Macht & Pracht

Zie ginds komt de trekschuit

Tot ver in de zeventiende eeuw reisde men, al naar gelang rang en stand, te voet, te paard, met paard en wagen of met de koets. Het Hogeland was bereikbaar via wegen die langs de Hunze (nu Reitdiep) via Adorp, Sauwerd en Winsum en verder liepen: hobbelige, vaak modderige, onverharde wegen die in de winter en in regentijden vrijwel onbegaanbaar waren. In die tijd liepen er twee stroompjes van noord naar zuid die bij Menkeweer samenkwamen en richting het even zuidelijker gelegen Onderdendam in het Winsumerdiep uitkwamen.

Zie ginds komt de trekschuit

De snikke, getrokken door een paard met 'scheepsjager'. – Prent: Middelen van vervoer, Jan de Haan, 1875 – 1903, collectie Rijksmuseum

Op de kaart van De Heerlijkheid Groningen van A.F. de Wit uit 1660 blijkt dat daarin verandering is gekomen. Daarop staat aangegeven dat het linker (westelijke) stroompje is verlengd en er, waarschijnlijk in de jaren rond 1650, een vaart is gegraven naar het dorp Warffum met een aftakking richting Rasquert en Ulrum. Beide dragen de naam ‘Trekvaart’. Ook richting Uithuizen is een vaart gegraven vanuit Onderdendam. Dat moet een hele klus zijn geweest, want grote machines zoals wij nu hebben, waren niet voorhanden.

Dienstregeling

In 1660 wordt een dienstregeling voor de trekvaart vastgesteld. De veerdienst vaart tweemaal daags van en naar de Stad. Als je de eerste trekschuit, of snikke, wilde nemen moest je vroeg opstaan! Hij vertrok ‘s zomers om 3 (Ulrum, Uithuizen) of 4 uur (Warffum, Kantens)’s morgens. De tweede vertrok om 4 uur ’s middags. ’s Winters, van oktober tot maart, vertrok het schip ’s ochtends twee uur later en ‘s middags twee uur eerder. In de achttiende eeuw werd de dienstregeling teruggebracht naar eenmaal per dag, en zo bleef het tot eind negentiende eeuw. Het was een strakke dienstregeling waar strikt de hand aan gehouden werd. Er voeren ook nog andere schepen, zoals de beurtschippers die vee en vracht vervoerden. Zij moesten de trekschuit voorrang verlenen en in de havens niet in de weg liggen.

Sneller dan lopen

Het reizen over water was een uitkomst waar velen gebruik van maakten. Het ging (iets) sneller dan lopen en je werd niet door elkaar geschud op een oncomfortabele wagen of in een koets. Langs de trekvaart lag de trekweg of het jaagpad, waarlangs het paard met zijn berijder, de scheepsjager, het schip voorttrok. De scheepsjager was vaak óf heel jong, een jonge boerenzoon, óf vrij oud. Oudere mannen die het boerenwerk niet meer konden doen en toch nog wat wilden verdienen. Onderweg waren er diverse haltes om passagiers in en uit te laten stappen en het paard even te laten rusten.

Onderdendam was hierbij een belangrijk knooppunt. De schepen vanuit de stad konden van daaruit richting Winsum, Ulrum, Warffum en Uithuizen. Eeuwenlang was Onderdendam een welvarend dorp, het middelpunt van het noorden.

Mysteries rond een herberg

Richting Warffum kwamen er nog twee haltes na Onderdendam. De eerste bij Haantil waar de trekwegen richting Ulrum en Warffum scheidden en de laatste bij Biewketil. Over de Biewketil liep een weg naar de Warffumborg of Sickingeborg. Het trekpaard, het jagertje, de schipper en de passagiers konden daar even rusten en een opkikkertje halen in de herberg ‘Rust een weinig’ die langs de trekweg stond. De borg is in de loop van de achttiende eeuw verdwenen - alleen het schathuis is overgebleven en nog steeds in gebruik - maar de herberg heeft de tand des tijds doorstaan en staat nog steeds aan de Trekvaart, die later Warffumermaar is gaan heten.

Wanneer de herberg precies is gebouwd, is niet duidelijk. Waarschijnlijk is het wel een van de oudste, nog bestaande, herbergen in Nederland, maar er zijn er meer die aanspraak maken op die titel. Uit scherfvondsten blijkt dat er al rond het begin van onze jaartelling gewoond werd en bij restauratiewerkzaamheden kwamen er bijzonderheden aan het licht die erop wijzen dat hij er wellicht in 1660 al stond. Hij staat in ieder geval aangegeven op een kaart van de Warffumer schoolmeester Geerdts uit 1683. Zo bleek dat de fundering van het huis bestond uit koeienhuiden die, afgesloten in de grond, keurig intact waren gebleven, maar eenmaal aan de lucht blootgesteld snel verpulverden.

Ook werden resten van een tunnel, gebouwd met kloostermoppen aangetroffen, men denkt dat deze naar de borg geleid moet hebben. Maar waarom? En waren de kloostermoppen afkomstig van het opgeheven Warffumer klooster? Dat blijft een mysterie. Er zal heel wat zijn voorgevallen in de loop der eeuwen, voorvallen die de naam van de herberg geen eer aan deden. Als de muren konden spreken dan zou er nog veel meer los komen dan de paar verhalen die nu nog de ronde doen over vechtpartijen, doodgestoken of in de trekvaart gegooide mannen. Zulke verhalen zullen zeker breeduit verteld zijn tijdens de lange zit in de roef van het schip.

Rust in de herberg

Ruim twee eeuwen lang was de snikke hét vervoermiddel op het platteland. Dit veranderde toen eind negentiende eeuw de trein op het toneel verscheen. Na de opening van de spoorweg (1893) viel de trekvaart terug en werd het in de twintigste eeuw stil in de herberg. Het oprukkende gemotoriseerde vervoer nam het over en raast nu ‘Rust een weinig’ voorbij. Alleen het zorgvuldig gerestaureerde interieur en het in ere gehouden uithangbord getuigen nog van een lang en bewogen verleden.

<p>Herberg &#39;Rust een weinig&#39; aan het Warffumermaar in 1965. &ndash; Foto: E. de Graaff, collectie Groninger Archieven</p>

Herberg 'Rust een weinig' aan het Warffumermaar in 1965. – Foto: E. de Graaff, collectie Groninger Archieven

 

Met dank aan Claudia Klein Woolthuis - Ronda

 

Bronnen:
De Atlas van Kooper, oude kaarten van de provincie Groningen, Meindert Schroor, 2003
Tot gemak van den reisenden man, met de trekschuit van Groningen naar Warffum, Fons van Wanroy, 2000
Beeldbank Groningen