100 jaar vrouwenkiesrecht , Pioniersgeest

1866 tot 1924

‘Vrouw Snakenborg’

‘Vrouw Snakenborg’, zwierf rond door het Westerkwartier in de eerste decennia van de vorige eeuw.

‘Vrouw Snakenborg’

'Vrouw Snakenborg' vereeuwigd in staal aan de Hooiweg in Lucaswolde. – Foto: Els Zwerver

‘Vrouw Snakenborg’ was op 3 mei 1866 geboren te Middelstum als Gezina, dochter van tolpachter Pieter Lutmers en Hinderika ter Veer. Ze werd gereformeerd opgevoed. Na haar schooltijd werd ze dienstmeid, zoals vele vrouwen destijds, te Tjamsweer. In juni 1884 huwde ze daar smid Hendrik Snakenborg. Na hun huwelijk vertrokken ze naar Groningen. Daar werd in april 1885 zoon Christiaan geboren. Maar in mei van dat jaar keerden ze terug naar Appingedam. In april 1885 vestigden ze zich in Farmsum, waar Hendrik als ‘grofsmid’ werd ingeschreven in het bevolkingsregister. Daar werd november 1887 hun dochter Aagtje geboren, die al in augustus daarop overleed.

Verhuizing naar Aduard

In oktober 1891 verhuisden de Snakenborgs naar Aduard, waar Hendrik ook weer grofsmid was, aan de Grootestraat. Inmiddels waren er enkele kinderen op jonge leeftijd overleden en was een levenloos kind geboren. Gezina had ongetwijfeld veel verdriet van al die jong overleden kinderen. Ze verdoofde haar leed met sterke drank en zocht troost of vermaak bij andere mannen. Dat alles was reden voor Hendrik om een echtscheiding aan te vragen, toentertijd iets bijzonders. Op 6 april 1898 was de uitspraak. Gezina verbleef toen in Groningen. De destijds enige geldige reden voor echtscheiding was overspel. Inderdaad was ze op de Aduarder Kermis in 1897 gesignaleerd met een ‘vreemd manspersoon’ en in september daarop was ze vreemd gegaan met een zekere Hasselbroek van Helpman (toen gemeente Haren).

Verslaving

Maar dat was niet het enige: Hendrik voerde aan dat Gezina verslaafd was aan sterke drank. In haar dronkenschap sloeg ze huisraad stuk of verkocht dat om er drank voor te kopen. Door haar gedrag verliep Hendriks smederij, eertijds ‘een bloeiende zaak’: mensen ergerden zich aan Gezina’s uitspattingen en gunden hem geen opdrachten meer. Bovendien mishandelde Gezina haar man. Zij sloeg hem en schold hem uit voor ‘Sodomiter, hoerlooper, zwijn’ en meer, in het bijzijn van de kinderen en anderen. Kortom: de ondergang van het hele gezin dreigde.

In mei 1898 vertrok Hendrik met twee kinderen naar Groningen. De 3 jaar oude Aaltje was inmiddels overleden in Aduard. In december van dat jaar trouwde de toen 38-jarige Hendrik met de 24-jarige Jantje Beuving. De naam van Gezina werd ‘doorgehaald’ in het bevolkingsregister van Aduard, in 1899. Officieel woonde ze echter al per 9 april 1897 in de stad Groningen. Maar dat zou niet zo blijven.

Zwervend bestaan

Toen de zoon Christiaan van Hendrik en Gezina in maart 1914 trouwde, werd vermeld dat de moeder van de bruidegom een rondzwervend bestaan leidde. Hendrik was toen smid in Nieuwe Pekela. Gezina was al eerder dakloos. Omstreeks 1910 lag de ongeveer 18-jarige Hendrik Antonie Bakker te slapen in de bedstee bij de koestal in een boerderij. Hij ontwaakte door het gerinkel van melkbussen, buiten de staldeur. Toen hij ging kijken, zag hij vrouw Snakenborg room uit de melkbussen scheppen. Hoewel betrapt, liet ze zich niet zomaar van de wijs brengen. Ze begroette Hendrik met een waterval van woorden en een keur aan bijbelteksten, zoals van Jezus die van korenaren at en koning David die broden kreeg. Daarom vond ze dat haar ook iets toekwam. Desondanks vond Hendrik dat ze moest stoppen.

Westelijk Groningen

In de navolgende jaren zwierf Gezina vooral door westelijk Groningen. Ondanks haar scheiding was ze bekend als ‘Vrouw Snakenborg’. Vaak gaf ze zich uit voor ‘zakkennaaister’. Ze overnachtte in droge sloten, bij boeren in schuren of in het hooi, of, in 1923, in een varkenshok in Eenrum. Eens verscheen ze tegen het middageten op boerderij Schelligeheert te Groot Wetsinge. Daar kreeg ze een bord eten dat ze, gezeten op de regenbak, opat. Elders kreeg ze hutspot, waar de zuinige boerin geen spek of worst bij gedaan had. Vrouw Snakenborg vond dat ze wel iets ‘hartigs’ moest hebben. De boerin, die toestemde, kreeg als dank een bijbelse zegen.

Vrouw Snakenborg had enkele ‘vaste’ verblijfsplaatsen, zoals de bosjes bij de kerk van Wetsinge, waarin ze psalmen, smartlappen en volksversjes zong. Ook was ze vaak te vinden op de Wolddijk tussen Bedum en Sauwerd, waar ze in de sloot haar kleren waste en te drogen legde in de bosjes. Ze droeg veel kleren met onder haar rok een touw om haar middel, waaraan een mes en een theeketel: bij boerinnen vroeg ze heet water voor thee. Heel wat kinderen waren bang voor het ‘boswiefke’, maar anderen waarschuwde ze voor gevaar.

Gezina overleed op 58-jarige leeftijd te Deventer als ‘koopvrouw’. Bekend was ‘Vrouw Snakenborg’ vooral in het Westerkwartier: rondzwervend van Boerakker tot Briltil, van Feerwerd tot Faan, van Kommerzijl tot Kornhorn. De herinnering aan haar leeft voort in een kunstwerk, gemaakt door Jan Bouma uit Lucaswolde, aan de Hooiweg aldaar.

Bronnen:
Groninger Archieven – loketvoorliefenleed.wordpress.com
Martje Grondsma-Wiersma, Jonge verhalen van oude mensen (Leek s.a.)