Macht & Pracht

1945

'De Korenbloem' aan de sloophamer ontsnapt

Koren- en pelmolen 'De Korenbloem' mag zichzelf een geluksvogel noemen. Want in de jaren zestig van de vorige eeuw zag het er slecht voor hem uit en was hij eigenlijk rijp voor de sloop. Met één roede en dus maar twee wieken, een gehavende kap en een afgebroken stelling leverde hij een trieste aanblik op in het hart van Vriescheloo. Gelukkig heeft de gemeente Bellingwolde er die ene gulden voor over gehad, waarmee ze eigenaar werd van de oude reus. Er volgde een grote restauratie in 1973, waardoor 'De Korenbloem' weer een zekere toekomst kreeg.

'De Korenbloem' aan de sloophamer ontsnapt

De Korenbloem stond bijna twintig jaar midden in Vriescheloo met maar één roede. - Foto: collectie B.D. Poppen, Historische Kring Noordelijk Hunsingo

Molens horen bij Nederland, bij ons cultureel erfgoed. Van de 9000 molens die in de Gouden Eeuw onze economie draaiend hielden, zijn er nu nog ongeveer 1100 over, waarvan zo'n 80 in Groningen. In 1407 werd er voor het eerst geschreven over een windmolen bij Alkmaar, maar er moeten al veel eerder molens gedraaid hebben in ons land, want de ontwikkeling was duidelijk al een tijdje gaande. Aanvankelijk bouwde men standerdmolens. Houten exemplaren die in het geheel, draaiend om de standerd, op de wind gezet moesten worden. Op het moment dat de 'bovenkruier' was bedacht, waarvan alleen de kap hoefde te draaien, kon men veel grotere molens gaan bouwen, deels van steen, met opslagruimte en met een grotere vlucht: zwaardere wieken voor meer rendement.

Eind 18e eeuw bestonden industrieterreinen bij de steden voornamelijk uit molens. Houtzaagmolens zaagden met veel kabaal Scandinavisch hout voor de scheepsbouw. Oliemolens kneusden het lijnzaad voor olieverf. Papiermolens maakten papier waarop bijvoorbeeld zeekaarten getekend konden worden, iets waarin ons land uitblonk in die tijd. Poldermolens zorgden ervoor dat men de voeten droog hield en dan waren er natuurlijk de koren- en pelmolens, voor het malen van graan en het pellen van gerst. Maar toen in de 19e eeuw de industriële revolutie zijn intrede deed, met stoommachines, dieselmotoren en vervolgens elektriciteit, raakten veel industriemolens buiten gebruik en werden uiteindelijk gesloopt.

In bedrijf

Stellingmolen 'De Korenbloem' is gebouwd in 1895 door molenmaker Siefken uit Blijham in opdracht van Karl Rautenberg uit Bourtange, die de molen acht jaar zou laten draaien. Voor 'De Korenbloem' werd de onderbouw nieuw gemetseld; de achtkantige houten opbouw was van een oliemolen uit Scheemda, al gebouwd in 1803. De molen werd heringericht als koren- en pelmolen, maar de roetsporen van het fornuis, waarop de gekneusde lijnzaden werden verwarmd, zijn nog altijd zichtbaar. Rautenberg draaide met twee koppels maalstenen voor graan en een pelsteen voor het pellen van gerst tot gort. Hij deed zijn molen over aan molenaar Bruining die er tot 1924 zijn boterham mee verdiende.

De volgende molenaar was Jacob Sanders. Hij verliet zijn standerdmolen in Sluis, Zeeuws Vlaanderen, om in Vriescheloo een toekomst op te bouwen. Waarom hij tot deze 'emigratie' besloot is niet bekend. Misschien zag hij het als een vooruitgang, zo'n grotere molen. Zoon Marius volgde zijn vader halverwege de oorlog op. Heel kort was R.G. te Velde eigenaar, voor de molen in 1967 eigendom werd van de gemeente Bellingwolde.

Op hol

Grote rampen hebben zich niet voorgedaan rond 'De Korenbloem'. Ooit moet er een pelsteen dwars door de molenmuur geslingerd zijn nadat de molen op hol sloeg, wat aangeeft wat voor enorme krachten zich dan ontwikkelen. In 1935 werd een roede verspeeld, waarschijnlijk ook nadat de molen op hol sloeg. Niet niks, want dan mis je meteen twee wieken van de vier. Er werd een tweedehands roede bijgestoken. Lang heeft die roede het niet gehouden: tot 1944 om precies te zijn. Kort daarna kreeg de molen een maalinrichting op elektromotor en bleef hij met één roede staan tot de restauratie in 1973.

Nu wordt er goed voor hem gezorgd. Vrijwillige molenaars Harm Prenger en Remko Verstok laten hem regelmatig 'voor de Prins draaien', onbelast. Het grootste spoorwiel van de provincie Groningen, met 113 kammen, brengt de bonkelaar in beweging, bovenop de koningsspil waar alles om draait. Laat de molenaar vertellen over de vang, de neuten en het luien. Een rondgang door de molen maakt dat je respect voelt voor de bouwers en voor de molenaars die konden leven van de wind.

<p>Molen &#39;De Korenbloem&#39; in volle glorie. - Foto: Wikimedia Commons</p>

Molen 'De Korenbloem' in volle glorie. - Foto: Wikimedia Commons