Grensland

1875 tot 1955

Cornelis Jetses’ koloniale illustraties

De bekende personages Ot en Sien kregen aan het begin twintigste eeuw een gezicht. De Groningse illustrator Cornelis Jetses (1873-1955) tekende een groot aantal plaatjes voor de educatieve boekjes van Uitgeverij Wolters. Zowel de Ot en Sien-boekjes als het leesplankje met ‘Aap Noot Mies’ werden geliefde leermiddelen in Nederland. Eveneens een succes, maar minder bekend, was het werk dat Jetses tekende voor het onderwijs in Nederlands-Indië, het huidige Indonesië. Met koloniale bril tekende Jetses prachtige illustraties, waarnaar gekeken kan worden met zowel verwondering als een kritische blik.

Cornelis Jetses’ koloniale illustraties

De tropische natuur, door C. Jetses, uit: Ot en Sien in Nederlandsch Oost-Indië.

Cornelis Jetses werd in 1873 geboren in Groningen en al tijdens zijn kinderjaren kwam zijn liefde voor tekenen naar voren. Hij verliet het huis nooit zonder schetsboekjes en haalde vaak inspiratie uit zijn directe omgeving. Op twaalfjarige leeftijd mocht hij starten aan de Kunstacademie Minerva en na enkele jaren in Duitsland te hebben gewerkt, studeerde hij aan de Rijksacademie in Amsterdam. Al die tijd bleef Jetses contact houden met Uitgeversbedrijf Wolters in Groningen.

Nieuwe lesmethode

Nadat de leerplicht in Nederland was ingevoerd voor kinderen tot twaalf jaar, ging Uitgeverij Wolters aan de slag met nieuwe lesmethoden. Schrijvers Ligthart en Scheepstra schreven de boekjes over Ot en Sien en Jetses werd gevraagd passende illustraties hierbij te maken. In 1902 verscheen het eerste boekje met de twee kleuters en in de jaren daarna nog vier deeltjes. In 1906 volgde het Leesplankje Aap Noot Mies. Na een doorslaand succes in Nederland, keek Uitgeverij Wolters naar een nieuw afzetgebied voor de lesmethode en Nederlands-Indië leek hiervoor uitermate geschikt.

'Verindischen'

Een nieuwe lesmethode voor de leerlingen in de kolonie sloot daarbij aan. Aan de heer Mann, hoofd der Lagere School in Batavia, het huidige Jakarta, werd gevraagd de teksten van de lesboekjes te ‘verindischen’. Cornelis Jetses stemde toe de illustraties aan te passen, maar deed dat wellicht met de nodige aarzeling. Hij was nog nooit in ‘de Oost’ geweest en een werkbezoek behoorde ook niet tot de mogelijkheden. In eigen land probeerde hij zich zo nauwkeurig mogelijk een beeld te vormen van het leven daar. Hij trok naar het Koloniaal Instituut in Amsterdam, bestudeerde foto’s, las boeken, voerde gesprekken met verlofgangers en vroeg studenten uit Indië om in Indische kledij voor hem te poseren.

Indische Ot en Sien

Niet alle verhaaltjes werden grondig gewijzigd, maar de illustraties moesten wel allemaal geheel opnieuw. Waren ‘Ot en Sien’ in de oude versie afkomstig uit een arm milieu, in de Indische boekjes wonen ze in een groot wit landhuis en hebben ze verschillende bedienden. Ook dragen ze geen jurk met schortje, blouse met korte broek en klompen, maar witte pakjes en strohoedjes. En ze spelen niet in het gras in de modder, maar in een tropische omgeving met palmbomen. Ze vinden in de tuin zelfs een slang en ze gaan ter ontspanning naar een waterval. Niet wandelend, maar met een sado, een klein rijtuigje.

Indisch leesplankje

Na de boekjes over Ot en Sien in Indië volgde ook een aangepaste versie van het leesplankje in 1916. Het bekende riedeltje van aap noot Mies werd vervangen door Jaap Gijs Dien. Het verhaal bij de vertelselplaat werd aangepast en de meeste woorden werden vervangen. De typisch Hollandse woorden lam en schapen werden vervangen door het huis en een schip. Een opvallend nieuw plaatje was die van boe, een inheemse vrouw met witte blouse. Een baboe was in koloniale tijd bij de Nederlands-Indische elite een vrouwelijke kinderoppas of bediende. Zo werd een rijtje woorden samengesteld die voor kinderen in Nederlands-Indië beter herkenbaar was.

'Indisch geworden'

De aangepaste boekjes en de nieuwe illustraties van Jetses werden in Indië lovend ontvangen en er volgden veel herdrukken. In 1911 stond in de krant Nieuws van den Dag te lezen dat de boekjes van Ot en Sien goed ontvangen waren en zelfs ‘specifiek Indisch geworden’ waren. Auteur Jan Niemeijer schreef in zijn overzichtswerk Kijk, Ot en Sien dat Jetses ‘met zijn illustraties de sfeer van de tropen zo uitstekend getroffen’ had dat ‘velen ervan uitgingen dat hij ergens in Nederlands-Indië moest wonen!’. Dat Jetses uitstekend werk had afgeleverd staat buiten kijf. De sfeer die hij getroffen had was destijds, zeker voor de kolonisator, prachtig.

Perspectief

Vandaag de dag kunnen we er vanuit post-koloniaal perspectief anders naar kijken. Jetses tekende een ideaalbeeld vanuit koloniaal perspectief. De kolonisator liet zich in huis bedienen door de baboe, de kokkie en de koelie, maar ze komen nergens aan het woord. Inheemse personages werden mooi weergegeven, maar bijna altijd in ineengedoken houding. Bij een bezoek aan de soos was er voor hen geen plaats. Door deze scheidslijn van werelden werd slechts de ideale wereld van de kolonisator gepresenteerd. De wereld van Ot en Sien is daarmee niet zo onschuldig als ze lijkt. De prachtige prenten van Jetses zijn cultuurmonumenten geworden die een blik werpen op vervlogen tijden en veranderde opvattingen.

Voor dit artikel is onder andere gebruik gemaakt van de volgende literatuur:
Jan A. Niemeijer, Kijk, Ot en Sien. Een klassieker in de Nederlandse jeugdliteratuur (Drachten 1991).
Amalia Astari en Rick Honings, Met Ot en Sien naar Indië. Kritische kanttekeningen bij een klassiek kinderboek. (Leiden 2018).