding in de vorm van een hefbrug.

<p>Een gezelschap poseert bij Roodehaan op de brug over het Reitdiep tijdens de offici&euml;le opening in 1906. &ndash; Foto: Groninger Archieven</p>

Een gezelschap poseert bij Roodehaan op de brug over het Reitdiep tijdens de officiële opening in 1906. – Foto: Groninger Archieven

Roodehaan en Zoutkamp

Dan volgt Roodehaan. Dit gehucht is vernoemd naar het veerhuis, tevens boerderij, reeds vermeld in 1622. Hier kwam een draaibrug gereed in 1906, compleet met brugwachtershuis. Het veer werd twee jaar later werd opgeheven. Deze veerdienst vormde eeuwenlang de belangrijkste verbinding tussen Hunsingo en het Westerkwartier, voor onder andere het transport van vee naar Friesland en Holland. Het veerhuis bij Roodehaan bleef nog in gebruik tot 1921 en werd daarna waterschapshuis van het Waterschap Reitdiep. Sinds 1947 is het een graanpakhuis.

De laatste oversteekplek, bij Zoutkamp, was een bijzondere, want er was geen landverbinding aan de overzijde. Wie naar Friesland wilde, kon met de veerdienst naar Schiermonnikoog, die onderweg Oostmahorn aandeed. Aan de Reitdiepskade (18a) staat nog een reconstructie van het in 1970 afgebroken ‘oude veerhuis’, dat nooit een echt veerhuis schijnt te zijn geweest en nu een vakantiewoning is. In 1877 kwam bij Zoutkamp de afsluiting van het Reitdiep gereed, met de Reitdiepsluizen en een brug als verbinding met Friesland.

<p>Stoomboot Sophia voor de sluis Zoutkamp, ca. 1903. - Foto: Collectie Groninger Archieven</p>

Stoomboot Sophia voor de sluis Zoutkamp, ca. 1903. - Foto: Collectie Groninger Archieven